Jaarboek De Fonteine. Jaargang 1980-1981 (2 delen)
(1981)– [tijdschrift] Jaarboek De Fonteine– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een nog onbekend tafelspel in een bundel vrome en ascetische gedichten door Patricia Lammens - PikhausIn het handschrift 905 dat in de Gentse universiteitsbibliotheek wordt bewaard en overwegend vrome en ascetische spreuken en gedichten bevat, troffen we toevallig een tot nog toe onbekend ‘Tafel speelken’ van vrolijke aard aan. Het handschrift bestaat uit 46 bladen papier en 1 schutblad: het eerste blad bleef ongenummerd, de volgende werden met inkt gefolieerd van 1 tot 44 en het laatste blad kreeg in potlood het nummer 45. Vooraf werden 3 bladen en resten van 3 afgeknipte bladen met Latijnse tekst bijgebonden. Op het schutblad achteraan werd een stukje papier gekleefd met gegevens over de betaling van de kopiïst, plaats, datum en bedrag: ‘ghegheuen aen Jaques clauwaert tot 7eeckenGa naar voetnoot(1) in aelmoessen vanden jare xvjc en xxxiiij tich totten some van iij £(pond) vi s(chellingen) iij g(rote)n’. Op f. 45v (eigenlijk 46v) vinden we onder een zotheidsgedicht met de beginregels ‘Meest al de werelt is nu verkeert // Want dat gheslachte van Sotteghem is zeer vermeert...’, de datum IX Junius 1634. Ook op f. 7r en 21v komt, telkens in de marge, de aanduiding 29 meij 1634 voor. De tekst van het tafelspel zelf, die f. 41r tot en met f. 44r beslaat, wordt op het einde gedateerd: anno domini 1631 den viij Julius. Het handschrift dateert dus uit de eerste helft van de zeventiende eeuw en werd door één hand geschreven. Het tafelspel echter kan ouder zijn en is naar geest en inhoud nog een echt rederijkersprodukt. De naam van de auteur is ons niet bekend en hoewel aan het einde van het spel misschien een allusie wordt gemaakt op de kamer waartoe hij behoorde of waarvoor het stuk geschreven werd, kunnen we niets met zekerheid zeggen over de spreuk ‘Alst Godt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
belieft zalt beter wesen’ of over de aanduiding ‘crancke lemen’Ga naar voetnoot(2). Het spel wordt in de titel ‘een tafel speelken’ genoemd, een genre dat in de XVIde en eerste helft van de XVIIde eeuw een grote populariteit kende. Het wordt opgevoerd door twee personages, telt slechts 169 verzen en ook de inhoud, een woordenwisseling zonder veel actie, laat vermoeden dat we met een vertegenwoordiger van dit genre te maken hebben. Toch zijn de allusies op een aanwezig feestgezelschap en op de tafel, die onontbeerlijk zijn in de meeste tafelspelenGa naar voetnoot(3), hier schaars. Zo kunnen we v. 26 ‘Hier lijtter zoo vele / ten dansse en ten spele/’ misschien interpreteren als een toespeling op het feest waarbij het tafelspel werd opgevoerd. Zeker is dat Wauter vers 157 tot het publiek richt en daarin hulp en bescherming vraagt als de baljuw dan toch zou komen opdagen. Belangrijk is deze tekst omdat hij onder de tafelspelen, die een man en een wyf ten tonele brengen, een van de weinige is waarin de vrouw nu eens niet de bazige en overheersende rol wordt toebedeeld. In de ons bekende tafelspelen waarin de man-vrouwrelatie aan bod komt, zijn de mannen vaak dronken of dwaas, wat dan weer de woede van hun partner teweegbrengtGa naar voetnoot(4), of moeten ze een ongewoon bazige echtgenote verdurenGa naar voetnoot(5). Wauter en Beerte staan in een enigszins andere verhouding. Hun namen alleen al geven heel wat informatie en verwijzen het tafelspel naar de komische sfeer. De voornaam Wauter wordt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doorgaans geassocieerd met de uitdrukking ‘wildeman wouter’, wat zoveel betekent als ‘ruwe, onbeholpen, lompe kerel’Ga naar voetnoot(6). Ons personage doet zijn naam inderdaad eer aan. Op Beertes vraag ‘En wat comt ghij hier doen / ghij stauten wijgant?’ (v. 44), komt hij zonder meer voor zijn bedoeling uit: ‘om bij v te slapen. // Consenteert ghij mij dat niet / ghij breemuijl, ghij lancktant?’ (v. 45). Wanneer hij zichzelf dan voorstelt, blijkt dat hij alleen uit is op een financieel interessant huwelijk: ‘Ick heete Wauter dicksteert die gheeren aen een // Rijcke vrauwe saude gheraken.’ (v. 57). Dat is ook de reden waarom na een aanvankelijk gunstige evolutie, zijn relatie met Beerte grondig verknoeid wordt: de opsomming van Beertes bezit kan hem niet tot een huwelijk bewegen: ‘Ghij arm Sottinne / wat wilt ghij v tot hauwen moijen! // Neen, ghij en hebt mij niet aen de koorde’ (vzn. 141-42). Hij gaat zelfs zo ver, haar kleine huisraad te vertrappelen. Beerte, het tweede personage, is evenzeer een komisch type bij uitstek: ze is inlelijk en mager, heeft rode druipogen en grote tanden. Bovendien verwijst haar naam naar Die Evangelien vanden Spinrocke, een 15de-eeuws volksboek waarin de auteur gedurende zes avonden, zes oude vrouwen laat optreden om onder het spinnen, voor buurvrouwen hun materie, allerlei gangbare bijgelovigheden, uiteen te zettenGa naar voetnoot(7). De verschillende vrouwen die hun evangelie zullen meedelen, worden in de inleiding en aan het begin van elke avond genoemd. Eén van hen is Berte vanden horen. Zij komt als laatste op zaterdag aan de beurt en ‘was vanden ouderdom omtrent van lxxx iaren of meer’Ga naar voetnoot(8). De tekst van ons tafelspel geeft geen verdere aanduidingen over de leeftijd van Beerte maar uit verschillende tekstplaatsen blijkt dat ook zij spinster is. De eerste aanduiding treffen we aan in verzen 61-63 waar ze haar ‘spillen’ laat vallen en Wauter vraagt ze op te rapen. Als Wauter haar op zijn beurt verzoekt zijn broek op te trekken, maakt ze de bedenking: ‘ic saude te wijlent wel een spilleken // Garens verletten’ (v. 103); maar toch zal ze instemmen want ‘Ick hadde toch goets genouch / cost ick slechts eenen man crijghen’ (v. 105). Uit de opsomming van haar bezittingen blijkt dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zij met spinnen aan de kost moet zien te komen: ‘haspen /, spillen, werdelen en oock mijnen // Spinrock’ (v. 129). Beerte is pas weduwe geworden, haar man is nu ‘vullick doot drij daghen’ (v. 11) en haar toestand bevalt haar in het geheel niet. Ze wil zo vlug mogelijk al het nare vergeten en zal proberen opnieuw een man aan de haak te krijgen: ‘En zal mij niemant comen // Minnen’ (v. 27); ‘Saude hij mij wel comen minnen? // Waer dat waer /, ick en wist van blijschap wat beghinnen’ (v. 38); ‘Ick hebbe sitten haecken / nae eenen man /’ (v. 59) en het duidelijkst is misschien nog wel de volgende passage: ‘Mij gheeft wonder waerom dat zoo van minnen rase’ (v. 85) en de verzen 89-91: Maer al is hij een lutsken drollich van clappe /,
Want hij hem tot vrou Venus weerck wel recken,
Hij zal mij zeer wel tot vreught verwecken.
Als Wauter haar dan uiteindelijk gekust heeft, is dit voor haar het sein dat een huwelijk in overweging kan worden genomen: ‘Aij mij /, dat helpt mij tot op mijn ziele /!// Maer Wauter, oft oock eens zoo geviele / // Dat wij hauden te gare / ...’ (vzn. 121-22). Ze is dus een van de vele min- en trouwlustige vrouwen die we zo vaak in de komische literatuur aantreffen en de beeldspraak die door Wauter wordt gehanteerd (nastelen), zal wel door iedereen begrepen wordenGa naar voetnoot(9). En al heeft Wauter haar bezit vernield en dreigt zij met de baljuw, toch neemt zij aan het einde alle schuld op zich (vzn. 165-68): Maer twaer van doene dat elck manneken zijn wijueken vonde /.
Maer om dat ic van zulcx niet en wiste van vele,
Daerom moet ick blijuen een arm simpel quele.
Heeft de auteur van dit tafelspel het gehouden bij de stereotiepe figuren en motieven uit de komische rederijkersliteratuur, dan heeft hij toch opmerkelijk veel aandacht geschonken aan de opbouw van het stuk. We kunnen de structuur misschien het best schematisch weergeven:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bij de translitteratie van de tekst hebben wij de volgende regels in acht genomen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f. 41r Een Tafel Speelken van twee // Persoonagien / Een man gheheeten // Wauter dick-steert / en een vrauwe // ghenaempt / Beerte /11[regelnummer]
Och nu mach ick wel huijlen / om mijnen JanGa naar voetnoot1
Dat hij zoo deerlijck is de moordt ghestekenGa naar voetnoot2
En ick hem niet weder ghecryghen en can.
Och hij zal mij noch zoo seere ghebreken
5[regelnummer]
Om mijn voeten te verwermen / die nu niet seer en sweeten.
Maer alst al is gheseijt / hij heeft mij zoo dickwils hoere gheheeten.
Nochtans hadde hij mij van herten lief /
En ick nam mijn handt en smeedt op zij backhuijs
- en ick hiet hem dief /.
Maer als hiet ick hem verrader / ic en meendes niet /.
Dat dient vergeten te zijne / midts te singhen eenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
- vrolijck Liedt /,
Want hij is vullick doot / drij daghen.Ga naar voetnoot11
My geeft wonder waerom dat mij dees knechte soo
Zeere besaghen.
Saudense mij wel willen wech draghen / voorGa naar voetnoot13
Een manck swijn,
Off zaudt om mijnen soeten sanck zijn.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dus sidt ick hier en peijnse ick zal ons een liedeken gaen singhen.
Haij ick ben geheel te gronde /
En ick en dede noijnt gheen sonde/
Dan met eenen auden Man,
Die noch gister auondt voor mijn beddeken quam.
20[regelnummer]
Hy quam sitten op mijn bed-sponde /
En hij en hadde gheen wambays an.Ga naar voetnoot21
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vaert hem toe / vaert hem toe / vaert hem toe /
Ghy fiere Magriete,
Gaet hem toe / ghij weet wel hoe /.
Haij mij / van singhen ben ick zoo moe /
25[regelnummer]
Want ghelijck een koe / zoo clinckt mijn kele /.Ga naar margenoot+
Hier lijtter zoo vele / ten dansse en ten spele /
Aen elcke Landauwe /. En zal mij niemant comenGa naar voetnoot27
Minnen / want ic ben een soo schoone vrauwe.
Men zaude mij nauwelijck tusschen twee handekens nijpen.Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
En dan heb ick noch ij roode Ooghen / die altijt leken en sijpen.Ga naar voetnoot30
Die versieren seer mij troingie principael als ic zeer bleuse /.Ga naar voetnoot31
En daertoe noch twee langhe tanden onde mijnen neuse /,
Die redelijck lanck zijn van fatsoene.Ga naar voetnoot33
Ja om inde keercke de keerssen wt te doene /.
35[regelnummer]
Nochtans en doen zij mij gheen groot hinder /.
Hola / wat Joncxken comt ginder /.
Saude hij mij wel comen minnen?
Waer dat waer /, ick en wist van blijschap wat beghinnen.
Wauter die spreeckt
Goeden auondt vrauschap / zaudij mij plaetse verleenen?
40[regelnummer]
Hier comt eenen / die teghen v compt kauten recht /.
Beerte die antwoort /
Ba. Willecom moet ghij zijn / ghij stauten knecht /.
Naer v heb ick langhe hier sitten haken.Ga naar voetnoot42
En wat comt ghij hier doen / ghij stauten wijgant?Ga naar voetnoot43
Wauter die spreeckt
Jawel / om bij v te slapen.
45[regelnummer]
Consenteert ghij mij dat niet /, ghij breemuijl, ghij lancktant?
Beerte spreeckt
Ba neen ick seker /, ghij verwaende tuijltop /, ghij biet mij alteGa naar voetnoot46
Veel een botte feeste /.
Wauter spreeckt /
Latet staen /, ghij ongheschickte botte beeste /.Ga naar voetnoot47
Tis misselijck off ic hier nemmermeer tuwer feeste quame.Ga naar voetnoot48
Beerte die spreeckt
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe /, botte beeste /, is dat mijnen Sondach name /?Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Ba. Godt verleene mij eenen beteren naem / nae mijn begeerte
Wouter die spreeckt
Wat weet ick hoe dat ghij heet!
Beerte spreect /
Ick heete Beerte / die wel can spelen metten steerte,Ga naar voetnoot51
Quaemt zoo te passe /.
Wauter spreecktGa naar margenoot+
Ba tian toch / ghij oude Cabasse / die al den dachGa naar voetnoot53
Beclemt gaet vanden vl[as]se / ghelijck een steech-peert.Ga naar voetnoot54
Beerte spreeckt
55[regelnummer]
Goeden Auont ghij tuijltop /, en ben niet meer eeren weert.Ga naar voetnoot55
Wauter spreeckt
Ick en heete alzoo niet /.
Beerte spreeckt
Wat weet ick hoe dat gij heet!
Wauter spreeckt
Ick heete Wauter dicksteert die gheeren aen een
Rijcke vrauwe saude gheraken.
Beerte spreect
Ba tian ghij compt wel voort met v proper saecken.Ga naar voetnoot58
Ick hebbe sitten haecken / nae eenen man /, maer ick heb ghefaelt.Ga naar voetnoot59
Wauter spreeckt
60[regelnummer]
Ben ick niet wel lustich dan /? Tschijnt dat ghij met mij draelt.Ga naar voetnoot60
Beerte spreeckt
Ba tJan Jaech /, eenen wijsen draijere / en eenen aubollighen taijaertGa naar voetnoot61
Ba theems /, theems /, mijn spille ontuallen mij /.Ga naar voetnoot62
Wiltse toch op rapen / en kussen mij met herten blij.
Wauter spreeckt
Wel sel ick v spillen op rapen /, ben ick daertoe hier ghecomen
65[regelnummer]
Om v spillen op te rapen?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beerte spreeckt
Waerom zijdij ghecomen dan?
Wauter spreeckt
Wel om bij v te slapen /, dus begint te gapenGa naar voetnoot66
En seght off wauter uwen man sal zijn off niet /.
Beerte spreeckt
Hola /, daer hoore ick een vremt bediet /.Ga naar voetnoot68
Maer Wauter als ghij mij toch wel besiet /,
70[regelnummer]
Ben ick niet een fraeije mompelploije /?Ga naar voetnoot70
Wauter spreect
Ba Ja ghij sekere /, ghij zijt toch wel een fraij mompelploij.
Al zijdij op v beste ghestelt,
V backhuijs slaet altoos ghelijck een hondt die pensen pelt.Ga naar voetnoot73
Beerte spreeckt
Waerom mindij mij dan? En zijt ghij niet een degelijck man?
Wauter spreeckt
Ey ghy arm swelte, meyndy dat ick v minneGa naar voetnoot74
75[regelnummer]
Om dat ick teghen v caute /?Ga naar margenoot+
Beerte spreeckt
Ba, wat dunckt mij van desen dief /, ick meijnde dat hijGa naar voetnoot76
Mijn mind[e] om dat hij mij goets-moets bade /.Ga naar voetnoot77
Wauter spreeckt
Ba tJan, ick meijnde dat ghij veel goedts hade,
Daer nae quam ick hurcken vroech en spade.
Beerte spreeckt
80[regelnummer]
Ick hoore wel aen tfautsoen van uwer tonghen staut /,Ga naar voetnoot80
Jck zaude v wel ghenoeghen / maer ghij v dat schanen saudt /.Ga naar voetnoot81
Wil ickt v eens al rekenen dan?
Wauter spreeckt /
Ontbeijt mij, ick moet eerst eens seecken gaen,Ga naar voetnoot83
Want van pijnen dunckt mij bersten mijn blase /.
Beerte spreeckt
85[regelnummer]
Mij gheeft wonder waerom dat zoo van minnen rase /.Ga naar voetnoot85
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Peijs ick aen elcken dwasen /, dit dient oock int secreet gheseijt,
Ick hebbe mijn sinnen zoo vast op hem gheleijt /
Ghelyck het kindt snackt naer den pappe /.
Maer al is hij een lutsken drollich van clappe /,Ga naar voetnoot89
90[regelnummer]
Want hij hem tot vrou Venus weerck wel recken,Ga naar voetnoot90
Hij zal mij zeer wel tot vreught verwecken.
Wauter spreeckt
Beerte wilt mij mijn brouck op trecken,
Sij wilt haer tot vallen spoen.Ga naar voetnoot93
Beerte spreeckt
Ba siet eens /, sal ick v brouck op doen?
95[regelnummer]
Sijdij hier ghecomen / omdat ick v brouck zaude optrecken?
Wauter spreeckt
Dat zaudt ghij al moeten doen sonder gecken,
Waerdij mijn /, Jck zaut al wel onderspreken.Ga naar voetnoot97
Beerte spreeckt
Hebdij v broeck om pissen moeten af steken?
Ba, ick meende datmen sulcx niet en wiste.
Wauter spreeckt
100[regelnummer]
En ist niet beter dat ghedaen / dan off ick in mijn broeck piste //?
Rap, / rap: wit v tot nastelen setten.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot101
Beerte spreeckt
Ja jae tot nastelen setten.
Ick [s]aude te wijlent wel een spillekenGa naar voetnoot103
Garens verletten.
Nochtans mach ick wel van ghespin swijghen.Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Ick hadde toch goets ghenouch /, cost ick slechts eenen man crijghen.Ga naar voetnoot105
Wauter spreeckt
Och nastelt wel, nastelt toch wel.
Beerte spreect /
Wel staet stille dan.
Wauter spreeckt /
Ick moet altoos dansen en springhen /, als ic ben in mijn onderlijf.
Maer ben ick niet een fraij Jongelinck en tijt verdrijf /?Ga naar voetnoot108
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beerte spreeckt
Ba tJan jaech, op mijn sulte, maer ghij hebt te veel groot een bulte.Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
En van mij maeckt ghij sulck een voere.Ga naar voetnoot110
Wauter spreect /
En wildij mij dan niet, / seght, ghij leelijcke hoere?
Beerte spreeckt
Och jae ick, ghij leelijcke loenschen dief /, mijn hertelijck gerief /,Ga naar voetnoot112
En dat door uwen fraijen gheest /Ga naar voetnoot113
Wauter spreeckt
Wel laet ons dan gaen minnen van nieuwen eerst /,Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Om dat ghij mij zoo wel ghenastelt hebt goet rondt /.Ga naar voetnoot115
Beerte spreeckt
Jae geeff ghij mij eens een Cusken aen mijn rooden mondt /,
Off emmers aen mijn breede snuijte /.Ga naar voetnoot117
Wauter spreect
Als dat immers zijn moet /, zoo steect eens v muijle wte /.Ga naar voetnoot118
Want al dat ic doe, dat is wt verstekinghe van des mans smack /.Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Leght eens vp v tote aen de mijne, ghij griele /.Ga naar voetnoot120
Beerte spreeckt
Aij mij /, dat helpt mij tot op mijn ziele /!
Maer Wauter, oft oock eens zoo geviele /
Dat wij hauden te gare /, al met een kint, al sonder kijuen?Ga naar voetnoot122
Wauter spreeckt
Ba Wauter, ons hauwelijck staet al int clare latet soo blijuen.Ga naar voetnoot123
Maer waren wij gehaudt /, en niet en deden dan vechten en kijuen?
125[regelnummer]
Soo wilt wilt mij eerst v proper Catteijlkens wysenGa naar voetnoot125
En halense, ick zalse schrijuen /, op dat elc zijn hebben van te vorenGa naar voetnoot126
Weet.
Beerte spreeckt
Wel Wauter, daertoe ben ick terstont bereet /.
Want die zijn hebbinghe van te voren weet /,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij en zal niet lichte Chrysschen / van hebben te vele.Ga naar voetnoot128
Wauter spreeckt
En wat zal ick schrijuen dan, seght marele?
Beerte spreeckt
Schrijft eerst twee hemden /, haspen /, spillen, werdelen en oockGa naar voetnoot129
mijnen Spinrock /.
Wauter spreeckt
130[regelnummer]
Soetkens, Soetkens, ghij ouerloopt mij al.Ga naar voetnoot130
Beerte spreeckt
Wel en die schuppe /, die tanghe /, den rooster / en den brander / enGa naar voetnoot131
Mach oock niet vergheten = zijn /
Wauter spreeckt
Maer mij dunckt datse al verre versleten = zijn.
Daer me maeckt ghij mij sodt /.
Beerte spreeckt
Jae wel schrijft oock mijn eerde pannekens en mijnen lollepodt /.Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Jck hebber alzoo vele als ic weet /.
Wauter spreeckt
Ja beerte waer blijuet bedde, is dat ghereedt /,
Dat den Ruijter met Costuijmen met hauwen wan /?Ga naar voetnoot137
Beerte spreeckt
Ba Wauter, de Gansen loopen noch met de pluijmen an.Ga naar voetnoot138
Wilt dit doch wel beuroijen.Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
En daer men die tijcke af weuen moet / die zal noch tsiarent groijen.Ga naar voetnoot140
Wauter spreeckt
Ghij arm Sottinne / wat wilt ghij v tot hauwen moijen!Ga naar voetnoot141
Neen, ghij en hebt mij niet aen de koorde /.Ga naar voetnoot142
Ick blijf mij noch lieuer mijn leuen een arm knape,
Sietmen met hauwen int stroot slapen.Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Ghij seijt /, dat ghij alle dinghen saudt met moeten winnen.Ga naar voetnoot145
Ick springher noch lieuer met beijde mijn voeten innen.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot146
Beerte spreeckt
Wat dunckt mij van desen dief /, ba dits wat /.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wauter spreeckt
Haudt dat ontrent v rebben / en dat ontrent v snodt gat /!Ga naar voetnoot148
Beerte spreeckt
Moort /, moort /, nu en zuldij mij emmers niet hebben.
150[regelnummer]
Betaelt nu mijn dinghen /, ghij valsch ghedrochte.
Wauter spreeckt
Ba hoort / wast doch wel een blancke weert / om dat zoo letter dochte /Ga naar voetnoot151
Beerte spreeckt
Verlooghen ick gheheel mijn klackers /, betaelt mij mijn panden,Ga naar voetnoot152
Oft ick loope naer den bailliu en doen v vanghen.Ga naar voetnoot153
Wauter spreeckt
Loopt voor den duijvel / en beijt niet langhere!
Beerte spreeckt /
155[regelnummer]
Ja ick seker, jck gae loopen wel en dappere.Ga naar voetnoot155
Wauter spreeckt
Wel loopt wacker ouer den acker /Ga naar voetnoot156
Maer ghijlieden als den Bailliu comt /, wilt wat ten besten spreken.Ga naar voetnoot157
Want ick mach zoo letter teghen Coorden ofte binden
En onbekende weghen zijn quaet om vinden.Ga naar voetnoot158
Wel Beerte, waer is den Bailliou?
Beerte spreeckt
160[regelnummer]
Jck en can hem niet vinden / noch hem onderwinden.Ga naar voetnoot160
Dat staet mij mijn leuen lanck te verwijten.
Och, nu ben ick al mijn propere cattheylkens quijte
Ten cleijnen profijten /. Maer het zijn dieuen men vinter noch meer /Ga naar voetnoot163
Die niet beijden en connen /,
Al en hebbense nauwelijck om op te slapen een sponnen /.Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Maer twaer van doene dat elck manneken zijn wijueken vonde /.
Maer om dat ic van zulcx niet en wiste van vele,Ga naar voetnoot166
Daerom moet ick blijuen een arm simpel quele.Ga naar voetnoot167
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dus wilt dit toch altsamen in dancke nemen,
Want tis van ons ghedaen wt Jonsten / als crancke lemen.Ga naar voetnoot169
Finis van desen / Alst Godt belieft zalt
beter wesen / anno domini 1631. den
viij Julius
|
|