Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2020-2021
(2022)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 126]
| |
Frits Niessen
| |
[pagina 127]
| |
bant -, hij zou er zijn hele leven blijven wonen. Ook als kamerlid was de binding met het Brabantse gewest voor hem van grote betekenis. Bovendien lag zijn woonplaats gunstig voor zijn veelvuldige contacten met Vlaanderen. Na de mulo ging Frits Niessen naar de katholieke kweekschool voor onderwijzers ‘St. Gerardus Majella’ in het nabijgelegen Dongen. Daarna werd hij onderwijzer, in Raamsdonksveer, van 1957-1963. Naast deze baan volgde hij een opleiding MO-Nederlands aan de Katholieke Leergangen in Tilburg. Nadat hij die had voltooid, werd hij leraar Nederlands op dezelfde kweekschool, later pedagogische academie, waar hij zelf tot onderwijzer was opgeleid. Hier werkte hij zeventien jaar in de periode 1963-1980. ‘Hij doceerde Nederlands op een gedreven en bezielende manier. Hij leerde ons Wolkers kennen, Carmiggelt, W.F. Hermans, Ivo Michiels en we moesten zelf lezen’, schreef oud-leerling Jan de Jong enkele decennia later op zijn website.Ga naar eindnoot2 Favoriete auteurs van Frits Niessen waren verder Multatuli, Van Ostayen en Du Perron. Tijdens de eerste les nam ‘de eminente literatuurkenner’ zijn leerlingen mee naar de openbare bibliotheek in het dorp om ze daar wegwijs te maken in de aanwezige Nederlandse literatuur.Ga naar eindnoot3 En er waren leerlingen die vertelden door zijn enthousiaste manier van lesgeven zelf ook leraar Nederlands te zijn geworden. Frits Niessen hechtte aan traditie en vriendschap. In oktober 1962 richtte hij samen met acht onderwijzers en leraren, afkomstig uit Raamsdonk-dorp, de Raamsdonkse Onderwijzers en Leraren Liga op. De roll kwam jaarlijks bijeen; om de vijf jaar sloten ook ‘de mèskes’ aan bij het diner. En steeds was er een jaarrede van Frits. De laatste jaren voor zijn overlijden was het gezelschap door het wegvallen van enkele leden wel wat uitgedund, maar het was nog steeds actief. In 2022 zal het 60-jarig bestaan gevierd worden. Al in zijn jeugdjaren in Raamsdonk toonde Frits Niessen zijn liefde voor taal en literatuur. Als jongen van zestien was hij graag bereid om op zondag na de hoogmis de zorg op zich te nemen voor het uitlenen van boeken uit de parochiebibliotheek. Het stelde hem ook in de gelegenheid zelf bijna alle daar aanwezige boeken te lezen. Daarna bleef hij zich jarenlang met het plaatselijke bibliotheekwerk bezighouden. Hij richtte in de gemeente Raamsdonk een bibliotheek op en vervolgens was hij meer dan dertig jaar voorzitter van de bibliotheken in Raamsdonk en Raamsdonksveer. In de dorpsgemeenschap van Raamsdonk was hij een geziene figuur, | |
[pagina 128]
| |
niet alleen door zijn werk voor de bibliotheek, maar ook door zijn activiteiten voor een Ontmoetingscentrum. Verder was hij actief in de plaatselijke politiek. In de jaren zeventig was hij ook lid van het bestuur van de regionale Stichting Vormingswerk voor Jonge Volwassenen en lid van het schoolbestuur in Raamsdonk.
In het jaar 1957, toen Frits Niessen als onderwijzer begon, had hij in Hulst op een bijeenkomst over Frans-Vlaanderen een voor hem belangrijke ontmoeting met de twintigjarige Vlaamse onderwijzer Jozef Deleu. Deze maakte hem enthousiast om te gaan meewerken aan het zojuist door hem opgerichte culturele tijdschrift Ons Erfdeel.Ga naar eindnoot4 Met dat tijdschrift ging Deleu zich vanuit het West-Vlaamse dorp Rekkem richten op de bevordering van de Nederlandse taal en cultuur. Frits Niessen schreef vervolgens met enkele anderen voor het blad een artikel met de titel ‘Noordnederlandse jongeren treden aan’. In het artikel verbonden deze twintigers zich ertoe om zich ‘vol enthousiasme aan deze belangrijke zaak te wijden’. Met deze zaak werd het doel van het blad bedoeld en dat lag volgens de ondertekenaars in ‘de bevordering van de samenwerking tussen alle Nederlandssprekenden’. Sindsdien is Frits Niessen altijd betrokken gebleven bij het blad en bij de in 1970 opgerichte culturele instelling Stichting Ons Erfdeel. Eerst maakte hij deel uit van de redactie, naderhand - september 1968 - trad hij toe tot de kernredactie. Sinds 1977 was hij adjunct-hoofdredacteur, niet alleen van Ons Erfdeel, maar ook van het Franstalige zusterblad Septentrion, revue de culture néerlandaise, en van het tweetalige jaarboek De Franse Nederlanden - Les Pays Bas Français dat speciaal op Frans Vlaanderen gericht was. Later kwam er nog het Engelstalige jaarboek The Low Countries. Arts and Society in Flanders and the Netherlands bij. Er waren weldra tal van andere uitgaven. Zo zou een brochure over het ontstaan van het Nederlands in de loop van de tijd in negentien talen verschijnen. Frits Niessen was de tweede man, naast Jozef Deleu, de zeer gedreven oprichter, die als hoofdredacteur van de bladen fungeerde. Gedurende decennia zouden Deleu en Niessen een sterk duo vormen. Er bestond een zeer intensieve samenwerking tussen beiden. Ook voor de vele andere publicaties van de Stichting was Niessen medeverantwoordelijk. In de eerste decennia van zijn redacteurschap schreef hij vele bijdragen in de tijdschriften van de Stichting, waaronder signaleringen en besprekingen van boeken, theaterstukken en culturele evenementen. Ook elders en | |
[pagina 129]
| |
met name in het Brabantse dagblad De Stem publiceerde hij in deze tijd veel informatieve artikelen over literatuur, cultuurpolitiek, Vlaanderen en de Vlaamse Beweging. Geleidelijk aan verlegde Frits Niessen zijn activiteit van het schrijven naar het redigeren bij Ons Erfdeel. Hij speelde een zeer actieve rol bij redactievergaderingen en kwam steeds met vele suggesties die zijn brede culturele en maatschappelijke belangstelling toonden. Gedurende bijna zestig jaar was hij betrokken bij alle belangrijke beslissingen die in de Stichting werden genomen. Hij maakte de ontwikkelingen niet alleen mee, maar heeft ze ook sterk beïnvloed. Ontelbare keren reisde hij naar het Belgische Rekkem, waar Ons Erfdeel nog steeds is gevestigd. In 1982 kreeg hij voor het redacteurschap bij Ons Erfdeel een hoge Belgische onderscheiding, officier in de Kroonorde van België.
Zijn betrokkenheid bij taal, literatuur en cultuur combineerde Frits Niessen met een sterke politieke belangstelling. Politiek actief werd hij aan het eind van de jaren vijftig. Aanvankelijk was hij lid van de Katholieke Volkspartij (kvp). Hij was bestuurslid en voorzitter van de afdeling Raamsdonk. In oktober 1966 viel het centrumlinkse kabinet-Cals als gevolg van een kritische motie van de kvp-fractievoorzitter Norbert Schmelzer. Daardoor ontstond onrust in de christendemocratische gelederen. Frits Niessen bedankte na de ‘Nacht van Schmelzer’ voor de kvp en trad toe tot de Partij van de Arbeid (pvda). Hij was voorzitter van de afdeling Dongemond, vice-voorzitter van het gewest Noord-Brabant-West en lid van de landelijke partijraad van de pvda. In deze tijd leerde hij Willemien van Veghel kennen, die in de periode 1974-1978 raadslid was voor de politieke groepering Jongerenappèl in de gemeente Raamsdonk. Ze was maatschappelijk werkster en bestuurlijk actief. Ze trouwden in december 1978. Willemien deelde zijn belangstelling voor politiek en cultuur en vormde een belangrijke steun bij zijn talloze activiteiten. Na de landelijke verkiezingen in 1977 trad Frits Niessen op 6 oktober toe tot de Tweede Kamer. Aangezien de afloop van de kabinetsformatie zeer onzeker was, bleef hij zijn kamerlidmaatschap met zijn leraarsbaan in Dongen combineren. ‘Ik werkte gewoon als leraar in Dongen, na afloop van school tufte ik in mijn autootje naar Den Haag voor de fractievergaderingen.’Ga naar eindnoot5 Toen ondanks de grote overwinning van de pvda door het akkoord van Van Agt en Wiegel een cda-vvd-kabinet werd gevormd, | |
[pagina 130]
| |
maakte Niessen samen met enkele anderen na drie maanden plaats voor de voormalige pvda-ministers die in de Kamer zitting namen. Pas eind augustus 1980 keerde hij terug in de Kamer, nadat Jan Pronk een functie bij de vn-ontwikkelingsorganisatie Unctad had aanvaard. Frits Niessen zou veertien jaar in de Kamer blijven tot 17 mei 1994. In de politiek stond hij bekend om zijn inhoudelijke benadering. Het ging hem vooral om de zaak, niet om de personen. Hij zocht geen publiciteit en was een consciëntieus kamerlid. Zo vertelde zijn vriend en fractiegenoot Dick de Cloe dat hij van Frits Niessen had geleerd om voorafgaande aan een debat ook de tweede termijn alvast voor te bereiden. Al trad hij weinig op de voorgrond als kamerlid, toch was hij zeer invloedrijk en gezaghebbend, ook door zijn vele contacten in het culturele en maatschappelijke veld. Frits Niessen was in het bijzonder op Brabant gericht; legendarisch was het ‘Breed Brabants Trein Beraad’. Hij reisde jarenlang samen met drie andere Brabantse kamerleden Dick de Cloe, Frits Castricum en Broos van Erp in de trein naar Den Haag. Ze wisselden dagbladen uit en bij een kop koffie spraken ze over landelijk, maar vooral regionaal nieuws. Zijn beleidsterreinen waren binnenlands bestuur, onderwijs en cultuur. Op het beleidsterrein binnenlands bestuur voerde hij het woord in de Kamer over enkele gemeentelijke herindelingen en een nieuwe Provinciewet. Hij was fractiecoördinator bij burgemeestersbenoemingen en hij effende voor vele pvda-burgemeesters het pad voor een benoeming in het tot dan overwegend katholieke Zuiden waar de kvp vanouds een zeer sterke positie innam. Tegelijkertijd maakte hij zich sterk voor een grotere invloed van de gemeenteraad bij burgemeestersbenoemingen. In dat opzicht had ook zijn optreden in 1988 in het debat over de benoeming van de gewezen minister Gerrit Brokx invloed. Deze oud-minister kwam in het geheel niet voor op de lijst van kandidaten, opgesteld door de vertrouwenscommissie van de gemeenteraad van Tilburg, maar hij werd niettemin door het kabinet geparachuteerd in de functie. Minister-president Lubbers moest in het debat met Niessen erkennen, dat de procedure onjuist was geweest. In de Kamer hield Niessen zich verder bezig met onderwijs, in het bijzonder met de herstructurering van het hoger beroepsonderwijs en de pedagogische opleidingen. Gezien zijn erudiete belangstelling voor taal en literatuur was het vanzelfsprekend dat in de pvda-fractie ook de cultuurportefeuille aan hem werd toevertrouwd. Van belang was zijn bemoeienis | |
[pagina 131]
| |
met de veel aandachttrekkende reorganisatie van het orkestenbestel. Bekend werd hij door zijn scherpe interpellatie van de cda-minister Elco Brinkman in febuari 1985, nadat deze had geweigerd om de voordracht van de jury te aanvaarden en de P.C. Hooft-prijs, de staatsprijs voor de letterkunde, uit te reiken aan Hugo Brandt Corstius. Na de weigering volgden vele protestacties tegen het besluit. Als cultuurwoordvoerder van de oppositionele pvda-fractie interpelleerde Frits Niessen de minister over de kwestie. Met een stapel van wel vijftien boeken van Brandt Corstius besteeg Niessen het spreekgestoelte van de Tweede Kamer. Hij betoogde dat ‘het praktijk diende te zijn dat de minister het oordeel van een onafhankelijke jury volgt, wij zeggen dat op basis van een lange, liberale traditie in dit land waarin de overheid niet als beoordelaar van kunst optreedt’. De minister antwoordde dat in het bijzondere geval van een staatsprijs de overheid ook mocht oordelen over ‘staatkundig-ethische’ aspecten. Hij achtte het toekennen van een staatsprijs aan Brandt Corstius onjuist, omdat de schrijver ‘stelselmatig sarrend en schofferend de grenzen van het fatsoen in ruime mate overschrijdt’. Niessen repliceerde dat mensen die zich beledigd voelden naar de rechter konden stappen. Dat was niet gebeurd en het was voor hem ‘onaanvaardbaar’ dat de heer Brinkman nu ‘als een soort hulprechter’ ging optreden. Hoewel zijn motie om de prijs alsnog aan Brandt Corstius toe te kennen, werd verworpen, kwam er door deze affaire wel een eind aan de P.C. Hoofprijs als staatsprijs en werd de prijs daarna ondergebracht bij een zelfstandige stichting. In 1987 werd de prijs voor het eerst in zijn nieuwe vorm toegekend en wel aan Hugo Brandt Corstius. Niessen had in 1986 veel kritiek op de eerste cultuurnota van minister Brinkman. Hij betoogde dat de minister vanuit het verkeerde uitgangspunt dat de kunstenaar met de rug naar het publiek stond tot een even verkeerde conclusie kwam, namelijk het invoeren van een soort culturele markteconomie.Ga naar eindnoot6 Samen met fractiegenoot Den Uyl keerde Niessen zich in 1987 in schriftelijke vragen aan minister Brinkman tegen het voornemen van de gemeente Hilversum om het schilderij ‘Compositie met twee lijnen’ van Piet Mondriaan aan de hoogstbiedende te verkopen. Het zag er naar uit dat het schilderij naar het buitenland zou verdwijnen. Het uiteindelijke resultaat was dat het schilderij voor 2,5 miljoen gulden in het bezit kwam van het Stedelijk Museum in Amsterdam, dat het kunstwerk al jarenlang in bruikleen had gehad. In 1989 verzette hij zich met succes tegen een | |
[pagina 132]
| |
poging om het Institut Néerlandais in Parijs, dat was gericht op de bevordering van de Nederlandse cultuur, te sluiten.Ga naar eindnoot7 Bij zijn belangstelling voor de Vlaams-Nederlandse verhoudingen sloot aan dat Niessen jarenlang deel uitmaakte van de Interparlementaire Commissie (ipc) van de Nederlandse Taalunie; hij was er ook enige tijd voorzitter van. Deze kennis- en beleidsorganisatie voor de Nederlandse taal werd in 1980 opgericht door de Nederlandse en Belgische overheden. Nog in een ander opzicht bleek zijn liefde voor taal en literatuur. Samen met zijn fractiegenoot Eric Jurgens voerde hij in 1990 een nieuwe traditie in: er kwam voortaan een gedicht over politiek en maatschappij op de achterzijde van de ‘Vrijdagbrief’, de weekagenda van de pvda-fractie. Later stelden Niessen en Jurgens een bloemlezing samen van honderd verzen, getiteld De heren van Den Haag zijn onderweg, een titel ontleend aan een gedicht van Gerrit Achterberg. De sdu maakte er een mooi boekje vanGa naar eindnoot8, dat op een bijzondere bijeenkomst werd aangeboden aan de voorzitters van de vijf grootste fracties. Bolkestein, Brinkman, Lankhorst, Van Mierlo en Wöltgens droegen bij deze gelegenheid elk een of meer zelfgekozen gedichten voor. Bij de presentatie van het boekje nodigde Niessen zijn collega-kamerleden uit voortaan naar hartenlust uit de bloemlezing te citeren.
In 1994 stelde Frits Niessen zich niet meer beschikbaar als kamerlid, omdat hij in zijn eigen woorden ‘zichzelf begon te herhalen’. Aangezien hij zich in de Kamer sterk had gemaakt voor nieuwe criteria bij koninklijke onderscheidingen, weigerde hij bij zijn afscheid als volksvertegenwoordiger - discreet weliswaar - de onderscheiding die hem volgens een automatisme zou zijn toegekend. Na het kamerlidmaatschap voelde hij zich vrij om tal van bestuurlijke culturele functies op te pakken. Hij werd voorzitter van Het Zuidelijk Toneel in Eindhoven, een groot Nederlands theatergezelschap. Hij vervulde nog tal van andere bestuursfuncties in de culturele sfeer, zoals bestuurslid van het Nederlands Instituut voor Animatiefilm in Tilburg, van Introdans in Arnhem, van het Fonds Kunst en Educatie in Den Haag, van het Vlaams cultuurhuis De Brakke Grond in Amsterdam. Hij was lid van het Vlaams Fonds voor de Letteren in Antwerpen en van de Programmaraad van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep. Van 1996 tot en met 2002 had hij zitting in het bestuur van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds, nu het Nederlands Lette- | |
[pagina 133]
| |
renfonds, in Amsterdam. Zijn betrokkenheid bij de literatuur blijkt onder meer uit het feit dat hij op eigen initiatief een bibliografie maakte van Nederlandse gedichten in Engelse vertaling, die nog steeds door de medewerkers van het Letterenfonds wordt geraadpleegd.Ga naar eindnoot9 Dat hij een groot liefhebber was van poëzie blijkt hieruit dat in zijn huis in de gezamenlijke werkkamer van het echtpaar één wand volledig gevuld was met poëziebundels. Frits en Willemien brachten samen vele uren door in deze werkkamer, ieder bezig met eigen activiteiten. Ook muziek had zijn grote belangstelling. Frits bezocht graag samen met Willemien concerten en hij schafte regelmatig cd's aan met voor hem nieuwe muziek-uitvoeringen. Met plezier keek hij terug op zijn medewerking in de jaren negentig aan een uitzending van Een goedemorgen, met..., van Aukelien van Hoytema, waarin bekende Nederlanders gedurende twee uren hun favoriete klassieke muziek presenteerden. Ook bezocht hij met Willemien vaak tentoonstellingen en toneel- en balletvoorstellingen. Een andere kant was dat Frits graag tennis- en schaatswedstrijden op de televisie volgde. Dat was een actieve bezigheid, waarbij hij op lijsten tijden en scores bijhield.
Bestuurlijk was hij niet alleen op landelijk niveau actief, maar hadden ook regionale en plaatselijke aangelegenheden zijn aandacht. Tijdens het kamerlidmaatschap was Niessen voorzitter gebleven van de Raamsdonkse bibliotheken. In 1998 nam hij na een dertigjarig voorzitterschap afscheid, toen de bibliotheken fuseerden met die in Geertruidenberg, na de samenvoeging van de beide gemeenten. Ook op provinciaal niveau was hij actief in het Brabantse bibliotheekwezen. Voor al deze activiteiten zou hij in 1991 de legpenning van verdienste van het Nederlands Bibliotheek en Lectuur Centrum ontvangen. Frits Niessen was voorzitter van de Beeldende Kunstadviescommissie van de gemeente Geertruidenberg, vanaf 2001. Onder zijn leiding verschenen vele kunstwerken in de openbare ruimte. Een bijzondere plaats nam het voorzitterschap in van de Stichting Lambertuskerk in zijn geboortedorp Raamsdonk, in de periode 1997/1998 t/m 2009. Hij was in het begin van deze eeuw als voorzitter van de stichting de drijvende kracht achter een grote restauratie van de kerk. Zijn inspirerende leiding en zijn grote netwerk waren doorslaggevend voor het slagen van deze operatie. Het gebouw heeft nu een belangrijke multi-culturele functie. Hij droeg er ook nog aan bij dat er een boek over de duizend jaar | |
[pagina 134]
| |
geschiedenis van de Lambertuskerk en het dorp Raamsdonk tot stand kwam.Ga naar eindnoot10 Zo ging Niessen onder meer zelf in de Koninklijke Bibliotheek, het Nationaal Archief en andere instellingen op zoek naar geschikte historische afbeeldingen die in het boek ter illustratie werden opgenomen. Bij zijn vertrek als voorzitter in 2009 werd hij tijdens een feestelijke bijeenkomst in de Lambertuskerk benoemd tot Ereburger van de gemeente Geertruidenberg, vanwege zijn verdienste voor het culturele leven in de gemeente en voor de Lambertuskerk in het bijzonder.
Bij dit alles bleef zijn redacteurschap van Ons Erfdeel een constante factor. Ook tijdens zijn veeleisende kamerlidmaatschap had Frits Niessen zijn redactionele activiteiten, zelfs als lid van de hoofdredactie, gecontinueerd. Hij bleef alle redactievergaderingen bijwonen die op zaterdag in Rekkem werden gehouden. Na het afscheid als kamerlid kon hij daar nog intensiever mee doorgaan. Zijn activiteiten voor Ons Erfdeel hebben zonder twijfel een belangrijke rol gespeeld bij het toekennen in 1997 aan Frits Niessen van de Visser-Neerlandiaprijs van het Algemeeen Nederlands Verbond voor veertig jaar ‘persoonlijke verdienste’ op het gebied van de Nederlandse taal en cultuur. Staatssecretaris Aad Nuis noemde hem in zijn laudatio een ‘bevlogen regelneef, die het altijd om de zaak en niet om het persoonlijk succes ging’. De staatssecretaris betoogde dat Niessen een brugfunctie tussen Noord en Zuid vervulde: ‘Voor een Noorderling ben je een echte Zuiderling, een Brabander. Maar Vlamingen kunnen jouw punctualiteit en vasthoudendheid opvatten als Hollandse drammerigheid. Ik vermoed dat jij beide werelden bewoont en ook in beide wortel hebt geschoten.’ Een brugfunctie tussen Noord en Zuid vervulde Frits Niessen sinds begin 1995 ook als Nederlandse co-voorzitter van de Gemengde Commissie ter uitvoering van het nieuwe Vlaams-Nederlandse Cultureel Verdrag (cvn). Bij zijn afscheid in 2006 werd hem het ereteken van het commandeurschap van de Belgische Kroonorde toegekend, en wel specifiek voor zijn vele en grote verdiensten op het terrein van taal en cultuur in de lage landen, in Nederland en Belgié. Terugkijkend benadrukte Niessen in 2010 dat Vlaanderen en Nederland weliswaar een taalgemeenschap vormen, maar daarom nog geen cultuurgemeenschap. Het waren niet de overeenkomsten, maar juist de verschillen die voor hem de samenwerking tussen Noord en Zuid aantrekkelijk maakten. Hij was daarin wel ambivalent, gelet op zijn uitspraak: ‘Mijn | |
[pagina 135]
| |
probleem met de Vlamingen is, dat ik ze begrijp’.Ga naar eindnoot11 Hij memoreerde dat men in de sociaaldemocratische beweging zijn grote belangstelling voor de Vlaams-Nederlandse verhoudingen wel eens wat vreemd had gevonden. Niessen wees er dan op dat in de Vlaamse beweging vanouds ook altijd socialisten hadden geëxcelleerd, zoals Camille Huysmans, een klinkende naam. Hij had er altijd voor gezorgd, dat hij niet in nationalistisch vaarwater terechtkwam. ‘We hebben gewoon de taal gemeenschappelijk, niet meer dan dat.’Ga naar eindnoot12 En wat dat betreft, constateerde hij dat er meer evenwicht was gekomen in de wederzijdse waardering en dat er daardoor vooruitgang was geboekt in de samenwerking tussen Noord en Zuid. Bij Ons Erfdeel had hij lange tijd een duo gevormd met Jozef Deleu, maar ook na diens afscheid in 2002 zette Frits Niessen zijn redactionele activiteiten met onverminderd enthousiasme voort onder de opvolger van Deleu, Luc Devoldere. Dat bleef hij doen tot 2016 toen hij tachtig jaar was geworden en op zijn eigen, nuchtere en laconieke manier zonder enige ophef afscheid nam als adjunct-hoofdredacteur. In totaal had hij bijna zestig jaar als redacteur gefunctioneerd. Hij toonde steeds een grote inzet en zijn invloed was navenant. Terwijl hij in de eerste decennia veel had geschreven, concentreerde hij zich later op het redigeren. Er is ooit wel eens uitgerekend dat hij in zijn werk voor Ons Erfdeel 11.500 artikelen heeft gelezen, heeft gecorrigeerd voor goed taalgebruik en van inhoudelijk commentaar heeft voorzien. Hij was een generalist en werd bij zijn overlijden door de redactie geschetst als ‘de ideale redacteur: open en soms scherp in de discussie en zonder eigen agenda, goed voorbereid en vasthoudend als het moest, meegaand als er uiteindelijk beslist werd. Zijn eigen belang kreeg nooit voorrang op de doelstellingen van de organisatie. Hij was een kritische lezer, niet onder de indruk van vakjargon of modieus intellectueel gewauwel.’Ga naar eindnoot13
Vanuit zijn woonplaats Raamsdonksveer bleef Niessen ook na zijn kamerlidmaatschap politieke belangstelling tonen. De landelijke politiek volgde hij terdege, maar op enige afstand. Samen met zijn vrouw Willemien fungeerde hij als vraagbaak voor de plaatselijke politiek. Zij waren samen betrokken bij de oprichting van een plaatselijke partij Morgen! in de gemeente Geertruidenberg, een samenwerking van Groen Links en de Partij van de Arbeid. Tot kort voor zijn overlijden bezochten zij de ledenvergaderingen, waar Frits graag een kritische, maar humorvolle inbreng leverde. | |
[pagina 136]
| |
Zijn laatste jaren waren moeilijk met een steeds afnemende gezondheid. Lange wandelingen buiten lukten de laatste tijd niet meer, ook fietsen deed hij de laatste 2 à 3 jaar niet meer, maar hij hield zijn conditie enigszins op peil door in huis zijn stappen te maken terwijl hij dan cd's met klassieke muziek afspeelde. Frits Niessen overleed vrijdag 23 oktober 2020 op 84-jarige leeftijd in Raamsdonksveer. In zijn geliefde Lambertuskerk in zijn geboortedorp Raamsdonk was op zaterdag 31 oktober de afscheidsbijeenkomst, met een helaas door corona beperkt aantal genodigden.
j.k.t. postma (met dank aan Willemien Niessen-van Veghel en Dick de Cloe) |
|