Ten geleide
Evenals het vorige omvat dit Jaarboek twee delen. Over opzet en karakter van deel II wordt in een ‘Woord vooraf’ aldaar het nodige gezegd. Dit eerste deel ligt meer in de lijn van de vorige jaarboeken, met bijdragen over de rederijkersliteratuur van de zestiende en het begin van de negentiende eeuw, terwijl ook aandacht wordt gevraagd voor de merkwaardige Macbeth-vertaling van de ‘fonteinist’, volksdichter, acteur, regisseur en toneelauteur Napoleon Destanberg (1829-1875).
De volgende drie bijdragen brengen de bijgewerkte tekst van drie referaten die in het kader van het Colloquium ‘Gent en de literatuur’ (Gent, 13-17 november 1978) werden gehouden en die figuren en aspecten van het letterkundig leven te Gent belichten. Aldaar kwam ook de Justus de Harduyn-studie aan de Gentse Universiteit ter sprake. Ze wordt, in breder uitgewerkte vorm, in het tweede deel van dit Jaarboek afgedrukt.
Het jaar waarop het Colloquium werd gehouden viel samen met de herdenking van de honderdste verjaring van de geboorte te Gent, op 10 maart 1878, van Karel van de Woestijne. Niet minder dan vier lezingen werden aan hem gewijd. Die over ‘Karel van de Woestijne en het Gentse toneel’ werd reeds in het vorige Jaarboek opgenomen.
De laatste vijftig jaar in de geschiedenis van onze Kamer worden opgeroepen in de persoonlijke herinneringen van onze archivariseconoom Victor Speeckaert, die in dit Jaarboek zijn afgedrukt. Op 18 juni 1981 werd door de raad van ‘De Fonteine’ een intieme hulde gebracht aan de heer Speeckaert naar aanleiding van zijn vijftigjarig lidmaatschap. De toespraak van hoofdman Flor. Demedts, die uitgroeide tot een kleine bloemlezing uit de gedichten van Victor Speeckaert, besluit dit eenendertigste deel van het Jaarboek van ‘De Fonteine’, waarvan het eerste nummer in de lente van 1943 door hem over de doopvont werd gehouden. Reeds in het Jaarboek-Gedenkboek 1968 wees de redactie erop dat het jaarboek er kwam dank zij het initiatief en het doorzettingsvermogen van Victor Speeckaert. Ze wenst hem bij deze gelegenheid opnieuw haar dankbaarheid te betuigen voor het opzetten van een publikatie die sedert 1943 is uitgegroeid tot twee reeksen van respectievelijk zes en zestien boekdelen, samen ruim 4.400 bladzijden, gewijd aan een specifiek en ook zeer uniek aspect van onze cultuurgeschiedenis en ons nationaal verleden.
DE REDACTIE