Jaarboek De Fonteine. Jaargang 1944
(1944)– [tijdschrift] Jaarboek De Fonteine– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
Noordnederlandse studie van de rederijkerslitteratuur.Gaarne voldoe ik aan het verzoek van de redaktie om een beknopt overzicht te geven van de studie, in Noord-Nederland aan de rederijkers gewijd. Daarbij zal ik mij in hoofdzaak bepalen tot de laatste kwart-eeuw, aangezien het voorafgaande vrij algemeen bekend of gemakkelijk in handboeken te vinden is. Mijn bedoeling is, niet alleen te wijzem op wat reeds gepubliceerd is, maar ook op terrein in bewerking en op onontgonnen gebied, om tot voortgezet onderzoek, ook van Zuid-Nederlandse zijde, aan te sporen. De geringschatting, door Matthijs de Vries gekoesterd voor taal en kunst van de rederijkers heeft lang nagewerkt. Eerst laat, in 1889, heeft Dr G. Kalff in zijn verdienstelijk boek over de zestiende eeuw het gehele terrein verkend, en daardoor Jonckbloet's Geschiedenis aangevuld. Tegelijkertijd oniderzocht hij de belangrijkste verzameling van rederijkersspelen, het archief van de Haarlemse Kamer Trou moet Blycken, waaruit hij een aantal spelen, met het Luikse spel van Sint Trudo af liet drukken (1889). Veel vroeger had ook de speurzin van de ijverige en veelzijdige Dr J. van Vloten, in zijn Nederlandsch Kluchtspel allerlei toneelwerk aan het licht gebracht. Een eerherstel van de rederijkers werd ook beoogd in het Utrechtse proefschrift van Dr J. van Leeuwen over Matthijs de Castelein en zijne Const van Rhetoriken (1894). De verdienste, een krachtige stoot gegeven te hebben aan de studie van de rederijkers komt toe aan de Utrechtse hoogleeraar J.W. Muller. Voor zijn optreden te Utrecht had hij reeds gehoor gegeven aan het verzoek van Prof. L. Scharpé om gezamenlijk een volledige standaarduitgave van Cornelis Everaert te bewerken, waarvan de eerste aflevering in 1898 verscheen. Na een lange lijdensgeschiedenis, tengevolge van de wereldoorlog, werd de uitgave in 1920 voltooid, terwijl een onmisbaar glossarium nog op bewerking wacht. Onder Muller's leiding werden een drietal proefschriften met tekstuitgaven zorgvuldig bewerkt: Colijn Van Rijssele's Spiegel der Minnen, door Mej. Dr M.W. | |
[pagina 34]
| |
Immink (1913), Een spel van sinnen van den siecke stadt, door Dr H.F. Grondijs (1917), en Tspel van de Christenkercke, door Dr G.A. Brands (1921)Ga naar voetnoot(1), de beide laatste als Leidse dissertaties. Muller's voorbeeld werd door mij gevolgd, toen ik met een aantal leerlingen een onderzoek instelde naar de handschriften van Trou moet Blijcken. Hoewel Kalff in een Bijlage een inhoudsopgave van alle codices gegeven had, waaruit bleek dat hij maar een zeer klein gedeelte van de teksten uitgegeven had, was het overige nog onvolledig onderzocht. Een merkwaardig spel Van de hel van 't brouwersgilde was in 1911 door Dr H.E. van Gelder bekend gemaakt (Oud Holland XXIX), terwijl Mej. R. Pennink de zinnespelen van De rederijker Louris Jansz bestudeerd had, en over deze factor - te vergelijken met zijn tijdgenoot Everaert - een opstel in Oud Holland XXX gepubliceerd had. Ten behoeve daarvan maakte zij een afschrift van al zijn werken, dat zij welwillend tot mijn beschikking stelde voor een toekomstige monografie. Tot nu toe heb ik niemand bereid gevonden om die zaak op zich te nemen. Wel bezitten wij nu een uitgave van drie dezer spelen, door Dr N. van der Laan in de bundel Noordnederlandse rederijkersspelen (Bibl. der Ned. Letteren N.V. Uitg.-Mij. ‘Elsevier’, Amsterdam 1941), met beknopte inleiding. Om verder onderzoek van de Háarlemse verzameling te vergemakkelijken, publiceerde ik in het Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde XLV, XLVII en XLIX (1926-30) een drietal artikels met beschrijving van de inhoud der esbatementen en sinnespelen, die ten dele door mijn leerlingen onderzocht of afgeschreven werden. Sedert zijn een aantal van de interessantste esbatementen door uitgave onder ieders bereik. Prof. F.A. Stoett bezorgde in een uitstekend toegelichte uitgave Drie kluchten uit de zestiende eeuw (Zutphen - W.J. Thieme en Cie - 1932), Dr M. de Jong koos voor zijn Utrechts proefschrift Drie zestiende-eeuwse esbatementen (Amsterdam - H.J. Paris - 1934) en Dr N. van der Laan Vier zestiende-eeuwse esbatementen, uit het archief der Pellicanisten (Leiden - E.J. Brill - 1938), terwijl het Esbatement van de Dove Bitster door Mej. C. Daan uitgegeven werd in de Leuvensche Bijdragen XXIX (1937). | |
[pagina 35]
| |
Het bovengenoemde Spel van de hel vant brouwersgilde, merkwaardig voor de sociale toestanden werd met een soortgelijk spel vergeleken en opnieuw uitgegeven in het Utrechtse proefschrift van Dr B.H. Erné: Twee zestiende-eeuwse spelen van de hel (Groningen - J.B. Wolters - 1934). In 1927 had ik gelegenheid om nasporingen te doen op de bibliotheek te Brussel en te Gent. Mijn belangstelling gold in de eerste plaats de rederijkersprodukten onder invloed van de hervormings-denkbeelden rondom 1539: naast de Gentse spelen het door Schotel gebrekkig uitgegeven Middelburgse spel Den Boom der scriftuerenGa naar voetnoot(2) en het Spel van sinnen op tderde, tvierde ende tvijfde capittel van dwerck der Apostelen, door Pijper gepubliceerd in de Bibliotheca Reformatoria Neerlandica. Dit laatste bracht mij tot een vergelijking met soortgelijke litteratuur, o.a. een Spel van Paulus' bekeringe en de drie apostelspelen van de bekende Antwerpenaar Willem van HaechtGa naar voetnoot(3). Deze gegevens zijn verwerkt in een verhandeling ove Apostelspelen in de rederijkerstij (Mededeelingender Kon. Akad. van Wetenschappen. - Amsterdam - 1928). Dit onderzoek werd op verdienstelijke wijze uitgebreid tot de bekende Gentse spelen door Dr L.M. van Dis in zijn Utrechts proefschrift Reformatorische rederijkersspelen uit de eerste helft van de zestiende eeuw (Haarlem - 1937), waarin ook het merkwaardige reformatorische Tafelspel van drie personagien volledig afgedrukt is. Na dit proefschrift vatte de schrijver in samenwerking met Dr B.H. Erné, het plan op, een standaarduitgave van de Gentse spelen te bewerken. Het eerste deel, de tekst bevattend, is reeds in 1939 verschenen (Groningen - J.B. Wolters); de bewerking voor het tweede deel, met aantekeningen en glossarium, is door de tijdsomstandigheden vertraagd en nog niet voltooid. Te Brussel was mijn belangstelling ook gewekt door een veertiental handschriften, alle vervaardigd door Reyer Geurts en vermoedelijk op de Amsterdamse Kamer In Liefde bloeyende vertoond, maar die evenmin als de Haarlemse spelen alle in de Noordelijke gewesten oorspronkelijk thuis behoren. Daarvan bracht ik verslag uit in een beknopt artikel Amsterdams rederijkersleven in het midden van de zestiende eeuw (Tijdschr. voor | |
[pagina 36]
| |
Ned. T. en L. XLVIII, 1928, blz. 133 vlg.). Ook deze spelen, waarvan ik er twee in afschrift bezit, wachten nog op een nader onderzoek.Dat is wel ten deel gevallen aan andere, reeds in de zestiende eeuw gedrukte Amsterdamse spelen, namelijk de Zeven spelen van de Wercken der Bermherticheydt, die met andere Amsterdamse spelen bestudeerd zijn in het Utrechtse proefschrift van Dr E. Ellerbroek-Fortuin: Amsterdamse rederijkersspelen in de zestiende eeuw (Groningen - J.B. Wolters - 1937). Het onderzoek naar de Apostelspelen bracht nog een andere verrassing. In het Brusselse handschrift vond ik ook een hoogst merkwaardige verzameling reformatorische refereinen van ±1540, die gedeeltelijk overeenkwamen met een soortgelijke gedrukte verzameling van 1592, die op grond daarvan dus eveneens uit veel vroegere tijd afkomstig moesten zijn. Uit deze beide bundels werden proeven medegedeeld in twee artikels: Een onbekende verzameling refereinen uit de eerste helft van de zestiende eeuw en De Dordtse bundel met ‘Christelijcke en schriftuerlycke refereynen’, beide in het Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis XXI (1928). Een klein supplement over dergelijke Schriftuurlijke refereynen in een Londens handschrift volgde in hetzelfde tijdschrift, jaargang XXXII. Er bestaat kans dat binnen niet te lange tijd een volledige uitgave van deze reformatorische refereinen door een van mijn oud-leerlingen bezorgd zal worden. De wereldse refereinen uit deze vroege periode zijn nu volledig in druk beschikbaar, want naast de Vlaamse tekstuitgave van de refereinenbundel van Jan van Styevoort (1524) - waarvan het derde deel, met aantekeningen en glossarium nog steeds met verlangen verwacht wordt! - bezitten wij nu een degelijk bewerkte uitgave van De refereinenbundel van Jan van Doesborch in het Leidse proefschrift van Dr C. Kruyskamp (Leiden - E.J. Brill - 1940). Bij een onderzoek naar het rederijkersleven in Zeeland, dat onlangs geleid heeft tot een belangrijk hoofdstuk in zijn proefschriftGa naar voetnoot(4), deed Dr P.J. Meertens een aardige vondst, namelijk | |
[pagina 37]
| |
een vezamelhandschrift met esbatementen, afkomstig uit het archief van de Kamer De Rode Lelie te Brouwershaven. De inhoud van deze kluchten, deels afkomstig uit West-Vlaanderen, werd door mij weergegeven in een artikel Onbekende zestiende-eeuwse esbattementen van een onbekende rederijkérskamer Tijdsch. voor Ned. T. en L. LV (1936), blz. 211-224), met de opmerking dat deze kluchten stellig een uitgave verdienden. Deze zal nu ook weldra verschijnen als proefschrift van Drs H. Meyling. Eenige jaren geleden had ik nogmaals gelegenheid, met een groep leerlingen rederijkesteksten te onderzoeken en af te schrijven. Deze keer gold het de voortzetting van een werk, door wijlen Prof. L. Scharpé ondernomen, nl. de spelen van R. Lawet, de door hem ontdekte rederijker van de Roeselaarse kamer de Zebaer Herten. Nadat ik op dit onderzoek de aandacht gevétigd had in een Nieuwe Taalgids-artikel van 1938: Twee zestiende-eeuwse spelen ‘Van den Verlooren Zoone’ werd een van de deelnemers, E.G.A. Galama, bereid gevonden om deze spelen uit te geven. Dit geschiedde in een Utrechts proefschrift (Nijmegen - N.V. Dekker en Van de Vegt - 1941). Ten slotte vallen nog twee samenvattende werken te vermelden, waarin ook geschriften van zestiende-eeuwse rederijkers vermeld of opgenomen zijn namelijk de bloemlezing Dichters der Contra-reformate van Anton van Duinkerken (Utrecht - De Gemeenschap - 1932) en Dichters der Reformatie in de zestiende eeuw door Dr W.A.P. Smit (Groningen J.B. Wolters - 1939). Deze zakelijke opsomming - ten bate van voortgezet onderzoek - bewijst dat het in Noord-Nederland niet ontbroken heeft aan belangstelling voor een litteratuur die voor het overgrote deel van Zuidnederlandse oorsprong is. Utrecht Sept. 1943. C.G.N. de VOOYS. |
|