Jaarboek De Fonteine. Jaargang 1945
(1946)– [tijdschrift] Jaarboek De Fonteine– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |||||||||||||||||
De Blazoenen van onze RederijkerskamersIn de Wapenkunde nemen de blazoenen van de Rederijkerskamers een voorname plaats in. Hoewel hun studie van groot belang is op geschiedkundig en folkloristisch gebied werd aan dit onderwerp nog onvoldoende aandacht besteed. Het ligt echter niet in onze bedoeling hier nu reeds uitvoerig over de Rederijkersblazoenen te handelen. We bepalen ons veeleer bij enkele opmerkingen van algemeenen aard, toegelicht aan de hand van meer concrete voorbeelden in verband met de blazoenen van de Gentsche Rederijkerskamers. Het blazoen van zijn Kamer lag den Rederijker nauw aan het hart en was voor hem zeker heel wat meer dan een heraldische liefhebberij; hij liet het op zijn gildekleed borduren, het pronkte in de vergaderzalen op de eereplaats; in processiën en ommegangen werd het plechtig rondgedragen of op praalwagens opgesteld. Voor het uitbeelden ervan werd soms op befaamde kunstschilders beroep gedaan. Dit alles kan ons slechts doen betreuren dat zoo weinig oorspronkelijke blazoenen uit den bloeitijd van de Rederijkerskamers, de tweede helft van de XVe eeuw en het grootste gedeelte van de XVIe zijn bewaard gebleven. Dit verlies wordt echter wel eenigszins vergoed door het opnemen van afbeeldingen van blazoenen in bundels van de XVIe en de eerste jaren van de XVIIe eeuw. We vermelden in dit verband onder meer: de Spelen van Zinne, ‘geprentt te Ghendt tegen ouer Tstadhuus/by ... Joos Lambrecht/Lettersteker’, met de blazoenen van de 19 Vlaamsche en Brabantsche Kamers die aan het Landjuweel te Gent in 1539 deelnamen; de Spelen van Sinne van het Landjuweel en het Haagspel te Antwerpen in 1561, gedrukt door Willem Silvius, met de blazoenen van de aldaar aanwezige Brabantsche Kamers, en verder nog verscheidene andere bundels met de producten van Noord-Nederlandsche Rederijkersfeesten uit het begin van de XVIIe eeuw, die de blazoenen bevatten van verscheidene Hollandsche Kamers. Deze afbeeldingen bevatten echter geen aanduidingen omtrent de gebruikte kleuren. De oude plaatsnijders hebben weliswaar van arceering en puntwerk gebruik gemaakt, doch niet zoozeer | |||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||
om de kleuren te verbeelden dan wel om de indeelingen van het schild, de wapenstukken en het veld te onderscheiden. Het stelsel van de weergave der kleuren in de Heraldiek dat nu in voege is, was toen nog niet in gebruik. Dit wordt namelijk toegeschreven aan den Romeinschen Jezuiet Sylvester a Petra Sancta, die het aanwendde in zijn werk Tesserae Gentiliae, Rome, 1638. Marc van Wulson, heer van Colombière, vordert zijnerzijds het vaderschap op van het afbeeldingstelsel der kleuren in de tweede uitgave van zijn boek La science héroique (1669) en beweert het toegepast te hebben in zijn Premier livre du blazon, dat hij liet drukken, ‘pour connoistre les métaux et les couleurs par la taille douce ’. ‘Auparavant’, zoo schrijft hij ‘l'on se servoit de lettres capitales des métaux et des couleurs pour les dénoter; mais cela enlaidissoit l'armoirie, et apportoit de la confusionGa naar voetnoot(1).’ De veelvuldige opzoekingen die we omtrent de Rederijkersblazoenen deden, overtuigden er ons van dat hiervoor meestal de natuurlijke kleuren werden gebruikt. Waar oude en betrouwbare afbeeldingen van blazoenen ontbreken, zijn we aangewezen op beschrijvingen uit de XVe en XVIe eeuw. Zoo kunnen we ons uit de registers van de lepersche Hoofdkamer Alpha en Omega een goed denkbeeld vormen van heel wat blazoenen van Rederijkerskamers uit Fransch-VlaanderenGa naar voetnoot(2), terwijl ook sommige erkenningsbrieven van Kamers met het oog hierop belangwekkende bijzonderheden bevatten.
De zinnebeelden van de Rederijkersblazoenen zijn meestal door de religieuze symboliek van de Late Middeleeuwen geïnspireerd. Ze vertolken veelal de benaming of het devies van de Kamer en behooren aldus voor het meerendeel tot de ‘sprekende wapens’ van de heraldiek. De patroon of patrones van de Rederijkerskamer komt er bijna altijd in voor. De meest verspreide wapenstukken zijn: de fontein met drie stralen (symbool van de H. Drievuldigheid), ook wel eens God de Vader, God de Zoon en God de H. Geest, die laatste meestal voorgesteld in de gedaante van een witte duif of van vurige tongen, Christus aan het Kruis, de Pelikaan en de Wijngaard (symbolen van Christus), de Doornenkroon, het Boek (uit de | |||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||
Apokalips), de H. Maagd (met of zonder het Kindje Jezus), de H. Anna, de H. Barbara met den toren waarin ze opgesloten werd, de H. Catharina met haar folterrad, de H. Apolonia met in de handen een tang en een tand en verder talrijke bloemen, meestal met een symbolische beteekenis: de akolei (aquileia), de Christusoogen (lychnis coronaria), de distelbloem, de eglantier, de goudbloem, de heidebloem, de jennettebloem (lychnis diurnia), het kersouwken (of madeliefje), de korenbloem, de lelie (symbool van de zuiverheid van Maria), de lischbloem, de roos (symbool van de goddelijke liefde), de violette, violier of pensee, de vlasbloem, de witte waterroos, de zonnebloem enz. In talrijke gevallen dragen de blazoenen het wapenschild van de stad, waar de Kamers werkzaam waren, soms ook in top van het schild, het wapen van een prins, die hierdoor zijn hooge waardeering voor de vereeniging wilde betuigen. We hebben ons bij het geven van deze enkele bijzonderheden bepaald bij de eigenlijke blazoenen, die weinig voor wijzigingen vatbaar zijn. Daarnaast bestaan nog kunst- en rebusblazoenen, veelal voor wedstrijden vervaardigd, die, ofwel het eigenlijke blazoen door fantaisistische variaties en wijzigingen tot een pronkstuk herschiepen, ofwel de benaming, het devies of een eeredicht in rebusvorm vertolkten.Ga naar voetnoot(3) Als toelichting bij deze algemeene gegevens volge hier nu een nadere kennismaking met de blazoenen van de vijf Gentsche Rederijkerskamers: De Fonteine, Marien Theeren, Sinte Agnete, Sinte Barbara en Jezus met de Balsembloem. Het wapen van De Fonteine wordt in den erkenningsbrief van 9 December 1448 beschreven en stelt voor een ‘fonteine... staende beheymt in eene loke ofte muragie met eenen turrekine uprisende ende daer wtsprutende drye goten overal spraeyende in teeckene der helegher Triniteit’Ga naar voetnoot(4). De oudst bekende afbeelding van dit embleem, in de reeds vermelde uitgave van de Spelen van Zinne, Gent, Joos Lambrecht, 1539, beantwoordt volkomen aan deze beschrijving. Door het privilegie van Karel den Stoute (29 Mei 1476), werd aan ‘De Fonteine’ toegestaan het wapen van den hertog | |||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||
in haar blazoen op te nemenGa naar voetnoot(5). Wellicht droeg de Kamer naar oude traditie ook het stadswapen van Gent in haar blazoen. Over de werking der Gentsche kamer in de XVIIe eeuw is ons bijna niets bekend. In het begin der XVIIIe eeuw werd zij opnieuw opgericht, en wij weten niet of ze dan nog haar oorspronkelijke statuten, of haar primitief blazoen kende. Weliswaar werd dit laatste afgebeeld in een blazoen uitgewerkt door de Kamer ‘Goetwillich int herte’ van Nieuwkerken, in 1755, en voorstellende de wapens der 19 kamers die in 't jaar 1539 hadden deelgenomen aan het vermaard Landjuweel ingericht door de Fonteine. Na een nieuwe onderbreking, herneemt De Fonteine haar bedrijvigheid in 1787. In 1790 wordt een nieuw reglement door de Staten van Vlaanderen goedgekeurd. Uit opzoekingen gedaan door Dr Herman van Overbeke blijkt dat bij de herinrichters van 1787-1790 de draad bijster geraakt was. Het feit dat bij een overeenkomst gesloten den 7 Juni 1789, De Fonteine in het estaminet ‘Parnassus’ op de Houtlei haar intrek nam, heeft denkelijk aanleiding gegeven tot de verwarring van het embleem der oorspronkelijke Fonteine der H. Drievuldigheid, - dat de inrichters misschien niet meer kenden - met het idee verbonden aan den Parnassusberg en de Mythologie. Of geschiedde het moedwillig, louter om de mode van den dag te volgen? Van een blazoen dat toen zou gedragen zijn geworden weten wij niets; wel van een vaandel, dat de kamer op eigen kosten liet vervaardigen, en waarvan de emblemen met den Parnassus en de godenleer verband houden. De XIXe eeuw kende een variatie die ons nader tot het oorspronkelijk blazoen bracht, nadat de statuten van 1448 weer aan het licht gebracht waren. Dit blazoen werd geteekend door P. Goetghebuer. Het stelt een fontein voor, doch in plaats van drìe stralen heeft ze een bekken met drie gorgelen. Boven dit bekken zijn zichtbaar twee stralen water die in het bekken neervallen. Langs drie gorgelen vloeit het water dan van het bekken in den grooteren kom, gevormd door het muurtje. Onderaan de fontein op het terras, is het wapenschild van Gent afgebeeld. Tusschen de waterstralen in de kenspreuk ‘Alst past bi apetite’. | |||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||
Een verkeerde opvatting van het blazoen ontstond c. 1880 bij Bevel, die misleid moet zijn geweest door den naam van het lokaal ‘Parnassusberg’ en de iconographische afbeeldingen daarmede in verband staande. Volgens deze opvatting wordt de fontein, symbool van de H. Drievuldigheid, nu de fontein van Hippocrene, ontspringend uit den Helicon onder den hoefslag van het paard Pegasus. In de verte is verder nog een tempel (van Delphi?) op een berg (waarschijnlijk den Parnassusberg) zichtbaar. Bovenaan stond de kenspreuk: ‘Mente, Calamo et Voce’. Het werd tot hiertoe niet vastgelegd waar deze woorden hunnen oorsprong hebben gevonden, maar ‘Door den Geest, den penhouder, en door de stem’, zijn volgens hun beteekenis terug te voeren naar het feit, dat gedichten werden gemaakt, schoonschrift werd beoefend, en er ook gezongen werd. Dit geschiedde nu eerst in het begin van de XIXe eeuw, toen er o.m. aan lyrisch tooneel en prijskampen aan schoonschrift gedaan | |||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||
werd. Niets echter laat ons toe vast te stellen dat in dien tijd de spreuk werd geformuleerd. Blommaert, noch Goetghebuer gewagen of nemen er notitie van. Eerst c. 1850 duikt terloops de vermelding er van op. Inzake Pegasus vinden wij eveneens terloopsche vermelding o.a. in een gedicht uit de jonge jaren van J.F. Willems. Het is Bevel die in zijn handschrift van 1881 tot 1887Ga naar voetnoot(6) een teekening geeft van een blazoen waarop de woorden en de emblema's samengebracht worden. Deze afbeelding liet hij zonder verantwoording in zijn Kronijk doorgaan als zijnde het oorspronkelijke, allereerste blazoen van De Fonteine, wat klaarblijkelijk in tegenspraak is met de statuten van 1448. Het is de vroegere hoofdman, Ad. Woedstad die naar aanleiding van deze gegevens, door zijn zoon Gaston een blazoen liet schilderen waarvan hieronder een afbeelding staatGa naar voetnoot(7). Hoezeer Bevel en Woedstad ook te goeder trouw mogen ge- | |||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||
weest zijn, het ‘Hippocrene blazoen’, dat enkel nog als curiosum in het archief wordt bewaard, is een grove vergissing geweest. In 1930 werd een nieuwe vergissing begaan, welke dient toegeschreven te worden aan een willekeurige interpretatie van geschiedkundige feiten. Het is bekend dat de gebroeders van Eyck in 1432 hun meesterwerk in de St Janskapel lieten aanbrengen. In 1458, bij het bezoek dat Philips de Goede aan Gent bracht, werd hetzelfde tafereel in ‘tableau vivant’ vertoond. In het midden stond, zooals eveneens op het schilderij staat afgebeeld de ‘fons vitae’. In 1930, wellicht in verband met het ‘Lam-Godsspel’, door De Fonteine en Marien Theeren op het Sint Baafsplein opgevoerd, werd door zekere bestuursleden van de Souvereine Hoofdkamer de ‘fontein’ zooals zegeschilderd staat op het hoofd paneel van de gebroeders van Eyck verkeerdelijk geassocieerd met de ‘fontein’, symbool van de H. Drievuldigheid, zooals in de stichtingsakte van 1448 voorkomt. Het ging zoo ver, dat zonder meer - zonder eenige voorkennis of mededeeling - een blazoen volgens deze opvatting werd gemaakt en in het openbaar gebrachtGa naar voetnoot(8). Voor hen echter die houden van historische nauwkeurigheid, kon deze fantaisistische actualiteit geen bevrediging schenken. Inderdaad, het is opvallend dat deze afbeelding niet overeenstemt met de gegevens vervat in den erkenningsbrief van 1448, vermits de fontein van het ‘Lam Gods’ 7 zichtbare op een totaal van 12 gorgelen telt en dus de H. Drievuldigheid niet kan verzinnebeelden. Thans wil De Fonteine teruggrijpen naar haar oorspronkelijk embleem zooals het voorkomt in de uitgave van de Spelen van Zinne van 1539 en nu ook in het midden van haar wapenschild met op een rol eromheen de kenspreuk ‘Alst past bi apetite’. Daarenboven draagt het blazoen van De Fonteine in top het | |||||||||||||||||
[pagina t.o. 50]
| |||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||
wapen van Karel den Stoute. Het schild zelf draagt bovenaan de Koninklijke Nederlandsche kroon, wijzende op den tite! van Koninklijke Maatschappij, die haar door Willem I in 1819 werd verleend. Aan de rechter schildzijde prijkt het stadswapen van Gent en aan de linker schildzijde het wapen van den tegenwoordigen prins van De Fonteine, Prins Karel Theodoor, Graaf van Vlaanderen, Regent van België. Onderaan staat het stichtingsjaar 1448 vermeld.
De Rederijkerskamer Marien Theeren bleef steeds trouw aan de beschrijving van haar blazoen, vervat in haar erkenningsbrief van 14 Augustus 1478 luidende: ‘eenen lelijen tac..., staende ende spruutende met zijnen loveren uut eender herte, up tzelve herte ghescreven Rethorica, ende boven der herte, up deen zijde van den tacke eene M, ende an dandere zijde een schelpe met eenen stocke van sente Jacob, hanghende an een loofkin, tsamen dweers ghecoppelt met een rollekene, daerinne ghescreven staende: Marien theeren, den zelven tac met zijnen loveren boven met twee lelije botten, tusschen den zelven twee botten eene opene lelije, daer uut spruutende tbeelde van Marien...’Ga naar voetnoot(9) In den brief van ‘confirmatie’ haar door de hoofdkamer De Fonteine den 4n Juni 1944 verleend, werd hieraan een lichte wijziging toegestaan, namelijk het aanbrengen aan de rechter schildzijde, naast de schelp, van de letter K, wijzende op de benaming Maria-Kring, die de herinrichtende vereeniging sedert 1858 heeft gedragen. De Kamer Sinte Agnete of de Bomelooze Mande draagt eveneens een blazoen volgens de oorspronkelijke beschrijving van 1508. Het stelt voor ‘eenen beerch met claverbladerkins tlammekin daerup ligghende, daer onder de bomelooze mande, ende een rolleken daer duere met lettren ghepronuncieert: elcx begheerte es.’Ga naar voetnoot(10) Een afbeelding of beschrijving van het oud blazoen van de Rederijkerskamer van Sinte Barbara, op de heerlijkheid van Sint Pieters, buiten het eigenlijke stadsgebied gevestigd, is niet bij ons weten teruggevonden. Daarom heeft ze sinds den datum van haar heroprichting, op 27 October 1940, een blazoen aan- | |||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||
genomen dat eerder een vrije compositieGa naar voetnoot(11) is, te danken aan den welgemeenden ijver van archivaris A. Woedstad en griffier V. Speeckaert, dan wel een door De Fonteine bekrachtigd - al zij het dan nog maar ten voorloopigen titel - en erkend wapenschild. Het stelt voor in het midden een toren in zilver, met groenen palmtak dwars er door, ter gedachtenis aan de opsluiting van de H. Barbara en haar zegepraal in den marteldood. Naast den toren, in de linker en rechter schildzijde, een vuursteen van het Burgondisch Huis, in goud met roode vonken. De toren, rustend op groenen grond, draagt in het voetstuk de woorden ‘Signum fidei’ dit op verzoek van den Tooneeltroep ‘Nut in 't Vermaak’, die de heroprichting aanvaardde. Het devies der Kamer - ‘Liefde verwinnet al’ -, alsook het jaartal waarop ze voor het eerst vermeld wordt - 1456 -, komen voor op een rol onderaan den grond, waarop de toren rust. In top staat het wapen der Abdij van Sint Pieters bij Gent, zijnde drie zilveren sleutels in rood veld, met bovenaan een gouden kroon, alsook mijter en staf van den abt. In de punt is het wapen van het graafschap Vlaanderen aangebracht, zwarte leeuw op gouden veld. Het grootste euvel, dat deze compositie biedt, is wel: het ontbreken van de Beschermheilige, de H. Barbara. Daarom, en vooral om aan de vereischte te voldoen van een algemeen geldende coördinatie bij het in eere houden der ‘rhetoricale’ traditie in de lage landen bij de zee, heeft De Bijzondere Kommissie voor Blazoenen, bestaande uit leden van den Raad der Souvereine Kamer, voor de Rederijkerskamer van Sinte Barbara thans een naar de eischen van de heraldiek beter verantwoord blazoen vastgelegd. Het verbeeldt de H. Barbara. staande naast een toren met in haar rechter hand den palmtak van den marteldood. In top prijkt het wapen van de Sint Pieters abdij. Het devies ‘Liefde verwinnet al’, staat geschreven op een rol dwars door het blazoen. Bovenaan is een tweede rol aangebracht met de woorden ‘Signum Fidei’. Het oorspronkelijk blazoen van Jhesus metter Balsemblomme is eveneens onbekend. De stichtingsakte geeft geen beschrijving. De Kamer draagt thans nog een blazoen, ontleend aan een oud zegel, dat bewaard wordt in het archief van De Fonteine en omtrent het einde van de XVIIIe eeuw door de Souvereine Kamer | |||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||
werd gebruikt. Hoe dit zegel een blazoen werd, dient als volgt verklaardGa naar voetnoot(12). De al te toeschietelijke welwillendheid van den toentertijd fungeerenden archivaris, A. Woedstad, heeft ook hier een verwarring gesticht, die niet langer mag blijven bestaan. Reeds enkele jaren vóór de erkenning der aanvaarde heroprichting van Jhesus metter Balsemblomme te Gent op 31 Januari 1940 door den Tooneelgroep ‘God en Vaderland’, had archivaris A. Woedstad op eigen houtje een zoogezegd blazoen samengesteld, toebedacht aan de vóór meer dan 4½ eeuwen opgerichte Kamer, die sinds 1588 geen teeken van leven meer had gegeven. Eenvoudig had hij daarvoor bovengemeld rond zegel in ruitvorm gezet en overhoeks rood en blauw als grondkleur gegeven. Dit zegel der Souvereine Hoofdkamer van Vlaanderen is gevierendeeld: 1 draagt het beeld van het gevleugeld paard Pegasus - ros der Muzen - dat door een hoefslag de Hippocrene (Hengstebron) deed ontspringen, 2 en 3 een getakt bloempje, dat waarschijnlijk de balsembloem moet voorstellen; 4 draagt een harp en een zon, als symbolen voor Apollo en de muziek. Dergelijke compositie werd in blazoenvorm gebruikt als versiering en propaganda bij de reeks openluchtspelen te Knokke-Zoute in 1939. Het feit nu dat de overhandiging van het blazoen van Jhesus metter Balsemblomme aan den Tooneelgroep ‘God en Vaderland’ gebeurd is bij een gelegenheidsreis naar Knokke op 15 Augustus 1939 heeft verder stof geboden tot voortzetting van de verwarring die zonder eenige kwade trouw gesticht werd. Het gevaar, dat hieraan verbonden was heeft archivaris A. Woedstad dan ock spoedig ingezien, toen er hem op gewezen werd dat de vreemde vermenging op het blazoen (volgens het zegel van 1793 gemaakt), al even duidelijk de geestelijke constellatie van het einde der XVIIIe eeuw verraadt, als ze klaar doet uitschijnen dat de heroplevende Gentsche Rederijkers van 1784, 1787 en 1790 nog het rechte spoor der aloude Fonteine niet hadden teruggevonden. Archivaris A. Woedstad heeft zijn vergissing willen terechtzetten, zooals blijkt uit een schrijven van 7 Januari 1940Ga naar voetnoot(13): ‘Het blazoen zal dus zonder twijfel van boven de wapens gedragen hebben van den Aartshertog,.... in het midden zal het de patroonsheilige geweest zijn. “het | |||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||
Kindeken Jesus met de balsembloeme”, zooals meestal de Kamers hun patroonsheilige in het schild dragen; ook zal de kenspreuk “Doorziet den grondt” in het blazoen vermeld geweest zijn. Het is moeilijk aan te nemen, dat een priester, (in 1492) aan het hoofd eener kamer, een blazoen zou aanvaarden, waarop de Grieksche Godenleer zou voorkomen - Pegasus op den Parnassusberg - alswanneer deze kamer gewijd is aan Jesus. Er moet dus een blazoen, waarop Jesus voorkomt bestaan hebben zooals dit het geval is met Deinze en nog andere. In afwachting en om het inhuldigingsfeest te laten doorgaanGa naar voetnoot(14), zoudt gij het blazoen van Knokke kunnen gebruiken...’. Maar de goede inzichten van den heer A. Woedstad, al kreeg hij ook nog een gekleurd ontwerp van blazoen met ‘kindeken Jesus en balsembloem’, gemaakt door zijn ouden vriend Fr. Coppejans, deken der Sint Jorisgilde, mochten niet beletten, dat voor Jhesus metter Balsemblomme een fijn afgewerkt blazoen werd geschilderd naar de verkeerde gegevens van het zegel van 1790. Om aan deze vergissing een einde te stellen heeft De Fonteine, op grond van de gegevens van het in 1505 bevestigd privilegie, alsook met vermelding van de eervolle aanduiding, die aan de herinrichtende vereeniging verbonden is, een nieuw blazoen vastgesteld en goedgekeurd, dat als volgt beschreven wordt in de ‘Memorie van Toelichting’, samen met den Confirmatiebrief, plechtig overhandigd aan den Prins der Kamer, Jr. F. van Ackere, op 10 Juni 1945. | |||||||||||||||||
Het blazoen.‘Bij ontstentenis van eenig iconographisch document uit vroeger tijd, werd het blazoen als volgt samengesteld: in een veld van azuur staat, op een terras van keel, in een prieel van goud, het Goddelijk Kind Jezus, in natuurlijke kleur, met in de rechterhand den wereldbol met het kruisken en in de linkerhand een tak met een balsembloem. Boven het prieel is een rolleken aangebracht, dragend het devies “Doorsiet den grondt”. In top van het blazoen komt het wapen van den stichter der Kamer, Philips de Schoone, met het stichtingsjaar 1492. Op de rechterschildzijde staat het persoonlijk wapen van Jr. F. van Ackere, eersten Prins der heringerichte Kamer; aan de linkerschildzijde het persoonlijk wapen van Dom Marie Albert van der Cruyssen, | |||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||
Abt van Orval, stichter van den Tooneelgroep “God en Vaderland”, die de traditie van de primitieve Kamer thans voortzet sedert 31 Januari 1940. In het punt komt het stadswapen van Gent’. | |||||||||||||||||
Besluit.Dit en dergelijke gevallen meer bewijzen dan toch dat het noodig was in de Rederijkersblazoenen een zekere orde te brengen en vooral een einde te stellen aan fantazie en willekeur, die uit een historisch oogpunt niet te verantwoorden zijn. Toen enkele jaren geleden De Fonteine haar leidende rol van Souvereine Hoofdkamer opnieuw bewust opnam, werd daartoe een speciale kommissie, bestaande uit den hoofdman, den archivaris, den griffier en den wapenheraut samengesteld, met het doel hierin te voorzien. Haar werkplan luidt als volgt: In haar hoedanigheid van Koninklijke Souvereine Hoofdkamer erkent en bevestigt De Fonteine de Rederijkerskamers. Ze verleent naar eeuwenoud gebruik de officieele doopbrieven houdende: de benaming, het devies, (eventueel) de vroegere erkenning, de(n) patroonsheilige en de afbeelding van het blazoen. Voor de samenstelling van het blazoen wordt als volgt te werk gegaan: Art. 1. Wanneer een betrouwbare afbeelding van het oorspronkelijk blazoen voorhanden is, wordt deze als blazoen van de Kamer bevestigd; is dit niet het geval, dan wordt het blazoen opgemaakt naar de beschrijving die voorkomt in de stichtingsakte of andere betrouwbare documentatie, waarbij ook met latere privilegieën rekening wordt gehouden. Art. 2. Indien het vaststaat dat in authentieke afbeeldingen van het blazoen misslagen begaan werden tegen de wetten van de heraldiek, of wanneer de voorgebrachte afbeelding niet de trouwe weerspiegeling is van de oorspronkelijke beschrijving, zullen de noodige verbeteringen kunnen en moeten aangebracht worden. Art. 3. Bij gebrek aan voldoende documentatie of bij totale afwezigheid ervan, wordt voor elke Rederijkerskamer een blazoen samengesteld dat de benaming van de Kamer of haar devies op degelijke wijze vertolkt en rekening houdt met de gebruiken en | |||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||
gewoonten van de Rederijkers uit de XVIe eeuw en met de logische toepassing van de wetten der heraldiek in verband met de kleuren en metalen. Art. 4. Worden in het bijzonder als aloude gebruiken erkend; het opnemen in het blazoen van:
Art. 5. Ingeval een vereeniging de traditie van een vroegere Rederijkerskamer weer opneemt, kan De Fonteine toestaan dat het blazoen van de Kamer aangevuld wordt met:
Hetgeen bepaald is onder art. 5 blijft enkel van kracht voor den tijd dat de heringerichte kamer bestaan zal. De commissie van de blazoenen brengt aan den Raad van De Fonteine verslag uit over ieder geval aan haar onderzoek onderworpen. De beslissing van den Raad is souverein.
H.D.S. Wapenheraut van ‘De Fonteine’. |
|