winkelruit. J.V. Neylen verkent spannende perspectieven die vaak tot een abstractie leiden, een gedachte-experiment, een werkelijkheid buiten de dingen.
De laureaat heeft, zoals jurylid Pia de Jong het uitdrukte, ‘een stem voor de toekomst’. De onweerstaanbaar boeiende en tijdloos-soevereine bundel En niet bij machte houdt zonder meer een belofte in voor de toekomst. Op opvallende en in deze tijd, in de contemporaine poëzie, nogal ongewone wijze staat J.V. Neylen in de traditie van iconen van de Nederlandstalige poëzie, heel expliciet zelfs M. Nijhoff en Jan van Nijlen. De auteur weet die invloeden en (expliciete) referenties - eerder een soort resonans - soepel en op welhaast vanzelfsprekende wijze in haar werk te vervlechten. De verzen balanceren tussen raadselachtigheid en helderheid, helemaal in de trant van de helder geformuleerde cryptogrammen van Nijhoff, tussen geslotenheid en toegankelijkheid. Neem de prachtige slotregels van het gedicht ‘Grondmens’: ‘Doe net als de mens die koppig / naar zijn werk vertrekt en zijn dag verlaat. Maar doe het omgekeerd’.
En niet bij machte bevat gedichten, in een hechte compositie gepresenteerd, over keuzes die we allemaal maken: wanneer ik naar mijn werk ga, verlaat ik dan mijn dag? Ja, dat moet het zijn. En dat is ook vertwijfeling. Want als je je dag verlaat, ben je weer een dag uit je leven kwijt. Die bijna melancholieke ondertoon schuilt in veel van de gedichten. De titel van de bundel kan als programmatisch worden gelezen: de ik-figuur is niet bij machte contact te krijgen met de buitenwereld, zoals in het gedicht ‘12.00’: ‘Ik tik mijn marionettenvingers / op de ruimte die niet opensplijt. Ze hebben niets // omhanden deze handen - verdwaald / in een dag die speelt voor dood. Zijn zilver // trekt als een helm over mijn hoofd’.
Het is vooral de combinatie van het zilver van de dag en de helm over ‘mijn hoofd’ die hier opvalt. In de beeldentaal is zilver als metaal van schitter en glans op beklemmende wijze verbonden met de dood, met een helm. Dat laatste beeld kan duiden op gevangenschap en machteloosheid om een uitweg te vinden. Maar het is tezelfdertijd een wapen tegen diezelfde dood en wie weet de buitenwereld.
Op meesterlijke wijze, zeker voor een debuut, worden dergelijke ambivalenties gethematiseerd. Zonder boodschapperig en vertellend te schrij-