| |
| |
| |
Het Repertoire der Compagnies of Nieuwe Kamers van Rhetorica te Brussel.
I.
In den loop der 17e en 18e eeuwen kwamen in de ‘princelycke stadt Brussel’ naast de oude Kamers van Rhetorica: den Boeck, den Mariacrans en de Corenbloeme, verschillende nieuwe Kamers tot stand, die door de burgerij vermoedelijk op één lijn werden gesteld met de vroegere Rhetoryken, maar die zich zelf Compagnies en slechts bij uitzondering Kamers van Rhetoryke noemden. Van de bestaande Kamers verschilden zij hoofdzakelijk hierin, dat zij niet officieel erkend waren, geen vrijdom van wacht genoten, geen deel namen aan officieele plechtigheden, optochten en processiën, hetgeen misschien wel voor hun prestige niet bevorderlijk was, maar anderzijds hun vrije ontplooiing en hun werking ten goede kwam.
Reeds eldersGa naar voetnoot(1) hebben we er op gewezen, hoe een stadsbediende, wanneer hij circa 1770 de beide index-registers der stedelijke ‘Resolutieboecken’ over de jaren 1695-1769 opmaakte, het bij de vermelding der ‘Kamers van Rhetoryken’ noodig oordeelde - wellicht om alle verwarring te voorkomen - te verklaren: ‘dese Camers syn eenighlyck getollereerde compagnien die geene vrijdommen oft privilegien en hebben. Sy doen van tijdt tot tijdt eenige tooneelspelen in de brabantsche taele en alsoo sij dickwils iemandt van de magistraet voor hooftman kiesen, soo wordt hun te dier occasie als sy tooneelspelen doen een cleyne gratificatie gegeven.’ Aldus trekt hij de grens tusschen de twee soorten van Kamers die de stad op dat oogenblik telde: de geprivilegieerde en de niet geprivilegieerde, welke laatste hij ‘getollereerde compagnies’ noemt.
Over de geschiedenis van deze compagnies is tot dusver weinig bekend. T.L.H. Popeliers deelt er een en ander over mede in zijn Précis de l'Histoire des Chambres de rhétorique et des sociétés dramatiques belgesGa naar voetnoot(2), Fr. Luyten wijdde in
| |
| |
de brochure Keure van de Koninklijke Rederijkkamer de Wijngaard een vijftigtal bladzijden aan de geschiedenis van deze vereenigingGa naar voetnoot(3), Prof. Dr. P. De Keyser gaf enkele niet altijd verantwoorde inlichtingen over de ‘Vrije Liefhebbers der Rijmerconste’ in de inleiding tot zijn uitgave van Joan de Grieck: Drie Brusselsche kluchten uit de 17e eeuwGa naar voetnoot(4), en publiceerde een Lijst van stukken te Brussel gespeeld van 1662-1717 door de MaterbloemGa naar voetnoot(5), Dr. M. Rudelsheim wierp eenig licht op de werking van enkele Compagnies omtrent het midden van de 18e eeuw in zijn Sprokkelingen over de Brusselsche RederijkkamersGa naar voetnoot(6) en WH (Wittigh) op haar toestand aan het einde van de 18e en het begin van de 19e eeuw in de Mengel-werken van het door Zijne Majesteit den Koning herkend Rederijkersgenootschap den titel voerend den Wijngaerd, onder de kenspreuk Groeyen en bloeyen te BrusselGa naar voetnoot(7), M. Sacré maakte de lezers van ‘De Brabander’ in een korte nota bekend met het archief van De Rederijkerskamer de ‘Zuivere Leliebloem’Ga naar voetnoot(8) en publiceerde daarbij een paar argumenten van tooneelvoorstellingen, welke door deze Compagnie werden ingericht, en ten slotte kwam de werking der nieuwe Kamers ook ter sprake in onze zooeven in
voetnoot vermelde studie over het Nederlandsch tooneel te Brussel tijdens de regeering van Koning Willem I.
***
De oudste der nieuwe Kamers is een gezelschap, waarvan de naam onbekend is gebleven, maar wiens leden zich Vrije Liefhebbers der Rijmerconste noemden. Veel is over hun bedrijvigheid niet uitgelekt. Zij wordt voor het eerst geconstateerd in 1647 bij het verschijnen van een paar tooneelspelen, die zij vermoedelijk eenigen tijd te voren hadden vertoondGa naar voetnoot(9). Mogen we Prof. P. De Keyser gelooven, dan zou de advocaat, dichter en tooneelschrijver Willem Vander Borcht, alias a Castro, de ziel van deze vereeniging geweest zijn en zou zij een soort Academie hebben uitgemaakt, welke zich, als de Amsterdamsche
| |
| |
van Samuel Coster, hoofdzakelijk met tooneel bezig hieldGa naar voetnoot(10). Dat alles zal echter wel moeilijk te bewijzen zijn, daar geen enkel document bewaard is gebleven, dat ook maar het minste licht op de inrichting en de werking der Vrije Liefhebbers werpen kan.
De ‘Vrije Liefhebbers’ zouden elkander teruggevonden hebben, gist Prof. P. De Keyser, in De Materbloem, die in 1661 ontlook. Waarom niet in den Wijngaerd, die toen reeds vier jaar oud was en waarvan de confraters zich eveneens ‘vrije Liefhebbers’ noemden, welke benaming trouwens te dien tijde algemeen was? Of in Het Heylich Cruys, van welke Compagnie Wittigh getuigt, dat zij bezit ‘eenen boek, begonnen in het jaar 1670, als wanneer zy herstelt is’, en dat men ‘in den eersten artiekel van haer reglement in dezen boek geschreéven vindt dat de Maetschappy zig geperecliteert, om doorrukt ende gans gedissipeert te worden zoo door de voorledene oorlogen als processen, tusschen haer en haere afgevallenen opgestaen, gevonnist, zoo door de wethouderen als by den souvereynen raede.’ Waaruit we ongetwijfeld mogen besluiten, dat de Compagnie ettelijke jaren ouder was. En zou het zoo gewaagd zijn, de moeilijkheden die in 1651 onder de ‘Vrije Liefhebbers’ oprezen, in verband te brengen met die, waarmede het Heylich Cruys te worstelen had? En er uit te besluiten, dat de ‘Vrije Liefhebbers’ en de ‘Confraters van het H. Cruys’ ten slotte maar één Compagnie vormden? Louter gissing evenwel! Onze nasporingen op dit terrein leverden immers tot nog toe geen resultaat op. Intusschen kunnen we slechts betreuren, dat zoo goed als alle bescheiden ontbreken, die eenig licht op het ontstaan van het H. Cruys zouden kunnen werpen, en in het bizonder dat het register, hetwelk Wittigh onder oogen heeft gehad, zoek is geraakt.
Voor den Wijngaerd en de Materbloem is dat gelukkig niet het geval.
Het archief van den Wijngaerd, drie registers en een bundel documenten in een karton bijeengebracht, is zoo niet volledig dan toch grootendeels bewaard gebleven en berust thans bij den voorzitter der huidige vereenigingGa naar voetnoot(11). Uit het opschrift op het
| |
| |
oudste register blijkt dat de Compagnie den 17n Augustus 1657 werd ‘ingestelt’ en als kenspreuk had ‘Groeijen en Bloeijen’. Wittigh en Luyten beweren, dat zij uit den Mariacrans zou gesproten zijn, maar afdoende bewijzen daarvoor geven zij niet.
De Materbloem had als devies ‘Suyver in Liefde’. Zulks blijkt uit het titelblad van het eenig bewaarde register, het ‘Memorie Boeck’ der Confrerie, dat op het stedelijk archief te Brussel berustGa naar voetnoot(12).
Den 1n Januari 1688 werd een nieuwe Compagnie opgericht in de Ste Catharinaparochie. Het was De Suyver Lelie Bloem, die in het Brusselsch tooneelleven, althans in de tweede helft der 18e eeuw, een vooraanstaande rol spelen zou. Zij stond onder de aanroeping van den H. Jozef en had als kenspreuk ‘Groyende in Liefde’. Over haar inrichting en haar werking zijn we vrij goed ingelicht door vier registers, die eveneens op het stedelijk archief te Brussel bewaard wordenGa naar voetnoot(13).
Nog meer zulke Compagnies ontstonden in den loop der volgende eeuw. Maar voor die ontbreken zoo goed als alle gegevens. Het zijn:
Gedeons Vlies, van welke we weten, dat zij in 1756 haar 50-jarig jubelfeest vierde en als devies zoo iets als ‘Liefde verwint’ moet hebben gehadGa naar voetnoot(l4), De Olyfftack, die voor 't eerst in 1731
| |
| |
vermeld wordtGa naar voetnoot(l5), De Parnassus Bergh, die zijn keure van de Leuvensche Kersouwe zou hebben ontvangenGa naar voetnoot(16), onder de bescherming stond van de H. CatharinaGa naar voetnoot(17) en in 1734 verschijntGa naar voetnoot(l8), en De Rosalieren, ook wel de Snotdolven genaamdGa naar voetnoot(19), die we voor 't eerst in 1753 ontmoeten. In dit verband moeten ten slotte worden vermeld de Franschtalige Compagnie de St. Louis en de tweetalige Compagnie de St. Charles, die resp. in 1733 en 1753 optredenGa naar voetnoot(20).
***
De Fransche tijd en nadien ook de vereeniging van Noord en Zuid onder koning Willem I waren voor onze Compagnies noodlottig.
Na 20n Mei 1794 geeft de Materbloem geen teeken van leven meer en sedert geruimen tijd waren ook Gedeons Vlies, de Rosalieren, de Compagnie de St. Louis en de Compagnie de St. Charles niet meer opgetreden. Mogen we Popeliers gelooven, dan werd de Olyfftack in 1815 opnieuw ingericht. De Parnassus Bergh wordt een laatste maal vermeld in 1816. De Suyver Lelie Bloem bood langer weerstand: na een paar tooneelvoorstellingen in 1815 en 1816, een ‘bal van vroolykheid’ in 1818 en een vruchtelooze poging tot ‘herstel’ in 1820 bleef zij nog acht jaren op haar ouden roem teren en liet na 7n Januari 1828
| |
| |
niets meer van zich hooren. Het Heylich Cruys richtte nog in 1823 en 1825 een tooneelvoorstelling in, maar moest daarbij een beroep doen op den Wijngaerd, en legde er daarna blijkbaar ook het bijltje bij neer.
Intusschen waren een paar nieuwe vereenigingen tot stand gekomen. Want het wil me voorkomen, dat Konst en Luister en Door Eendracht en door Vlyt zonder Hoogmoed, waarmede De Wijngaerd in 1805 zou versmolten zijn, pas aan het einde van de 18e eeuw opgericht werden. En de Franschtalige La Concorde ou les Amis de Thalie, die 1809 optradGa naar voetnoot(21), is wellicht een vrucht, die in den Franschen tijd is gegroeid en gerijpt. Van jongeren datum is vermoedelijk ook De Goede Hoop, die we niet vermeld vonden vóór 1822, in welk jaar zij wel den eersten prijs voor het zangspel wegkaapte in een tooneelwedstrijd door ‘Vreugd en Deugd’ van Lokeren uitgeschreven, maar niettemin op 1 September 1828 haar bibliotheek te koop stelde en op 2 Mei 1829, toen zij nog slechts drie leden telde, met den Wijngaerd versmolt.
Zoodat ten slotte nog alleen laatstgenoemde Compagnie overbleef. Ten tijde van koning Willem I door de regeering, hoewel in onvoldoende mate gesteund, beheerschte zij het tooneelleven te Brussel, legde gedurende enkele jaren een meer dan gewone bedrijvigheid aan den dag, maar werd ten gevolge van de politieke gebeurtenissen van 1830 opnieuw lam geslagen en was genoodzaakt haar werking, althans voor enkele jaren, volkomen stop te zettenGa naar voetnoot(22).
| |
II.
De hierboven vermelde bijdragen en bescheiden hebben het ons mogelijk gemaakt, een lijst aan te leggen van tooneelspelen, welke door de Compagnies werden vertoond. Ze is echter op verre na niet volledig en we zijn er van overtuigd, dat onze verdere navorschingen op dit terrein ons zullen toelaten zekere leemten aan te vullen. Toch achten we het wel de moeite waard ze thans reeds te publiceeren.
We rangschikken de tooneelvoorstellingen chronologisch, zoodat het mogelijk is zich een idee te vormen van den aard der spelen die werden vertoond en tevens van de ontwikkeling der
| |
| |
genres, alsmede van de voorkeur van het publiek. Men zal bv. constateeren, dat nog in 1706 een Passie- en een Verrijzenisspel werden opgevoerd, dat in den loop der 17e eeuw ook hier de Spaansche invloed overwegend bleef, dat spektakelstukken steeds veel succes oogstten, dat Claude de Grieck's Samson nog in de tweede helft der 18e eeuw gegeerd werd en dat in diezelfde tijdspanne vooral kleinere en grootere zangspelen, alle aan het Fransche repertoire ontleend, opgeld maakten.
De titels van de spelen worden medegedeeld zooals ze in onze documenten worden vermeld, vaak verminkt en zoo goed als altijd zonder auteursnaam. We beproefden ze te identificeeren, maar slaagden daar niet altijd in, te meer daar nooit wordt aangeduid, of het stuk oorspronkelijk dan wel naar vreemd model bewerkt is. Waar WorpGa naar voetnoot(23) ons hierbij tot gids diende laten wij dit meestal onvermeld, ten einde onzen tekst niet met al te talrijke voetnoten te bezwaren. Alleen wanneer een andere hulpbron ons dienstig was, wordt zulks aangeduid.
En mocht er nu onder de vriendelijke belangstellenden iemand zijn, die ons bij verdere identificeering een helpende hand toereikt, bij voorbaat zeggen we hem hier van harte dank.
***
1645. |
Circa 1645 moeten de Vrije Liefhebbers der Rijmerconste hebben vertoond Het Leven is maer droom, blyeyndich treurspel, vertoont in de wonderlijcke Opvoedinghe van Sigismundus, prince van Polen, gevolgd door ‘een bevallighe kluchte van Gilde-broeders van Koeckelbergh, daer op passende.’ |
|
|
Beide spelen werden in 1647 uitgegeven door den Brusselschen drukker Joan Mommaerr, die op het titelblad vermeldt, althans van het eerste, dat het door de Vrije Liefhebbers werd vertoond. Dat de ‘bevallighe kluchte’ samen met het treurspel werd afgedrukt wettigt het vermoeden, dat ze ook na elkaar werden gespeeld. |
|
Het eerste stuk is een vertaling uit het Spaansch La vida es sueño, van Calderon. De naam van den bewerker wordt niet vermeld, maar de ‘oplossing van woordspelingen in de huldigingsgedichten leert ons, dat hij Schouwenbergh heette.’ - Met de ‘bevallighe kluchte’ zou worden bedoeld de klucht van Meester Coenraedt Bierborst, Heer van Kannen en Pinten, die door Prof. De Keyser aan Joan de Grieck wordt toegeschreven op grond van het feit, dat ze in zijn verzameling Het Brussels Klucht-tooneel werd opgenomen, waarbij nochtans dient |
| |
| |
|
te worden opgemerkt, dat Joan de Grieck het vaderschap van deze verschillende stukken niet opeischtGa naar voetnoot(24). |
|
1649. |
Vastenavond. De Vrije Liefhebbers. LiviaGa naar voetnoot(25). |
|
Hoewel over dit stuk geen nadere aanduidingen worden gegeven, toch geldt het hier ongetwijfeld het oudste werk van den Antwerpschen rederijker Willem van Nieuwelandt, dat einde 1615 door den Olyftack te Antwerpen vertoond werd en in 1617 in druk verscheen. |
|
1651. |
De Vrije Liefhebbers, ‘opt Stadhuys’. Rosimunda, treurspel door Willem Vander Borcht. |
|
Het stuk werd ‘tot een afscheydt’ gespeeld, waaruit misschien kan worden afgeleid, dat de Compagnie daarna uiteenging.Ga naar voetnoot(26). |
|
1662. |
De Materbloem, ‘in den pellican’. Het bly eynd' spel van Diana, ghereymt door d'Heer Harmans CrulGa naar voetnoot(27). |
|
1663. |
De Materbloem, ‘by het Manneken pis in de Dry Croonen’. Het treurspel van Paulinus ende Atanasia ofte den Appel, door Guillielmus Acastro - alias Willem Vander Borcht. |
|
1664. |
In Mei. De Materbloem, ‘in de Pellicaen’ aan de Volderstraat. Isamunda ofte onverdiende wraeck, treurspel door Daniel Dannoot. |
|
1665. |
De Materbloem, ‘boven de vollestraet in het 's heeren huys’. 't Ballingschap des graven van Angiers, bly' eyndigh treurspel door Daniel Dannoot. |
|
1666. |
De Materbloem, ‘by de nieuwe brughe’. Het bly' eynd spel de Gevaerlyke Min, door Daniel Dannoot. |
|
1667-1674. |
De Materbloem speelde ‘differente kluchten’. |
|
Zulks blijkt uit hiernavolgende aanteekening in het Memorie Boeck: ‘Is door den Bloedighen Oorloghe, onse Liefde ten deele als verswacht ghebleven, cvermidts den almoghenden Godt, ons quamp te besoeken met eene haestighe sieckte, ofte Bedroefde pest, soo en hebben onse Liefhebbers dese volgende Jaere geenen Prince vercosen, dan hebben jaerlykx hunnen bedroefden geest verheught ende herstelt, int vreught verkiesen van hunnen manhaftighen keurvorst met dit byschrift Den |
| |
| |
|
Gheharnasten Bierborst. Tusschen welcken tyt syn ghespelt gheweest, door de selue Liefhebbers differente kluchten, ende wedrom hunne Liefde op een nieuw' heirvat inden jaere 1675 tot verkiesinghe van hunnen Prince.’ |
|
1670. |
De Vrije Liefhebbers. Den Pelgrim, Den betooverden Mensch en Den Boom des Levens, drie allegorische stukken van Claude de Grieck. |
|
Den Pelgrim is opgedragen ‘aen den Edelen Achtbaren, ende konstlievenden Heere, Mijnheer Philippus Ignatius de Fierlants, derde Schepene der stadt Brussel, Hooftman der Hantbooghgulde ende OpperHooftman van de vrije liefhebbers der Rijmconst binnen Brussel.’ Het lijdt geen twijfel, meent Prof. Dr. P. De Keyser, ‘dat hier bedoeld worden de vrije liefhebbers der Rijmkonst behoorende tot de Materbloem.’Ga naar voetnoot(28) Waarop hij deze meening steunt, verklaart Prof. De Keyser niet. Alleszins is het vreemd, dat in het Memorie Boeck van deze voorstelling niet wordt gewaagd. Nergens ook komt in dit register de naam de Fierlants als opperhoofdman der Compagnie voor. Voor andere Compagnies wordt een de Fierlants in dien tijd evenmin vermeld, zoodat, althans op dit oogenblik, niet uit te maken valt, welke confraters hier met de Vrije Liefhebbers bedoeld worden. |
|
|
Vermoedelijk werd ook dit jaar, door een niet nader bepaalde Compagnie, ‘in den Brusselschen tooneelschouwburg’ vertoond het successtuk Samson, oft den Edelmoedighen Nazareen, een bijbelsche tragi-comedie door Claude de GrieckGa naar voetnoot(29). |
|
Het zou een bewerking zijn van El Nazareno Sanson van Juan Perez de Montalvan. |
|
1675. |
De Materbloem, ‘opden Spieghel op de gersemert.’ Het bly eind' spel van Jonatas en Davit oft Spieghel der Suyver Liefde, door Daniel Dannoot. |
|
|
24 en 25 Februari. De Wijngaerd ‘op den spieghel’. Selvius ofte den OnderganckGa naar voetnoot(30). |
|
We konden dit spel niet identificeeren. |
|
1676. |
De Materbloem, ‘op den Spieghel’. Het Mirakel der mirakelen ofte historie van het alderheijlichste Sacrament van Mirakel, door Daniel DannootGa naar voetnoot(31). |
| |
| |
|
De Materbloem, ‘in den Pellicaen’. De vermaerde klucht De ghestoorde vreught van Koeckelbergh, eveneens van Dannoot. |
|
1677. |
De Materbloem, ‘op den Spieghel’. Het bly eind' spel Davit ende Urias ofte den boetveerdighen Davit, door D. Dannoot. |
|
21 en 22 Februari. De Wijngaerd. De groote Kurieen. |
|
Bedoeld wordt De groote Kurieen of Spaenschen bergsman, treurspel, in 1657 door Thomas Asselyn bewerkt naar het Spaansch La amistad pagada, van Lope de Vega. |
|
|
28 Februari en 1 Maart. De Wijngaerd. De Circe. |
|
Ulysses in 't eylandt van Circe of geen grooter Toovery als Lieffde, hofspel (1668). Een bewerking van Calderon's El mayor encanto amor, door Claude de Grieck. |
|
|
28 en 29 Maart. De Wijngaerd. Het spel van den Slaef. |
|
De princelycke Slaef, door R. Lydius? Er dient nochtans te worden opgemerkt, dat dit stuk eerst in 1682 afgedrukt werd in zijn Vermakelyke TydkortingGa naar voetnoot(32). Of was het misschien vroeger ook afzonderlijk verschenen? |
|
|
Al deze vertooningen van den Wijngaerd in ‘het Fransch comediantenhuys.’Ga naar voetnoot(33) |
|
1678. |
De Materbloem, ‘op den Spieghel’. Het heel leven van Davit, verdeelt in drij spele, te weten Den Spieghel der Suyver Liefde, ofte Davit en Urias ende den verduldighen Davit, ofte Davit en Abselon ghereymt door D. Dannoot. |
|
De greffier der Compagnie heeft hier blijkbaar den titel van de beide eerste deelen van de trilogie verminkt. Het zijn: het in 1675 opgevoerde Jonatas en Davit oft Spieghel der Suyver Liefde en het in 1677 gespeelde bly eind'spel van Davit en Urias ofte den boetveerdighen Davit. |
|
|
30 en 31 Januari. De Wijngaerd. Het spel van den gedwongen VrientGa naar voetnoot(34). |
|
Het geldt hier De gedwongen Vrient, door Is. Vos, naar El amigo per fuerza, van Lope de Vega. |
|
|
24 en 25 April. De Wijngaerd, ‘op den Spieghel’. CasemierGa naar voetnoot(35). |
|
Bedoeld wordt Casimier of gedempte Hoogmoet, door Catharina Questiers, naar het Spaansch Engañar para reinar, van A.E. Gomez. |
| |
| |
|
Hetzelfde jaar, maar op een niet nader bepaalden datum, voerde de Wijngaerd nog op De groote Kurieen en het Spel van het verhanderlyk gevalGa naar voetnoot(36). |
|
Met dit laatste wordt ongetwijfeld bedoeld Veranderlyk Geval of stantvastige Liefde, door D. Heinck uit het Spaansch vertaald. |
|
|
Den 6 November besluit de Wijngaerd tot de vertooning van het spel van den eersuchtighe. Van deze voorstelling hebben we echter geen spoor ontdektGa naar voetnoot(37). |
|
1679. |
De Materbloem, ‘in de pellicaen’. Het vermaekelyck kluchtspel De vyf Sinnen, door D. Dannoot. |
|
5 en 6 November. De Wijngaerd, ‘op den Spieghel’. Cosmus de MedicisGa naar voetnoot(38). |
|
Dit spel konden we niet identificeeren. |
|
|
Den 30n November worden in deze Compagnie de rollen uitgedeeld van de spelen de Crooningh van Darius en Scipio en HannibalGa naar voetnoot(39). Van de vertooning zelf echter geen spoor. |
|
Met het eerste spel zal wel worden bedoeld De Krooning van Darius, door P. Dubbels (1651), naar Le Couronnement de Darie van Fr. le Metel, Sr. de Boisrobert. - Met Scipio en Hannibal misschien het Spel van Scipio, van den Antwerpschen rederijker Willem van Haecht, dat in 1558 door de Violieren te Antwerpen werd opgevoerdGa naar voetnoot(40), of het spel van Scipio van Jan Lemmers (1651), naar J. Desmarets, of misschien nog het treurspel Den manhaftigen Scipio (gedrukt te Gent bij Judocus Begijn), dat ‘de Studeerende Jonkheid’ van Geeraardsbergen den 27 Augustus 1776 voor het voetlicht brachtGa naar voetnoot(41). |
|
|
Den 21n December besluit de Wijngaerd na don Jeronimo te spelen de eersughtighe tooneelspeelster, ‘waerachter dan sal volgen de klucht van den bedroghen doocktoor’ en na het spel van Scipio en Hannibal de klucht van Meester Koenraet, beide ‘in room.’Ga naar voetnoot(42). Don Jeronimo werd den 10n en den 11n Maart 1680 opgevoerd (zie aldaar), maar van de andere geen spoor. |
|
Met don Jeronimo wordt vermoedelijk bedoeld de leronimo van A. van den Bergh, naar Th. Kyd: Spanish Tragedy. - De eersugtighe tooneelspeelster konden we niet identificeeren (zie het spel van den eersuchtighe in 1678). - Welke klucht met die van den bedroghen doocktoor bedoeld wordt is niet zeer duidelijk. Er bestaat wel een klucht |
| |
| |
|
van de bedrogen Dokter of de spek-dieven, door N. Zeeman, maar die is uit de 18e eeuwGa naar voetnoot(43). We vernemen echter, dat deze klucht een omwerking is van De bedrogen Speck-dieven (1653) van I. de GrootGa naar voetnoot(44). We vermoeden dan ook, dat het hier deze klucht geldt, die ook toen reeds met haar tweeden titel bekend was. De klucht van Meester Koenraet kan niets anders zijn dan de reeds vermelde Meester Coenraedt Bierborst. |
1680. |
De Materbloem, ‘op den Spieghel.’ Het treurspel de Rampsalighe Archlistigheyt. |
|
Ongetwijfeld het door Worp geciteerde gelijknamige spel van den Noordnederlandschen schrijver J. Cos, ‘waarin het jaar der regeering (1183) van Andronicus Comnenus, den begaafden, maar wreeden keizer van het Oost-Romeinsche rijk, geheel overeenkomstig de geschiedenis ten tooneel is gebracht.’Ga naar voetnoot(45). |
|
|
10 en 11 Maart. De Wijngaerd. Het spel van don Jeronimo, dat misschien wel door de zooeven vermelde klucht van den bedroghen doocktoor gevolgd werd. |
|
Op 4 Augustus besluit de Wijngaerd tot de vertooning van het spel van het verweerde HofGa naar voetnoot(46). Van de voorstelling vonden we evenwel geen spoor. Het verweerde Hof is Het verwarde Hof van L. de Fuyter. |
|
1681. |
De Materbloem ‘op den Spieghel’. Het kluchtspel van Cappiteijn Schyt valck door D. Dannoot. |
|
|
3 Maart. De Wijngaerd, ‘op den Spieghel’. De Passie. Is deze passie Den lydenden en stervenden Christus, van J. de Conde? |
|
1682. |
De Materbloem, ‘op den Spieghel’. Het spel van den onversaeghden Josue, door D. Dannoot. |
|
1682 of 1683. |
De Wijngaerd, ‘in d'opera’. De groote KurieenGa naar voetnoot(47). |
|
1683. |
De Materbloem, ‘in den Peelicaen’. Het spel van den Appel ofte Paulinus ende Atanasia, door Acastro. |
1684. |
De Materbloem, ‘in Room achter 't stadthuys’. Het spel van Scipio en Anibal. |
|
|
De Wijngaerd. Het Belegh ende Ontzet van Weenen. |
|
De rolverdeeling had op 18 Maart 1684 plaatsGa naar voetnoot(48), maar de datum der voorstelling wordt nergens vermeld. ‘Een echt spektakelstuk’ van het genootschap ‘Acta viros probant’ (1684), schrijft WorpGa naar voetnoot(49) |
| |
| |
1685. |
11 en 21 Maart. De Wijngaerd ‘in het opera’. Het spel van don JeronimoGa naar voetnoot(50). |
|
1686. |
De Materbloem, ‘in. het opera’. Het spel van den onversaeghden Josue, door D. Dannoot. |
|
1687. |
De Materbloem. De kluchte van de Tweelingen. |
|
Wordt hier misschien bedoeld De gelyke Twelingen (1670), doot de Amsterdamsche vereeniging ‘Nil volentibus arduum’ naar de Menaechmi van Plautus bewerkt? |
|
|
12 Februari. De Wijngaerd ‘in d'opera’. ‘De Loop des Werelts door onsen prins Schuermans.’ |
|
1688. |
De Materbloem. Het spel van de H. Genoveva. |
|
Mischien wel het door Worp vermelde stuk van A.F. Wouthers, dat nog aan het einde der 18e eeuw met succes werd vertoond. De titel van de uitgave van 1664 luidt: De heylighe Genoveva ofte herkende onnooselheyt; die van de uitgave van 1666: De stantvastighe Genoveva, ofte herkende onnooselheytGa naar voetnoot(51). |
|
1690. |
De Materbloem ‘in het opera’. De droeve tragedie van den Lydenden Crustus. |
|
Het reeds vermelde passiespel van J. De Conde? |
|
1692. |
De Materbloem, ‘in Room’. De klucht van den Overdighen Joncker. |
|
Kan wel De belachelyke Jonker zijn, van Bernagie. ‘Een jongmensch met Fransche manieren, die zijn hof maakt aan een meisje, maar het in alles, ook in het schermen, aflegt tegen een eenvoudigen jongen koopman.’Ga naar voetnoot(52) |
|
1693. |
De Materbloem. De klucht van den ghedwonghen doctor en de klucht van de bedroghen gasten. |
|
Het eerste Le Médecin malgré lui, van Molière. |
|
Het tweede een stuk van 1679, door Worp vermeld, maar zonder auteursnaamGa naar voetnoot(53). |
|
1694. |
De Materbloem. De tirannighe Liefde, van H. Krul. |
|
1695-1700. |
|
|
Geen enkele voorstelling wordt gedurende deze tijdspanne vermeld, ook niet in de Materbloem. Misschien werd door deze Compagnie intusschen wel opgevoerd het in 1697 bij Gielis Stryckwant te Brussel uitgegeven historisch spel van D. Dannoot: De Heylighe Roomsche Kercke triompheert ende seghenpraelt door de waepenen van den onver- |
| |
| |
|
winnelycken Monarch Leopoldus I, Roomschen Keyser altyt victorieus..., dat blijkens het titelblad in elk geval werd ‘verthoont door de Borgher lycke Confrerie van de Mater-Blomme onder den Tytel van de Onbevleckte Ontfanghenisse van de H. Maeghet, voerende voor deviese Suyver in Liefde.’Ga naar voetnoot(54) |
|
1701. |
De Materbloem, ‘in Room’. De clucht van de vyf Sinnen, door D. Dannoot. |
|
|
31 Januari, 1 en 11 Februari. De Wijngaerd, ‘in de opera.’ Bartholdus, graef van Grimbergen, of Godefridus in de wieg, door Philips van Vaernewijk, lid der Compagnie. |
|
Onuitgegeven. Het hs. berust in het archief van de vereeniging. |
|
1703. |
De Materbloem. Het spel van den Appel, door Acastro. |
|
1705. |
De Wijngaerd. Het spel van Keyser Carel. |
|
De Zedighe Doot van Carel V, van den Duinkerkschen rederijker Michiel de Swaen? |
|
|
5, 6, 9 en 10 April. De Wijngaerd. De Passie ons Heeren Jesu-ChristiGa naar voetnoot(55). |
|
1706. |
De Materbloem. Tamerlan en Byazet. |
|
Vermoedelijk Den grooten Tamerlan met de doodt van Bayaset de I, Turks keizer, door Joannes Serwouters (1657), die in dit spel, ten minste gedeeltelijk, Guevera's La nueva era de Dios y Tamorlan de Persia volgdeGa naar voetnoot(56). |
|
|
26 Maart. De Wijngaerd. De PassieGa naar voetnoot(57). |
|
|
De Wijngaerd. Het spel van de Verreysenisse ons Heere Jesu ChristiGa naar voetnoot(58). |
|
1707. |
De Materbloem. Het spel van de Rampsalighe archelistigheyt. |
|
1708. |
De Materbloem. Het spel van d'harmoede van Florel, van Sr. Cornelio de Bie. |
|
De juiste titel van het spel luidt Armoede vanden Graeve Florellus. Het is een bewerking van Lope de Vega's La Probeza de Reynaldo. |
|
1709. |
De Materbloem. Titus en Aron. |
|
Het kijkspel Aran en Titus van Jan Vos, dat gedurende de 17e en de 18e eeuw in Noord en Zuid een ongeëvenaard succes kendeGa naar voetnoot(59). |
| |
| |
1710. |
De Materbloem, ‘in de beenhouwersstraet int Manneken Pis.’ Speelde twee kluchten: de klucht van 't Vercken en de klucht van den nijdighen Schoenlapper. |
|
Met het eerste wordt waarschijnlijk bedoeld de gelijknamige klucht van den Frieschen schrijver Yede Jurgens (1709). De tweede klucht konden we niet identificeeren. |
|
1712. |
De Materbloem. Het Mirakel der Mirakelen oft historie van het H. Sacrament van Mirakel, door D. Dannoot. |
|
1713. |
De Materbloem. Het spel van Davit, door D. Dannoot. |
|
1717. |
De Materbloem, ‘int groot opera op de Munte.’ De Zegeprael van Carel den Sesden roomsch keyser, ofte Achmet de 3 door den Onverwinnelyken heldt prins Eugenius van Savoyen nedergevelt en verwonnen. |
|
De schrijver van dit spektakelstuk is de Gentsche rederijker Cornelis Meyer. |
|
1731. Januari? |
De Olyfftack. |
|
Uit het feit dat aan deze Compagnie op 20 Januari een gratificatie van 10 pattacons werd verleend, welk bedrag bij tooneelvoorstellingen het gewone was, meenen we te mogen afleiden, dat zij omtrent dien datum een tooneelvoorstelling heeft ingerichtGa naar voetnoot(60). |
|
|
Mei. Compagnie de St. Louis. |
|
Haar werd nl. op 29 Mei een ‘honorarium’ van 10 pat. toegestaan ‘ter oersaecke van de comedie die sy op Sondagh lestleden hebben gerepresenteert.’Ga naar voetnoot(61) |
|
1732. |
10, 17, 24 en 25 Februari. De Suyver Leliebloem. Het spel getituleert Hendrikus den tweeden, gebijnaemt den grootmoedighen, door J.F. Cammaert. |
|
Onder de uitgaven voor deze vertooning komt een post voor, waaruit blijkt, dat aan den auteur ‘voor het componeeren’ van het spel een honorarium van 20 g. werd uitbetaaldGa naar voetnoot(62). |
|
1734. |
27 Januari. De Wijngaerd. Flavius Constantinus, keizer van Roomen, door J.F. CammaertGa naar voetnoot(63). |
| |
| |
|
10 October. |
|
De Suyver Leliebloem richtte dien dag een tooneelvoorstelling in, maar den titel van het gespeelde stuk vonden we niet vermeldGa naar voetnoot(64). |
|
1735. |
Januari. De Wijngaerd. Pigmalion, coninck van Tyrus ende Cypris. |
|
Konden we niet identificeeren. Moet einde Januari of begin Februari vertoond zijn geworden, daar de Magistraat voor de voorstelling, die door hem werd bijgewoond, op 13 Januari een toelage van 15 pat. verleendeGa naar voetnoot(65). |
|
|
20 Juli. De Wijngaerd. De herstelde eere van het alderheijlighste Sacrament van Mirakel. |
|
Een exemplaar van dit spel in het archief van den Wijngaerd. Geen auteursnaam. Uitgegeven te Brussel, bij Emanuel de Grieck in 1735. |
|
1737. |
De Wijngaerd. De Gouverneur van Zeeland, door Michiel Spinnael, lid van den Wijngaerd, die in de rol van het vrouwken van Vlissingen optradGa naar voetnoot(66). |
|
1738. |
8, 13 en 20 Januari. De Suyver Leliebloem. Goddeloose Maeltyt, Straf ende ondergangh van Balthassar, koning der Chaldeën, benevens den op-gang van Darius koningh van Meden. Bly-eyndigh Treur-spel Verciert met alle syne Uyt-wercksels, verscheyde Balletten, ende volle choore van Musieck. Ghetrocken uyt de H. Schrifture, ende in Rym gestelt door J.F. Cammaert. Werd gevolgd door De goddeloose Maeltydt, straf ende ondergangh van Don Juan, anders getituleert in het Fransch Le Festin de Pierre in rym gestelt als voore door J.F. CammaertGa naar voetnoot(67). |
|
Le Festin de Pierre, van Thomas Corneille, naar Molière's Don Juan, werd in 1764 te Parijs gecreëerd. Het werd later nog gespeeld, maar dan meestal onder den titel van Don Pedros maeltydt. |
|
1739. |
Februari. De Suyver Leliebloem. |
|
De magistraat schonk op 14 Februari een toelage van 10 pat.Ga naar voetnoot(68) Dat zal wel voor een vertooning in dezelfde maand geweest zijn. De titel van het opgevoerde stuk wordt niet medegedeeld. |
|
|
11 November. Gedeons Vlies. Het treurspel van Alzire. |
|
Voltaire's treurspel Alzire ou les Américains, dat drie jaren te voren te Parijs was gecreëerd geworden en door Fr. Lafontaine, wellicht met |
| |
| |
|
het oog op deze voorstelling, vertaald onder den titel van Alzire of de Americaenen. |
|
1747. |
9, 16 en 23 Januari. Gedeons Vlies. Adallas, roi de Trace ou la Constante Olympie, tragi-comédie, ornée de ballets, de spectacles et de danses, gevolgd door Arlequin et Pierrot, déserteursGa naar voetnoot(69). |
|
De tragi-comedie werd in 1755 door deze compagnie in het Nederlandsch gespeeld. Werd de vertooning van een Nederlandsch stuk soms niet dit jaar in het Fransch aangekondigd? |
|
|
De Wijngaerd. Esther ende AssuerusGa naar voetnoot(70). |
|
Wordt hier bedoeld sEsther ofte opgang van Mardocheus ende ondergang van Amman, door J.F. Cammaert, dat evenwel eerst in 1749 in druk zou verschenen zijn? Of Hester of de verlossinge der Jooden, een successtuk van J. Serwouters? Of dat van F. Rijk? Of het Hasseltsche Historiael spel van Hester en Assuerus den Coninck? Het eerste lijkt ons het waarschijnlijkst. De drie eerstgenoemde zijn een bewerking van het bekende treurspel van Racine. |
|
1749. |
De Materbloem. Het goddeloos Banquet van Balthasar, door J.F. Cammaert. |
|
1751. |
De Materbloem, ‘in t' groot opera’. Den Zegen-prael van Carel den VI. |
|
1752. |
De Wijngaerd. Den 1n Januari wordt ‘opgenomen’ de gestrafte boosheyt. Van de opvoering geen spoor. |
|
Cornelis Meyer's drama De gestrafte boosheyt, door Carel de Stoute... rechtveirdig gepleegt aen synen gouverneur van Zeelandt? Of geldt het hier misschien De Gouverneur van Zeeland, dat in 1737 opgevoerd werd? |
|
1753. |
De Parnassus Bergh. Genoveva, De Vergeijffenisse, Nero Keyser van Roomen. |
|
Met het eerste spel wordt wel bedoeld het reeds in 1688 door de Materbloem vertoonde spel van A.F. Wouthers. Het tweede konden we niet identificeeren. Het derde kan zijn, ofwel Claudius Domitius Nero, van Willem van Nieuwelandt (1618), of Den Bloedighen Nachtloop van Domitius Nero, ‘een vreeselijke draak’ van G.D. Rons. |
|
|
De Rosalieren. Rosalinde, hertoginne van SavoyenGa naar voetnoot(71). |
|
Door G. Van den Brande naar het Spaansch van Alonso de Vega: Comedia dela Duquesa de la Rosa (1653). |
| |
| |
|
Compagnie de St. Charles, ‘op den grooten theater’. L'Arlequin, larron, provot et Juge, ‘petite pièce, Ballet pantomine’Ga naar voetnoot(72). |
|
|
29 Januari en 5 Februari. De Olyfftack ‘in den opera’. De twee ArlequinsGa naar voetnoot(73). |
|
|
9 en 14 Februari. Het Heilich Cruys, ‘in 't groot opera’. RemusGa naar voetnoot(74). |
|
|
19 en 26 Februari. Gedeons Vlies. De Rasernije van HerculesGa naar voetnoot(75). |
|
Vermoedelijk het gelijknamige spel van Fr. LafontaineGa naar voetnoot(76). Zal wel teruggaan, misschien langs het Fransch om, op Seneca's Hercules furens. |
|
|
3 en 10 December. De Olyfftack. Linella, dochter van Olaus, koning van Denemarken. |
|
Konden we niet identificeeren. De ‘Redekunst-minnende Jongheyd’ van Laarne (Wetteren) voerde in 1772 het spel eveneens op. De volledige titel luidt Het goddeloos en geheim bedrog voorsien door Limella, dochter van Olanus (-vus?), koning van Denemarken, volbracht door de dood van Sigrida, ende gestraft door OrmigerimusGa naar voetnoot(77). |
|
1754. |
Compagnie de St. Charles. L'Arlequin, larron, provot et Juge. |
|
|
28 October. Gedeons Vlies. Arlequin invisibelGa naar voetnoot(78). |
|
Arlequin invisible, van Le Sage? |
|
1755. |
19 en 26 Januari. De Olyfftack. De Moordadighe Kroonsucht ofte Eyseren KoninckGa naar voetnoot(79). |
|
De Moordadighe Kroonsucht ofte Eyseren Konink door J. Hoflandt. |
|
|
Gedeons Vlies. SamsonGa naar voetnoot(80). |
|
Het stuk werd ook herhaaldelijk door de Suyver Leliebloem vertoond. Vermoedelijk geldt het hier Samson, oft den edelmoedigen Nazareen, van Claude de Grieck, dat reeds in 1670 in ‘den Brusselschen tooneelschouwburg’ vertoond werd. Maar het kan ook de Nederlandsche bewerking zijn van de trag-comedie Samson, van Romagnesi (1717), |
| |
| |
|
die herhaaldelijk, o.m. in 1749 in den Muntschouwburg werd opgevoerdGa naar voetnoot(81). |
|
|
Gedeons Vlies. Adallas, koninck van Thracien ofte de standvastighe OlympiaGa naar voetnoot(82). |
|
|
Is ongetwijfeld de Nederlandsche versie van het stuk dat in 1747 vertoond werd. Waarschijnlijk het spel van den Mechelschen Rederijker U.F. Swartsen (1728), misschien aan een Franschen roman ontleend, suggereert WorpGa naar voetnoot(83) |
|
|
Compagnie de St. Charles, in de zaal CoffijGa naar voetnoot(84). Speelt dit jaar: 1. La surprise d'amour et la marquise du hazart, 2. Les banis de la poorte dest, 3. Bernard, 4. Les fees. |
|
Vooral de tweede titel is verminkt. Het gaat hier om Les surprises de l'Amour of Le Jeu de l'amour et du hasard, van Marivaux, of om beide. De andere stukken hebben we niet kunnen identificeeren. |
|
1756. |
Gedeons Vlies voerde drie spelen op: 1. Eustachius, treurspel, 2. De geveijnsde Liefde, sottigheijdt, en 3. Gedeon, bleij eyndigh treurspelGa naar voetnoot(85). |
|
Geen van deze spelen hebben we kunnen identificeeren. Kan de ‘sottigheijdt’ misschien zijn de kluchtwyse comedie van de ontmaskerde Liefde van Cornelis de Bie? |
|
|
Compagnie de St. Charles. L'ambora de RichesseGa naar voetnoot(86). |
|
Bedoeld wordt L'Embarras des richesses, comédie en 3 actes van L.J.Ch. Soulas d'Allainval. Het werd door J.F. Cammaert vertaald onder den titel De onrust door den ryckdom. |
|
|
De Parnassus Bergh. Le Comte d'Essex, gevolgd door de klucht Eenen hondendrollighen Borger die van synen knecht misleden wasGa naar voetnoot(87). |
|
Het eerste spel is van de hand van Th. Corneille. Dat de titel in het Fransch medegedeeld wordt kan laten vermoeden, dat ook in die taal gespeeld werd. Of werd het misschien opgevoerd in de vertaling van J.F. Cammaert: Doodbarende Standvastigheydt van den Graeve van Essex onder Elisabeth koninginne van Engeland (1750)? |
| |
| |
|
25 Januari en 1 Februari. De Olyfftack. Spel van Adam en Eva, gevolgd door de klucht van Arlequin provost en jugeGa naar voetnoot(88). |
|
Het eerste spel is zeer zeker Adam en Eva uyt het lustparadijs gejaegt in ballingschap, door J.F. Cammaert, zonder meer Vondel's Adam in in Ballingschap, hier en daar lichtjes gewijzigd. Maar de auteur vergat den naam van den grooten 17e-eeuwer te vermelden! - Het tweede is de Nederlandsche versie van de arlequinade Arlequin larron, provot et juge, welke drie jaar te voren door de Compagnie de St. Charles gespeeld was. |
|
1757. |
31 Januari en 11 Februari. De Wijngaerd richt een tooneelvoorstelling in in ‘d'opera’ ter gelegenheid van zijn eeuwfeest. De titel van het opgevoerde werk wordt niet medegedeeldGa naar voetnoot(89). |
|
Gedeons Vlies. Festain Pierre. |
|
Het reeds vermelde Le Festin de Pierre, van Thomas Corneille. |
|
1758. |
De Wijngaerd. Ninette in 't hofGa naar voetnoot(90). |
|
Een zangspel, ‘charmante Comédie en vers libres, mêlée d'ariettes Italiennes’Ga naar voetnoot(91): Le Caprice amoureux ou Ninette à la cour (1755), vermoedelijk gespeeld in de bewerking van J.F. Cammaert. (1757) |
|
1762. |
De Materbloem. Het goddeloos Banquet van Balthasar. |
|
|
8 en 15 Februari. De Suyver Leliebloem. Salomon of Goddelyck Orakel, Treurspel in Rym gestelt door J.F. Cammaert, gevolgd door het kluchtspel ‘op den sin’: |
|
‘Een vrouw, die dertel is, en soeckt haer man te plaegen Die siet men op het laetst' selfs uyt haer huys verjaegen.’ |
|
|
‘verdacht ende gerymt door P. Evenepoel.’Ga naar voetnoot(92) |
|
|
20 en 27 December. De Suyver Leliebloem. Festing pierGa naar voetnoot(93). |
|
1763. |
7 Februari. De Suyver Leliebloem. Samson. |
| |
| |
1764. |
22 Februari. De Suyver Leliebloem. Van de dry verliefde Nichten en Arlequin meester van synen meester. |
|
Het eerste spel is de Nederlandsche bewerking van Les trois cousines, comédie en 3 actes avec prologue et intermèdes, van Dancourt, muziek van Gilliers. - Het tweede, de Nederlandsche bewerking van Arlequin, maître et valet, door Marivaux. |
|
|
12 November. De Suyver Leliebloem. De nieuwen nacht trommelaer en Don Arlequino, spaens baron. |
|
|
Het eerste spel een bewerking van Le tambour nocturne, comédie en 5 actes, van Ph. Destouches. |
|
1766. |
28 April. De Suyver Leliebloem. Het spel van de manmoedige Ildegerte, gevolgd door de klucht van den Brand van AntwerpenGa naar voetnoot(94). |
|
Het eerste spel wordt ook vermeld met den titel Ildegerte koninginne van NoorwegenGa naar voetnoot(95). Bedoeld wordt zeker Den Spiegel der vrouwen verbeelt in de manmoedige Ildegerte koninginne van Noorwegen, door den Brusselschen rederijker J.L. Krafft. - De klucht, die ook wel genoemd wordt De vuerloose brant van Antwerpen, hebben we niet kunnen identificeeren. |
|
1767. |
16 Februari. De Suyver Leliebloem. Het spel van de verwoesting van Jerusalem, en de klucht de Trouw van Arlequin. |
|
Met het eerste spel wordt wellicht bedoeld Ierusalems Verwoestinghe door Nabuchodonosor (1635), van den reeds vermelden Antwerpschen rederijker Willem van Nieuwelandt, naar de Uifves van Garnier (1586). |
|
|
23 Februari. De Suyver Leliebloem. Samson, gevolgd door de Trouw van Arlequin. |
|
|
16 en 23 November. De Suyver Leliebloem. Het spel van Semiramis, gevolgd door Arlequin licentiaat in de medicijnen. |
|
Semiramis is waarschijnlijk de vertaling van Voltaire's gelijknamige werk, dat het jaar te voren (7 Oct. 1766) in den Muntschouwburg gecreëerd wasGa naar voetnoot(96). Maar er kan ook weer worden bedoeld Semiramis of de doot van Ninus, door Ph. Zweerts, naar het Fransch van Mad. de Gomez, of de Tragedie van Semiramis, van Goven Bidloo, welke een vertaling zijn kan van een van de gelijknamige Fransche spelen van Desfontaines, Gilbert of Mad. de Gomez voornoemd. |
| |
| |
1768, |
25 Januari. De Suyver Leliebloem. Het spel van Thomas Morus gevolgd door de kluchte van den Schoenlapper. |
|
Het eerste spel kan zijn Thomas Morus... ofte verwinninge van geloof en stantvastigheydt (1660) door H. Bruno, naar het Fransch van J. Puget de la Serre. Of nog de Thomas Morus van den Gentenaar Cornelis Meyer, naar het Fransch van De Belloy. De klucht is misschien wel de klucht van den nijdighen schoenlapper, die in 1710 door de Materbloem werd vertoond. |
|
|
8 Februari. De Suyver Leliebloem. Het spel van Hendericus den 2 gevolgd door de klucht van den Schoenlapper. |
|
|
14 November. De Suyver Leliebloem. Het spel van Thomas Morus en de Trouw van Arlequin. |
1769. |
23 Januari. De Suyver Leliebloem. Het spel van Genoveva, gevolgd door Arlequin, dief, provoost, rechter. |
|
|
30 Januari. De Suyver Leliebloem. Het spel van Genoveva en de twee Jaegers. |
|
Het tweede spel wordt elders genoemd De twee Jaegers en de Melckboerinne. Het is de bewerking van het toen zeer populaire zangspel Les deux Chasseurs et la Laitière van Anseaume. J.F. Cammaert vertaalde het onder den titel De twee Jaegers en het Melkmeysje. |
|
|
10 Februari. De Suyver Leliebloem. Samson en de klucht van de twee Jaegers. |
|
|
4 December. De Suyver Leliebloem. De Spoockerije van Arlequin en de twee Jaegers en de melckboerinne. |
|
Deze arlequinade zal wel de vertaling zijn van ‘Arlequin fait magicien, ballet-pantomime dans le gout anglais’Ga naar voetnoot(97). |
|
|
11 December. De Suyver Leliebloem. De klucht van Arlequin philosooph en de twee Jaegers en de melckboerinne. |
|
1770. |
12 en 19 Februari. De Suyver Leliebloem. Het spel van den Deserteur en den bucheron. |
|
Het eerste waarschijnlijk een bewerking van Le Déserteur, opéracomique van Sedaine, muziek van Monsigny. - Het tweede, elders vermeld als ‘het musiecstuck genaemt den houtkliever’, is een zangspel van H. Guichard en Castet en werd o.m. door J.F. Cammaert vertaald met den titel den Houtkliever of de dry wenschen (1770). Of geldt het hier een Fransche voorstelling? |
|
|
31 December. De Suyver Leliebloem. Samson en de klucht van den Schoenlapper. |
| |
| |
1771. |
8 Februari. De Suyver Leliebloem. De Jacht van Henricus den vierden en de klucht van den Schoenlapper. |
|
Het eerste spel is de bewerking van La Partie de Chasse de Henri IV, opéra-comique in drie bedrijven van Collé. |
|
|
9 December. De Suyver Leliebloem. De Jacht van Henricus den vierden en de klucht van den baron-tailleur. |
|
Deze klucht, zeer zeker aan het Fransche répertoire ontleend, hebben we nog niet kunnen identificeeren. |
|
|
23 December. De Suyver Leliebloem. Het spel van Maria van Aragon en de klucht van Arlequin philosoph. |
|
Met het eerste spel wordt bedoeld De gestrafte min-lust van Maria van Aragon, door J.F. Cammaert. (1750) |
|
1772. |
11 Februari. De Suyver Leliebloem. De twee Jaegers en de melckboerinne, Het verloren Lam en de sprekende Schilderije. |
|
Het tweede stuk wordt ook genoemd Het verloren Schaep en is de bewerking van La Clochette, ‘comédie a ariettes’ (1766) van Anseaume. Het derde is een bewerking van het zangspel Le Tableau parlant, van Anseaume en Grétry (1769). |
|
1774. |
4 Februari. De Suyver Leliebloem. Zemier en Azor. |
|
Naar het gelijknamige Fransche zangspel van Marmontel en Grétry. |
|
|
11 Februari. De Suyver Leliebloem. Den Déserteur en den Landssoldaet. |
|
Het tweede stuk is een zangspel van Anseaume: Le Milicien, o.m. door J.F. Cammaert vertaald. |
|
|
14 November. De Suyver Leliebloem. Het spel van den Tooveraer en de klucht van den landsoldaet. |
|
Het eerste is ongetwijfeld Le Sorcier, zangspel van A.A.H. Poinsinet, in de vertaling van J.F. Cammaert. |
|
|
21 November. De Suyver Leliebloem. Het spel van Zemier en Azor. |
|
1775. |
9 Januari. De Suyver Leliebloem. De Jacht van Henricus den 4den en de Minnelisten van Arlequin en Carlo. |
|
|
24 Februari. De Suyver Leliebloem. Het spel van den Nachttrommelaer en de klucht van Joocris. |
|
Het eerste vermoedelijk een bewerking van Le Tambour nocturne, van Ph. Méricault Destouches; het tweede een van de talrijke Jocrisse-spelen die toen het licht zagen. |
| |
| |
1776. |
20 November. De Suyver Leliebloem. Den Baertkrabber van Sivilien en de twee Jaegers. |
|
Het eerste is het bekende werk van de Beaumarchais, dat bet jaar te voren in het Fransch was opgevoerd geworden tijdens het verblijf van den auteur te BrusselGa naar voetnoot(98). |
|
1777. |
31 Januari. De Suyver Leliebloem. Zelfde programma als op 20 November 1776. |
|
|
14 en 21 April. De Suyver Leliebloem. De overlooper gevolgd door de klucht van de Meesterschap der vrouwen oft t'ongeregelt houwelyck. |
|
Het eerste is ongetwijfeld het reeds vroeger gespeelde de Deserteur. Het tweede hebben we niet kunnen identificeeren. |
|
1778. |
19 Januari. De Suyver Leliebloem. Don Pedros Maeltijdt en Arlequin, dief, provoost en reghter. |
|
|
27 Februari. De Suyver Leliebloem. De dry sultanen oft Soliman den tweeden en de klucht van het Houwelyck door listigheden. |
|
Het eerste een bewerking van Soliman II ou les Sultanes, opéra-comtque in drie bedrijven door Favart. Kan het tweede soms een bewerking zijn van Molière's Mariage forcé? |
|
|
16 November. De Suyver Leliebloem. Henricus den Vierden, gevolgd door den Kuyper. |
|
Het tweede spel een bewerking (door J.F. Cammaert?) van le Tonnelier, muziek van Gossec, woorden van Audinot (1761). |
|
|
23 November. De Suyver Leliebloem. Den Deserteur en De Kuyper. |
|
1779. |
29 Januari. De Suyver Leliebloem. Ninette in 't hof en de Koopman van Smirna. |
|
Het tweede spel is de bewerking van Le Marchand de Smirne, blijspel in één bedrijf door S.R.N. de Chamfort. |
|
|
29 November. De Suyver Leliebloem. Don Pedros Maeltijdt en den doorluchtigen Keyser. |
|
Het tweede is De doorlugtigen Keijzer Jozefus den IIe, door den Brusselschen dichter RombautGa naar voetnoot(99). |
| |
| |
|
13 December. De Suyver Leliebloem. De Koopman van Smirna, Den Doctoor tegen Danck en den doorluchtigen Keyser. |
|
Het tweede spel zeker een vertaling van Molière: Le Médccin malgré lui. |
|
1781. |
12 November. De Suyver Leliebloem. De Jacht van Henricus den vierden, De feest van t' hert en den Doorluchtigen Keyser. |
|
Het tweede een bewerking van La Fête du Coeur, ‘un petit divertissement’, ‘pièce sans importance’, schrijft FaberGa naar voetnoot(100). |
|
|
17 December. De Suyver Leliebloem. |
|
We vernemen alleen dat dien dag een tooneelvoorstelling ingericht werd, niet welk stuk werd opgevoerdGa naar voetnoot(101). |
|
1782. |
20 December. De Suyver Leliebloem. Samson en Het verward huishouden. |
|
De klucht is van een onbekenden schrijver, schrijft WorpGa naar voetnoot(102). |
|
1783. |
31 Januari. De Suyver Leliebloem. Samson en den gekroonden Boer. |
|
De klucht werd o.m. ook in 1793 opgevoerd met den titel De Boer op den Troon, die overigens beter beantwoordt aan dien van het Fransche origineel Le Paysan sur le Trône, (van?). Het werd o.m. door Rombaut vertaaldGa naar voetnoot(103). |
1784. |
14 Januari. De Suyver Leliebloem. Adam en Eva uyt het lust-paradys gejaegt in ballingschap, door J.F. Cammaert, en de klucht van den gekroonden Boer. |
|
|
17 November. De Suyver Leliebloem. De verwoestinghe van Jerusalem en Arlequin keyser in de Maen. |
|
De arlequinade werd ook den 28n April 1790 vertoond, ditmaal onder den titel Arlequin generael van het leger in de Maen. Vermoedelijk Arlequin Empereur dans la Lune, van Tatouville. |
|
1785. |
14 Februari. De Suyver Leliebloem. De school der jalousen en de twee goudieven. |
|
Het eerste kan een vertaling zijn van Molière: L'Ecole des MarisGa naar voetnoot(104) |
| |
| |
|
Maar misschien ook de bewerking van A.J. de Montfleury: L'Ecole des Jaloux ou le Cocu imaginaireGa naar voetnoot(105). |
|
5 December. De Suyver Leliebloem. Den Belaggelijcken erfgenaem en de School der jalousen. |
|
Het eerste, De belachchelijke erfgenaem of baatzuchtige Juffer, van F. Rijk. |
|
1786. |
6 Maart. De Suyver Leliebloem. Don Pedros Maeltyd en den Schoenlapper. |
|
|
22 Maart. De Suyver Leliebloem. Don Pedros Maeltyd, Den Schoenlapper en De Koopman van Smirna. |
|
|
18 December. De Suyver Leliebloem. De dry sultanen oft Soliman den tweeden. |
|
|
22 December. De Suyver Leliebloem. Het spel van Genoveva en Bonjean den Lapper. |
|
Dit tweede spel konden we niet identificeeren. |
|
1788. |
11 Januari. De Suyver Leliebloem. De blyde Inkomst. |
|
Een gelegenheidsstuk? |
|
|
19 Januari. De Suyver Leliebloem. Samson en de klucht van den gekroonden boer. |
|
1790. |
28 April. De Suyver Leliebloem. 't Verlost Brussel. |
|
Vermoedelijk een gelegenheidsstuk ter eere van Heintje Van dei Noot, den held der Brabantsche Omwenteling, voor wien het jaar 1790 een triomf jaar was. Den 18n December 1789 deed hij te Brussel zijn plechtige intrede, woonde het te Deum in Sinter Goedele bij en was 's avonds aanwezig bij de opvoering van Voltaire's ‘La Mort de César ou Rome délivrée’, in den MuntschouwburgGa naar voetnoot(106). Het lijkt me waarschijnlijk, dat het ‘Rome délivrée’ voor deze gelegenheid 't Verlost Brussel geworden is. |
|
Bij dit stuk kwam Arlequin, generael van het leger in de Maen. |
|
1791. |
23 Maart. De Suyver Leliebloem. Den verliefden Sondaer en de onverwagte wederkomste. |
|
Het eerste spel konden we niet identificeeren; het tweede is ongetwijfeld een bewerking van Le retour imprévu, blijspel in één bedrijf door Regnard. |
| |
| |
|
19 December. De Suyver Leliebloem. De verliefde Slavinne en broekdragende Vrouwe. |
|
Het eerste stuk hebben we niet kunnen identificeeren; het tweede kan wel de gelijknamige klucht zijn van P. Elzevier al is ze nu ook van 1666. |
|
1793. |
27 Mei. De Suyver Leliebloem. Armida en De Prins Schouwveger. |
|
Armida is de bekende opera van Lulli op woorden van Quinault. De volledige titel van het tweede spel luidt: De Schoorsteenveger prins en de prins schoorsteenveger. Het is een bewerking van Le ramoneur prince et le prince ramoneur, van Duval. |
|
|
18 November. De Suyver Leliebloem. De Boer op den Troon en Keizer Karel en de Schoenlapper. |
|
Hiermede kan wel Michiel de Swaen's Gecroonde Leersse worden bedoeld. |
|
1795. |
15 Maart. De Suyver Leliebloem richtte dien dag een tooneelvoorstelling in, maar de titel van het gespeelde stuk wordt niet medegedeeld. |
|
1798. |
20 Februari. De Suyver Leliebloem. Den Barbier van Sevillien. |
|
1800. |
15 April. De Suyver Leliebloem ‘in de Warande’. Het spel genaemt den Kluysenaer en De meesterschap der Vrouwen, klugt in twee acten.’ |
|
Het eerste spel is vermoedelijk het gelijknamige drama van Kotzebue. |
|
1801 of 1802. |
De Suyver Leliebloem. SamsonGa naar voetnoot(107). |
|
1803. |
De Suyver Leliebloem. Het spel van den gewaenden Prins. |
|
Hebben we niet kunnen identificeeren. |
|
1806. |
5 Februari. De Wijngaerd zou dien dag een Fransch tooneelspel hebben opgevoerdGa naar voetnoot(108). |
|
1809. |
4 Januari. La Concorde ou les Amis de Thalie, in de Warande. Misanthrope et Repentir, drama in 5 bedrijven naar Kotzebue: Menschenhass und Reue. Les folies amoureuses, comédie en trois actes van RegnardGa naar voetnoot(109). |
|
|
27 December. Le Tyran domestique, comédie en 1 acte, en Frosine ou la dernière venueGa naar voetnoot(110). |
| |
| |
1811. | |
|
23 Juli. |
|
De Wijngaerd richt dien dag een liefdadigheidsvoorstelling in; de titel van het opgevoerde stuk wordt niet medegedeeldGa naar voetnoot(111). |
|
|
11 November. De Wijngaerd, in den Muntschouwburg. Lodoïska of de Tartaren en de Twee jaegers en de melkmeyt. |
|
Het eerste is een zangspel van B. Ruloffs naar het gelijknamige Fransche spel van J.E. Bedeno Dejaure (1791). |
|
1815. |
26 December. De Suyver Leliebloem. Don Arresien... smertGa naar voetnoot(112) en Het Meisterschap der Vrouwen. |
1816. |
|
|
De Suyver Leliebloem richt een tooneelvoorstelling in, maar de titel van het opgevoerde stuk wordt niet medegedeeld. |
|
1820. |
17 April. De Wijngaerd zou in de Warande hebben gespeeldGa naar voetnoot(113). |
|
1821. |
1 Mei. De Wijngaerd in de Warande. De Dood van Karel, infant van Spanje, treurspel in 5 bedrijven door Wiselius. |
|
|
23 Augustus. |
|
De Wijngaerd richt een tooneelvoorstelling in t.g.v. den verjaardag des Konings. De titel van het opgevoerde stuk wordt niet medegedeeldGa naar voetnoot(114). |
|
1824. |
|
|
Het Heylich Cruys richt een tooneelvoorstelling in. De titel van het opgevoerde sruk niet medegedeeldGa naar voetnoot(115). |
|
1825. |
14 Maart. |
|
De Wijngaerd richt een liefdadigheidsvoorstelling in. Titel van het opgevoerde stuk niet medegedeeldGa naar voetnoot(116). |
|
|
26 September. De Wijngaerd. Het Geraamte en de Verhinderde Danspartij. |
|
Het Geraamte of de Leeuwenridders is een romantische draak van A. Cramer. - De verhinderde Danspartij of het orkest onder de tafel, door C.A. Van Ray, is de bewerking van het Fransche blijspel La Danse interrompue door P.Y. Barré en E.T. Ourry. |
| |
| |
1826. |
24 April. De Wijngaerd in zijn lokaal ‘den Gouden Molen’. De dood van Karel, infant van Spanje en De wederzijdsche ontrouwGa naar voetnoot(117). |
|
Het tweede stuk is een blijspel met zang in 1 bedrijf van de hand van De Visser, lid der vereeniging. |
|
|
15 Mei. De Wijngaerd in zijn lokaal voornoemd. De Molenaer van Sans Souci, Herkenning en Vergeving of de geallieerde troepen in Spanje en TeniersGa naar voetnoot(118). |
|
Het eerste is een blijspel met zang in 1 bedrijf (1805) door M.G. Engelman, naar het Fransch van J.M.A.M. Dieulafoy, het tweede een tooneelspel in twee bedrijven naar het Hoogduitsch (van?), het derde een zangspel door M. Westerman, naar het Fransch van J.N. Bouilly en M.J. Pain. |
|
|
9 October. De Wijngaerd. De Broeders op de Toets en de OuderliefdeGa naar voetnoot(119). |
|
Het eerste een tooneelspel in 3 bedrijven door G. Van der Vyver (1807), naar het Fransch Les Frères à l'épreuve, door A. Pelletier Volméranges; het tweede een zangspel in 1 bedrijf door G. Brender à Brandis (1799) naar het Fransch L'Amour filial ou la Jambe de bois, van C.A. Demoustier. |
|
|
December of begin Januari 1827. |
|
Het H. Cruys richt een tooneelvoorstelling in. Ook thans blijft de titel van het opgevoerde spel onvermeldGa naar voetnoot(120). |
|
1827. |
28 Januari. De Wijngaerd. Philips van Egmont en Drie Vaders tegelijkGa naar voetnoot(121). |
|
Het eerste stuk is een historisch drama (1826), waarin de auteur, H.H. Klijn, den ‘mislukten aanslag’ dramatiseert, ‘in 1579 op Brussel gedaan door den ontaarden zoon van een beroemden vader.’Ga naar voetnoot(122) Het tweede een zangspel van J.J. De Visscher, lid van de vereeniging, muziek van Vander Moezen, naar het Duitsch van Kotzebue: Der Vater von ungefähr. |
|
|
Februari. De Wijngaerd. Zeloïde, De ouderlijke Liefde, Het Bankroet van den Schoenlapper en Drie vaders tegelijkGa naar voetnoot(123). |
|
Het eerste stuk is een treurspel van J.N. Esgers naar het Fransch |
| |
| |
|
van G.F. Poullain de Saintfoix; het tweede werd vroeger gespeeld onder den titel van de Ouderliefde; Het Bankroet van den Schoenlapper is een blijspel met zang in 1 bedrijf door J. de Quack, naar het Fransch La banqueroute du Savetier à propos de Bottes, van A Martainville. |
|
|
Daarenboven besloot de Wijngaerd den 24 Augustus tot de opvoering van Victoor of het Gevonden Kind in het Bosch, Brouwer en Grasbeek of de Kunstschilder en Het Bankroet van den Schoenlapper. |
|
Het treurspel is een bewerking van R.C. Guilbert de Pixéricourt: Victor ou l'Enfant de la Forét; het tweede, Adriaen Brouwer en Joost Graasbeek, is een blijspel met zang van C.A. van Ray. |
|
Of de voorstelling werkelijk plaats had hebben we niet vermeld gevondenGa naar voetnoot(124). |
|
1828. |
24 Februari. De Wijngaerd. Waarschijnlijk werd dien dag vertoond: De Vesting aan den DonauGa naar voetnoot(125). |
|
Het is een vertaling door B.A. Fallée van R.C. Guilbert de Pixéricourt: La Forteresse du Danube (1805). |
|
|
28 December. De Wijngaerd. Eduard III en De wederzijdsche OntrouwGa naar voetnoot(126). |
|
Het eerste is een drama van D.J. Kasteleyn, naar het Hoogduitsch van C.F. Weisse. Het tweede hebben we niet kunnen identificeeren. |
|
|
De Wijngaerd besloot daarenboven op zijn vergadering van 7 November tot de opvoering van Teniers, De verhinderde Danspartij en Brouwer en GrasbeekGa naar voetnoot(127). |
|
1829. |
23 Februari. De Wijngaerd. Eduard III, gevolgd door Pauliska. |
|
Het tweede stuk is een vaudeville, dien we niet hebben kunnen identificeerenGa naar voetnoot(128). |
|
|
Einde 1829 of begin 1830 speelde de Wijngaerd in St. Joris Hof Hariadan Barbarossa, van J. de Quack en B.A. Fallée, gevolgd door De OuderliefdeGa naar voetnoot(129). |
| |
| |
1830. |
Op 11 Januari besluit de Wijngaerd tot de opvoering van De Broeders op de Toets en Pauliska. Deze spelen zijn het waarschijnlijk, welke voorkwamen op het programma der voorstelling van 6 Februari daaropvolgendGa naar voetnoot(130). |
Dr. C. DE BAERE.
Brussel, 10 April 1945. |
-
voetnoot(1)
-
Het Nederlandsch Tooneel te Brussel tijdens de Regeering van Koning Willem I (1815-1830), in Eigen Schoon en De Brabander, XXVII, nr 2 (April-Juni 1944), blz. 45, nr 15.
-
voetnoot(5)
-
Paginae Bibliographicae van 15n April 1927, blz. 517-518.
-
voetnoot(6)
-
Mélanges Paul Frédéricq, 1904, blz. 137-144.
-
voetnoot(11)
-
Naemen van de vrije Liefhebbers van de Academie vanden Wyngaert onder den Tittel van Groeijen en Broeijen (lees Bloeijen) ingestelt den 17 Augusti 1657. - Register van de voornaemste saecken voorghevallen in dese compagnie onder de doorluchtige Protectie van Syne Excelentie den Heer Prince de Berghes, etc. als schutheer vande tegenwoordighe compagnie onder het schrift van Groijen en Bloijen. Beghinnende met desselfs bescherminghe den XXV Januarij MDCCI. - Boeck der Resolutien ende Particuliere Rekeningen aanvang nemende den 2 April 1826. (In onze voetnoten duiden we deze registers gemakshalve als Reg. I, II en III aan).
-
voetnoot(12)
- Onder nummer 2764. - Memorie Boeck Waer inne gheschteuen syn, De namen der Princen ende vrye Liefhebbers der Rymconst Schuylende Onder den Sedighrycken Tittel der Mater Bloeme De Welcke Syn Voerende 't Loffelyck Schrift Suyver, in, Liefde, Sedert haer beginsel vanden iare 1661 inhoudende hunne deucht stichtighe ende eerlijcke vergaederinghe in dese princelyke Stadt Brussel. J. La Duron. 1696.
-
voetnoot(13)
- Onder nr 2765 een register met als eenig opschrift De Suijver Lelie. Onder nr 2769, Compagnie Boeck van de Lelie-Bloem onder de Bescherminge van den Heijligen Joseph Voerende voor Bijschrift Groeyt 't saem in liefde, Lelie-Schaer, Tot Joseph, Christi Voester-vaer. Ingestelt Den Eersten Januarij 1688 In de parochie van de Heylige Catharina Binnen de Princelijcke Stadt Brussel. - Onder nr 2768, Livre de la Compagnie de la Fleur de Lis sous les Auspices de St. Joseph Erigée dans la paroisse de Ste Catherine en cette ville de Bruxelles, Le premier Januier 1688. - Onder nr 2766 een register zonder titelblad behelzende de rekening en verantwoording van de ‘thresoriers’ van het jaar 1761-62 af tot en met 1802-03, echter niet zonder leemten. (In onze voetnoten, Reg. I, II, III en IV).
-
voetnoot(l4)
- Te oordeelen naar het affiche voor een tooneelvoorstelling in den Muntschouwburg ten jare 1747. F. Faber, welke het reproduceert (Histoire du Théâtre francais en Belgique, I, Bruxelles-Paris, blz. 181), verkert in den waan, dat die vertooning werd ingericht door het gezelschap van den schouwburg, hetwelk onder de leiding stond van Favart en zou gespeeld hebben onder de benaming Compagnie de la Toison d'or attitrée de l'amour vainqueur, die inderdaad op het affiche voorkomt. Maar dat het hier in werkelijkheid ‘Gedeons Vlies’ was, die de voorstelling op touw zette, blijkt m.i. uit de vier volgende versjes op het affiche, waarin deze Compagnie duidelijk wordt genoemd:
‘Ainsi que le soleil parcourt son Hémisphère
S'enfoncant dans la mer, remontant sur la terre.
De même la Toison de Gédéon descend
Et reparaît encore avec plus de brillant.’
-
voetnoot(l5)
-
Resolutieboeck 9, s.d. 20 Januari 1731. Stadsarchief, Brussel.
-
voetnoot(l8)
- Dit jaar richtte de Compagnie aan den Magistraat een rekest, dat afgewezen werd. (Resolutieboeck 11, fo 9, s.d. 10 November 1734. Stadsarchief, Brussel).
-
voetnoot(19)
-
Popeliers noemt deze Compagnie de Roselaeren-Snotdolven en verklaart deze tweede benaming als volgt: ‘Cette société Dortait d'abord le titre de Roselaer. Comme elle était composée de jeunes gens qui avaient le mérite d'être de bons acteurs, un membre d'une compagnie rivale dit un jour publiquement, en plaisantant, que le Rosier n'était représenté que par des snotdolven (des morveux). L'épithète fut rapportée à ceux qu'elle frappait, mais au lieu de s'en facher, ils la joignirent a leur titre’ (a.w. blz. 72).
-
voetnoot(20)
- Voor de Compagnie de St. Louis, zie Resolutieboeck 9, s.d. 29 Mei 1731. Een nota in het tweede index-register der Resolutieboeken noemt deze compagnie ook de ‘Compagnie der Waelen.’ - Voor de Compagnie de
St. Charles, zie Dr. M. Rudelsheim, t.a.p. Ook deze Compagnie wordt in het aldaar gepubliceerde document de ‘Waele Compagnie’ genaamd.
-
voetnoot(22)
- Voor meer bijzonderheden, zie onze hierboven vermelde bijdrage.
-
voetnoot(23)
- Dr. J.A. Worp. Geschiedenis van het Drama en van het Tooneel in Nederland. 2 dln. Groningen, 1904.
-
voetnoot(24)
- Dr. P. De Keyser, a.w. blz. 24. - De klucht werd alhier nog in 1679 of 1680 opgevoerd door den Wyngaerd en in 1750 door de Konstminnende leerlingen te Etichove (E. Vander Straeten, Le Théâtre villageois en Flandre, II, Bruxelles, 1881, blz. 89).
-
voetnoot(27)
- Alle tooneelvoorstellingen in de Materbloem, waarvan we hier gewagen, staan in het Memorie Boeck vermeld, echter zonder opgave van den datum. Daar dit boek niet gefolioteerd is, achten we het overbodig er telkens naar te verwijzen.
-
voetnoot(29)
- Al. De Maeyer, in Nieuw Vlaanderen van 17 April 1943.
-
voetnoot(31)
- De volledige titel van den tweeden druk luidt: Aller wonderheden, wonderen schat, oft Mirakel der Mirakelen, historie desselfs geschiet in het jaer 1570 binnen de Princelycke stadt van Brussel. Op reym gestelt door D. Danoot. In het jaer 1670 ende als nu door hem selven in den tweeden druck verbetert. Bij de We Gielis Stryckwant te Brussel, 1720’ (F.A. Snellaert, Het Vlaemsch Tooneel in de XVII eeuw. In Het Belgisch Museum, 1845, blz. 361).
-
voetnoot(36)
- Elk stuk werd tweemaal opgevoerd (Reg. I, blz. 198).
-
voetnoot(40)
- Dr. W. Van Eeghem. Rhetores Bruxellenses, blz. (18). Overdruk uit Revue belge de Philologie et d'Histoire, t. XV (1936).
-
voetnoot(47)
- De rekening over het jaar 1682-83 vermeldt de opvoering van dit spel, maar geeft geen datum op. (Reg. I, blz. 331).
-
voetnoot(59)
- Niet onmogelijk dat het spel later nog hernomen werd. Met Memorie Boeck geeft wel geen inlichtingen meet vóór 1749. Maar op een van de bladen, dat het jaarmerk 1745 draagt, staan hiernavolgende woorden aan het adres van een van de acteurs geschreven: ‘Hieronimus Josephus Roelants, synde noch maer een kint van 6 iaeren oudt, heeft gespeelt voor Askan in Titus en Aran, ende gehadt de grootste eer van alle d'aenhoorders, ende tot synder lof is dit alhier gestelt door mij Joan laduron.’
-
voetnoot(70)
- Deze vertooning werd door Lodewijk XV bijgewoond. De vorst zou Renier de Leeuw, die voor Assuerus speelde, in zijn loge ontboden hebben en hem, als blijk van zijn voldoening, een ‘borze gouts’ hebben geschonken. (Luyten, a.w. blz. 66).
-
voetnoot(81)
- H. Liebrecht, Histoire du Théâtre français à Bruxelles, Paris, 1923, blz. 180.
-
voetnoot(92)
- Het argument voor deze opvoering werd in de Brabander (I, blz, 130) gepubliceerd door M. Sacré.
-
voetnoot(93)
- Alle gegevens over de Suyver Leliebloem, welke thans volgen, uit het niet gefolioteerde Reg. IV. Deze Compagnie gaf al haar vertooningen in de groote opera, alias den Muntschouwburg.
-
voetnoot(100)
-
Faber I, blz. 278. Werd gedurende het seizoen 1774-1775 ook door het gezelschap van den Muntschouwburg (in het Fransch) gespeeld, (Liebrecht, blz. 296).
-
voetnoot(115)
- Brief van de vereeniging aan den Wijngaerd dd. 7 December 1823. Archief van den Wijngaerd, Briefwisseling.
-
voetnoot(120)
- Brief van de vereeniging aan den Wijngaerd d.d. 23 November 1825. Archief van den Wijngaerd, Briefwisseling.
-
voetnoot(125)
- Op de vergadering van 3 Januari 1828 wordt medegedeeld, dat dit stuk een tweede maal zou vertoond worden. Op 28 Januari wordt besloten den 24 Februari een tooneelvoorstelling te geven in ‘La Société des Beaux-Arts’, op 3 Maart is weer van een tooneelvoorstelling sprake (notulen van deze vergaderingen in den bundel briefwisseling van het archief van den Wijngaerd). Vermoedelijk hebben al deze mededeelingen betrekking op de vertooning van het opgegeven stuk.
-
voetnoot(126)
- Notulen verg. van 8 Oct. 1828, bundel briefwisseling.
-
voetnoot(128)
- Notulen verg. van 22 Januari 1828 in den bundel briefwisseling.
-
voetnoot(129)
- Juiste datum onbekend. Toelating tot het geven van de voorstelling door burgemeester en schepenen op 20 December 1829, in bundel briefwisseling. De afrekening gebeurt op 12 Januari 1830. (bundel briefwisseling).
|