Jaarboek De Fonteine. Jaargang 1945
(1946)– [tijdschrift] Jaarboek De Fonteine– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Het huis ‘De Fonteyne’
| |
[pagina 39]
| |
lijk zou zijn dat teeken en jaartal niets meer dan herinneringen brachten aan het befaamd landjuweel en dus het gebouw dateeren zou van een lateren datum (± 1580). Om dit laatste argument te staven zou het echter noodzakelijk zijn voorbeelden van dergelijke doenwijze aan te halen, hetgeen tot nu toe onmogelijk bleek. Want indien we bijvoorbeeld op den zijgevel van het St. Joris hof - Architect Sersanders (1469-1474) -wapenschilden aantreffen, die de bezittingen van Karel V (1500-1555) aanduiden, is het klaarblijkelijk, dat ze na den bouw zijn aangebracht, terwijl de Hercules kolommen, schilden en arendvormige windvanen die op het Metsershuis (Graslei, 1521) voorkomen, ongetwijfeld normaal in het plan waren voorzien. Wat we wel ontmoeten, zijn voorbeelden van jaartallen op gevels aangebracht bij latere verbouwingen, maar nooit vonden we opschriften of data die herinneren aan vroegere gebeurtenissen. Wat nu den stijl van den gevel betreft, hebben verdienstelijke archeologen - vooral Armand HeinsGa naar voetnoot(1) - met klem beweerd, dat zijne rijke vormen niet overeen te brengen zijn met den datum 1539. Hij was overtuigd, dat het vermetel was te verwachten dat zóó vroeg reeds een uitgesproken barokgevel zou zijn ontstaan en dat men dus niet mocht afgaan op den aangeduiden bouwdatum. Misschien is het hier de plaats niet, de discussie gansch te hernemen, alhoewel het een feit is dat, wanneer een onderwerp moe behandeld werd, en de argumenten zóódanig in elkaar strengelen, dat alle duidelijkheid verdween, het oogenblik gekomen blijkt om terug te keeren naar de meest eenvoudige hypothese, door het gezond verstand gestaafd. Wat er dus ook mag beweerd worden aangaande het te vroeg dateeren van deze Barok-vormentaal, is het belangrijk op te merken dat deze stijl te Gent in 1539 wel degelijk was doorgedrongen en een aantal kunstenaars alhier er volledig moesten mee vertrouwd zijn. Of ze nu de nieuwe vormentaal Barok of Renaissance noemden, doet niets ter zake. Aan ons ze stijlkritisch te ontleden en vast te stellen wat eigenlijk gepresteerd werd. Zoodoende zullen we vaak vaststellen, dat ze, door de Renaissance motieven op overdadige, kwistige | |
[pagina 40]
| |
wijze te gebruiken, in werkelijkheid Barok voortbrachten, tot groote ergernis der boek-archeologen, die aan dezen laatsten stijl definitief en uitsluitend de 17e eeuw hebben toegewezenGa naar voetnoot(2). Zoo vertoont het Plan van Gent door Pieter de Keyzere gedrukt in 1524 reeds engeltjes of putti, die geenszins Gothisch zijn, terwijl aan het Grafmonument van Isabella van OostenrijkGa naar voetnoot(3) (patroon door Mabuse 1526) in de St. Pietersabdijkerk reeds zeer karakteristieke ver uitkragende moulures, krullende voluten (een kenschetsend Barokmotief) en aan het grafschrift: saterkoppen en grillige putti voorkomen. Verder vinden we in de tusschen 1520 en 1540 vervaardigde sloten der oude Minard verzamelnig motieven, die wel tot denzelfden stijl behooren, namelijk griffoenen, lieren, voluten, enz. Vermelden we nog, dat de Gentsche schoenmakers een houten gebeeldhouwd blazoen bezaten, gedagteekend 1539 en waarop St. Germanicus, onder de trekken van een min of meer Romeinsch soldaat, het wapenschild draagt. De sterk bewegende personages en de gansche omlijsting zijn heel bepaald BarokGa naar voetnoot(4). Wat nu het reeds vermelde houten tooneel der Fonteyne betreft, in 1539 opgericht voor het landjuweel, daar ook valt de invloed van den Barok stijl niet te loochenen, vooral in de engeltjes, die de fakkels dragen. Indien dus de voorgevel der Fonteyne gelijkt op gevels gebouwd tusschen 1560 en 1580, is dit geenszins een reden om hem te aanzien als eene navolging van deze huizen, vermits we hierboven bewezen hebben dat de Barok te Gent in 1539 wel was doorgedrongen, zelfs tot in de werkplaatsen der ambachtslieden (slotenmakers) en dat dus de stijleigenaardigheden van den gevel volledig mogelijk zijn op den aangegeven datum. | |
[pagina 41]
| |
Zoodat er zich niets meer verzet tegen de overtuiging dat de gevels van 1560-80 in werkelijkheid geïnspireerd konden zijn door dien van 1539. Een enkel bezwaar kan nog geopperd worden. Men kan inderdaad overtuigd zijn, dat het aanbrengen van jaartal en huisteeken op dit oogenblik een gewoonte is, die pas later algemeen worden zal, volgens het karakter der Barok, die houdt van uiterlijk praalvertoon en grootspraak. Het antwoord hierop ligt voor de hand. Inderdaad kunnen we onmiddellijk bewijzen dat reeds vroeger huismerk en jaartal op gevels voorkomen. Zoo dragen de Witte en Zwarte Moor (Hoogpoort, 1476) beide een ‘Wildeman’ op den gevel, terwijl het huis der Vrije Schippers (Graslei, architect Christoffel van den Berghe) niet alleen twee paar bootslui vertoont, die ankers hanteeren, maar ook boven de ingangsdeur een karveel en daarboven op een bescheiden banderol, den bouwdatum 1531. Hetgeen bewijst, dat ook op dit gebied de laat Gothiek haar | |
[pagina 42]
| |
invloed op de Barok liet gelden, dat huisteeken en datum op den gevel der ‘Fonteyne’ heelemaal niet voorbarig genoemd moeten worden voor den tijd en dat beide waarschijnlijk en normaal op het huis werden aangebracht, toen het gebouwd werd in 1539.
Het huis ‘De Fonteyne’, dat, zooals hooger vermeld acht jaar later ontstaat, dan het laat Gothische huis der Vrije Schippers (Graslei) vertoont in de algemeene ordonnantie van den gevel ongeveer de zelfde opvatting: een gelijkvloers waarboven twee volledige verdiepingen en in het dak nog twee attiekverdiepingen met daarboven een zoldervenstertje in den geveltop. Daar ‘De Fonteyne’ echter smaller en lager is wordt het aantal vensters op het verdiep op 5 gebracht. Het gelijkvloers is natuurlijk gansch verbouwd en geschonden. Het onpaar aantal vensters en het feit dat het huis aan de hoekzijde een zwaardere muur moest hebben, schijnt den architect of den metselaar in verlegenheid te hebben gebracht, want de gansche geveltop staat oneven wichtig buiten de as, zoodat zolder en bovenste attiekvenster zich niet juist boven het middenvenster der derde verdieping bevinden, maar te veel rechts. Overigens kunnen we juist dezelfde opmerking maken aangaande den hoofdgevel van het Wenemaers hospitaal (1564) op de Vischmarkt. De laat-Gothische verticale lijn, die zoo duidelijk te voorschijn komt in het huis der Metselaars (1521) en der Vrije Schippers is nu gansch verdwenen. Het zijn de horizontale moulures, onder en boven iedere vensterrij, die het meest spreken en den gevel in een aantal horizontale banden verdeelen, zoodat teruggekeerd wordt naar het Romaansch schema, dat overigens gedurende het eerste gedeelte van de Gothische periode in gebruik was gebleven. Ook zijn deze moulures de nazaten van de oorspronkelijke Romaansche waterlijsten, die nu hun actief karakter verloren hebben. Oorspronkelijk op den gevel aangebracht om het regenwater, dat van een verdieping vloeit van de lagere af te houden, zijn ze nu noodelooze versiering geworden op console doorsnede en later op half cirkelvormige. De vensterbogen die waarschijnlijk afkomstig zijn van de Gothische ontlastingsbogen zijn, wat de schaduwverdeeling op den gevel betreft, van doorslaand belang. Hun kabbelende herhaling geeft aan het geheel een harmonie vol beweging. De bogen boven het gelijkvloers worden door eenvoudige consoles gedragen. Een ander gansch nieuw element voor de periode zijn de | |
[pagina 43]
| |
ijzeren ankers (zie lettrine), die tusschen de vensterbogen een bizonder decoratieve rol spelen en over gansch den gevel zijn verspreid. De algemeene vorm is hier een omgekeerd hart, waarvan de punt verrijkt wordt met een lancet; voluten en krullen veraangenamen het geheel. Een bizonder belang wordt gedurende het Barok tijdperk aan deze muurankers gegeven, zoodat we dikwijls kleine kunstwerken van smeedwerk te bewonderen krijgen. In de minst rijkere vormen vinden we vork, S, T en U motieven, terwijl later zelfs de bouwdatums ofwel aan de ankers worden gehecht, ofwel door de zichtbare ijzers zelf worden aangegeven. Wat de geveltop betreft, we vinden hier wel het merkwaardigste gedeelte van het plan. De volute, dit bij uitstek Barok motief, wordt hier kwistig aangewend. Afgewisseld door een koppel kwartcirkelbogen, slingeren zij zich grillig naar den top, bekroond door een belachelijk klein tympanon op een rechthoekigen pijler. (Hoe ver zijn we hier van den Griekschen tempel!) Dit kwistig gebruik der volute in 1539 is alleszins merkwaardig, alhoewel niet uitzonderlijk, vermits deze stijlelementen reeds voorkomen aan de laat Gothische gevels van hoogergenoemd Metselaarshuis (1521) en Huis der Vrije Schippers (1530) te Gent, evenals aan het Grafmonument van Isabella van Oostenrijk (1526). Het gevelteeken: de fontein met drie waterstralen en de bouwdatum (1539) bevinden zich in den boog boven het middenvenster van de eerste attiekverdieping. Zij zijn niet zeer opvallend, in alle geval minder dan de ‘Wildeman’ op de Gothische huizen Witte en Zwarte Moor (1476) en de karveel en bootslieden op het Huis der Vrije Schippers (1530). Later zullen dergelijke details meer belang krijgen. Ook het zoldervenstertje, dat in den loop der eeuw en vooral gedurende de 17e eeuw, wat de versiering betreft, zoo belangrijk zal worden, is hier nog bizonder sober gehouden, terwijl noch van vazen noch bloemknoppen, die op het Wenemaershospital (1564) reeds schuchter verschijnen, geen spraak is. Spijtig genoeg is den ganschen gevel met plaaster bestreken en wit geverfd, zoodat de schilderachtige afwisseling van rooden baksteen en witten zandsteen voor den toeschouwer verborgen blijft. Het ware ten zeerste gewenscht, dat deze gevel, op menig gebied zoo belangwekkend - niet alleen voor de Fonteinisten - in zijn oorspronkelijken toestand zou hersteld worden. Dr. Marcel I.J. DERUELLE. |
|