haar eerste succes afscheid van de school en wijdde zich geheel aan het schrijverschap. Begin jaren negentig trok ze van het kleine Limburgse dorp Swolgen via de Veluwe naar het Drentse platteland. De keuze voor een plek die was omgeven met stilte en rust was kenmerkend. Hoewel De Graaf af en toe zitting nam in een jury, ging ze contacten met collega's uit de weg en liet zich maar zelden zien in het literaire wereldje.
Wat in Een kaart, niet het gebied opvalt is de manier waarop de aan de Universiteit van Amsterdam geschoolde neerlandica De Graaf positie kiest ten opzichte van een beroemde voorganger. Een van haar hoofdpersonen, vanwege de uitgesproken ambitie om schrijver te worden herkenbaar als alter ego, vindt dat er al vaak genoeg is geschreven ‘over jongens die verliefd worden op een medescholiere aan wie ze hun liefde niet durven bekennen omdat ze bang zijn voor hun machtige vaders met als gevolg dat zij hun moeders en de dienstmeisjes gaan verheerlijken.’ Op haar beurt wil zij ‘laten zien dat de eerste passen van het meisje niet naar de moeder toe, maar van haar weg voeren, via de vader naar buiten leiden.’ Het puberteitsverhaal à la Simon Vestdijk, op wiens Anton Wachter-romans hier wordt gezinspeeld, krijgt er zo een vrouwelijke tegenhanger bij, met inbegrip van de oedipale thematiek.
Jaren eerder had De Graaf geprobeerd om een echte ontmoeting met Vestdijk te regelen. Op haar vijftiende reisde ze met een tas vol verhalen naar Doorn en belde op goed geluk bij de grote voorganger aan. Mevrouw Vestdijk liet weten dat haar man in bad zat en dus niet aan de deur kon komen. Wel nam hij naderhand de moeite om per brief op De Graafs pennenvruchten te reageren. Hij vond dat ze over een rijke verbeelding beschikte, maar er ook verstandig aan zou doen om zich eerst nog maar eens wat te rade te gaan bij goede boeken.
Het eigene van Een kaart, niet het gebied en het werk dat er op volgde zit hem in de manier waarop Hermine de Graaf haar thematiek uitwerkte. Ze laat haar schrijvend alter ego tot de slotsom komen ‘dat de verwijdering tussen een moeder en een dochter definitief kan worden door het ketsende geluid van een pruimepit die in een boog tegen een ruit gespuwd wordt.’ Het is een zin met de kracht van een literair programma. Hermine de Graaf leek ermee te willen zeggen dat je heftige emoties niet moet bedelven onder de last van zwaarwichtige omschrijvingen en logge abstracties, maar moet oproepen in één enkel suggestief beeld.
Hoezeer Hermine de Graaf geloofde in de macht van de verbeelding en de kracht van het verhaal blijkt uit de manier waarop ze de titel van