1879 konden drie Engelsche steamers Gent bereiken. Het was een gebeurtenis van belang.
Terecht oordeelde Graaf Karel de Kerchove de Denterghem, dat zedelijke vorming en stoffelijke verbetering van het Volk uit de intellectueele ontwikkeling voortspruiten. Hij begreep, dat het onderwijs den waarborg oplevert voor het beter beseffen en behoorlijk nakomen van de burgerplichten. Hij zag er in een doelmatig middel om den lust tot orde en werkzaamheid aan te wakkeren, het gevoel van eigenwaarde te sterken en eerbied af te dwingen voor eenieder, die, welken rang hij ook in de samenleving moge innemen, hooger opwaarts wil stijgen. Talrijke scholen werden geopend voor de al te lang en te veel aan de voordeelen van onderricht verstoken volksmassa. Naschoolsche werken en philanthropische genootschappen volledigden de opleiding van de menigte, die de degelijke vruchten van die instellingen vrij kon genieten. In zijn opvoedende taak werd Graaf Karel de Kerchove de Denterghem krachtig bijgestaan door een elite van knappe medewerkers als Prof. Francois Laurent, Prof. G. Callier, Prof. A. Wagener, Prof. J.F.J. Heremans, wier namen onuitwischbaar verbonden zijn aan de faam, die Gent als lichtbaak voor volksonderwijs omstraalde. Het voorbeeld van het Gemeentebestuur werkte aanstekelijk. Voorstanders van het vrij onderwijs spanden alles in om op hun. beurt de onwetendheid te weren. Er ontstond echter een mededinging, die in een bitsigen strijd ontaardde en een beroering teweegbracht, die den groei en bloei van Gent dreigde te stuiten. Gelukkig traden nog meer vooraanstaande medeburgers op, - een pleïade van merkwaardige personaliteiten -, die met een onwrikbare karaktersterkte en een vurige liefde tot Vlaanderens hoofdstad de algemeene belangen behartigden. Te noemen zijn o.a. eenerzijds A. de Maere, Metdepenningen, d'Elhoughne, H. Rolin, G. Rolin-Jacquemijns, A.
Dubois, anderzijds: Jean Lammens, H. della Faille, Ernest Solveyns, Joseph de Hemptinne, Guillaume Verspeyen, de familie Casier. Graaf de Kerchove de Denterghem hield midden in de drukte vastberaden de teugels van het Stadsbewind.
Om de kroon te zetten op zijn veelzijdige bedrijvigheid, moedigde hij de bloemen- en plantenteelt aan, zoodat de tuinbouw in omvang steeds toenam en een gewichtigen tak van de Gentsche nijverheid uitmaakte. Zijn overheerlijke wintertuin was wereldvermaard. Zijn buitengoed te Beervelde liet hij in een Elyzeesch