Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2018-2019
(2020)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
Een nieuw grafmonument voor
| |
[pagina 33]
| |
haar werken van lieverlede ook in de vergetelheid. Actie derhalve. In de documentaire De verzonkenen (Cherry Duyns, 1984) bezoekt Jeroen Brouwers, die in zijn bundel De laatste deur aandacht aan Huijgens besteedde, de plaats van haar graf.Ga naar eindnoot1. Het monument was al in 1957 verdwenen, de grafrechten waren in 1988 vervallen, de mooie plek was overwoekerd. Edwin Butter (Collectie dno)
Duyns' documentaire en vooral Brouwers' beschrijving van Huijgens' zelfmoord in zijn bundel De laatste deur (editie 2017) gaven het bestuur van de Stichting Gerard Keller de gedachte in om Cornélie en Jeanne Huijgens, met wie ze bijna haar hele leven heeft samengewoond, een nieuw grafmonument te bezorgen. De Stichting stelt zich onder meer ten doel graven van Nederlandstalige literatoren te behouden en hun laatste rustplaats als ‘culturele plaatsen van herinnering’ te behouden. In 2017, het jaar waarin Brouwers herziene editie van de De laatste deur verscheen, bezocht het bestuur van de Stichting het graf. Nog steeds die mooie plek uit de documentaire, maar nu stond er in de buurt van het graf een elektriciteitshuisje dat de illusie gaf dat de kabels wel eens door de ribbenkasten van beide vrouwen konden lopen. Niets was gelukkig minder waar. Medewerkers van De Nieuwe Ooster lieten de juiste plek van het graf zien en stelden ons gerust; het graf bleek ver genoeg van het elektriciteitshuisje te liggen om geen enkel gevaar voor de beide begravenen te vormen. Dat eerste contact met medewerkers van de begraafplaats liep uit op een uiterst plezierig vervolg. De Nieuwe Ooster wilde de dames Huijgens wel op hun begraafplaats behouden, het graf zou niet worden geruimd. En zo verzamelden zich op die druilerige 13de juni enkele tientallen mensen rond het graf. Dirk-Jan Francissen, directeur van De Nieuwe Ooster, en Tineke Seebach, voorzitter van de Stichting Gerard Keller, openden de bijeenkomst. Elsbeth Etty liet vervolgens op verzoek van de Stichting haar licht schijnen op Huijgens. Ze begon haar inleiding met het bericht van Huij- | |
[pagina 34]
| |
gens' overlijden: ‘Zoo even brengt Het Volk ons het frappante bericht van de dood van C. Huygens’, schreef Henriette Roland Holst op 1 november 1902 aan het secretariaat van de sdap. Ze wilde weten of het partijbestuur, waartoe ze zelf behoorde, naar de begrafenis ging en voegde daaraan toe: ‘Vindt ge dat het beter is (om den indruk naar buiten) dat ik in ieder geval ook kom, meldt het mij dan maar even.’ Met plaatsvervangende schaamde, zei Etty, heb ik in mijn biografie van Henriëtte Roland Holst beschreven hoe kil en op het vijandige af, de toen 32-jarige Roland Holst op de zelfmoord van 22 jaar oudere partijgenote en collega-schrijfster Cornélie Huijgens reageerde. Ze weigerde zelfs haar necrologie te schrijven toen haar dat werd verzocht. ‘Een artikeltje over C.H. vind ik best, mits ik het niet hoef te schrijven’, liet ze de partijsecretaris weten. Om Holsts omissie enigszins te herstellen schreef Etty Huijgens' necrologie, die is opgenomen in het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland.Ga naar eindnoot2.
Cornélie Lijdie Huijgens werd geboren op 13 juni 1848 te Haarlemmerliede als dochter van de kalkbrander Gerard Willem Otto Huijgens. Ze kreeg voor een meisje uit de hogere sociale kringen een bijzonder vrije opvoeding, mogelijk omdat haar moeder, freule Cornelie Adelaïde Henriëtte Elias, kort na haar geboorte overleed en haar vader haar toevertrouwde aan zijn ongetrouwde jongere zus Jeanne Marie Huijgens.Ga naar eindnoot3. Jeanne was eveneens schrijfster, maar vooral actief als vertaalster. In 1886 was zij de eerste vrouw die een roman van Leo Tolstoj in het Nederlands had vertaald: Katia. Zij publiceerde ook enkele verhalen in tijdschriften. Overigens wordt hun naam in de burgerlijke stand als Huijgens gespeld, met -ij, de spelling die de Stichting Gerard Keller ook aanhoudt. Cornélie zelf was daarin niet heel consequent, zij spelde haar naam ook wel als Huygens. Etty memoreerde dat Huijgens het regelmatig aan de stok kreeg met zowel de voormannen van de arbeidersbeweging, als de strijdsters voor het vrouwenkiesrecht, die haars inziens geen oog hadden voor de belangen van de arbeiders. Huijgens probeerde beide emancipatiebewegingen met elkaar te verbinden. Zo mengde ze zich met haar brochure De liefde in het vrouwenleven voorheen en thans (1899) in de pennenstrijd over de in Haagse societykringen spelende feministische tendensroman Hilda van Suylenburg (1897) van Cécile Goekoop-de Jong van Beek en Donk. Huijgens was een van de weinige vrouwen van de eerste feministische golf die | |
[pagina 35]
| |
een verband legden tussen de emancipatiestrijd van arbeiders en die van vrouwen, zonder het ‘feminisme’ van dames uit hogere kringen af te wijzen, aldus Etty. In 1892 bood het bestuur van de Maatschappij dertien ‘talentvolle vrouwen’ het lidmaatschap van het letterkundig genootschap aan. Eén van hen was Cornélie Huijgens.Ga naar eindnoot4. Zij woonde overigens geen jaarvergaderingen bij. Op de ledenlijst van 1897 ontbreekt zij geheel. Intussen werkte ze aan een roman die opzien zou baren: in 1897 verscheen Barthold Meryan, een sleutelroman over Nederlandse socialisten als Ferdinand Domela Nieuwenhuis (‘Baltian Rustin’), Pieter Jelles Troelstra (‘Thornton’) en diens echtgenote Sjoukje Bokma de Boer, Franc van der Goes (‘Frank Martialis’) en de Delftse hoogleraar Baltus Pekelharing (‘professor Denners’). Hoofdpersoon Barthold Meryan, zoon van een conservatieve Amsterdamse koopman uit de Gouden Bocht van de Herengracht, pleegt ‘klassenverraad’ door socialist te worden. Deze politieke ideeënroman, die tot 1928 zeven drukken beleefde, is ook een pleidooi voor de gelijkberechtiging van vrouwen en voor het ‘vrije huwelijk’.Ga naar eindnoot5. In 1900 werd ‘de rode freule’, zoals Huijgens vanwege haar adellijke moeder wel werd genoemd, onder meer door Bokma de Boer als eerste vrouw gekozen in het partijbestuur van de sdap. Ze schreef nu geen romans meer, de fictie had niet het gewenste maatschappelijke succes opgeleverd. Ze verwachtte wellicht meer heil van brochures en pamfletten, zonder overigens daarin de fictie geheel uit te bannen. In 1902 verbaasde Huijgens vriend en vijand door ondanks haar publiekelijk beleden afkeer van het huwelijk op 54-jarige leeftijd te trouwen met de in Duitsland wonende zakenman en partijgenoot Ignazius Bahlmann (1852-1934), die Barthold Meryan in het Duits had vertaald. Hij had een diep en rijk gevoelsleven, ze was gelukkig met hem, schreef ze aan een vriend. Bahlmann was getrouwd, zijn vrouw was na veel tegenstand bereid te scheiden. Was dat niet gebeurd, zei Huijgens, dan zou ze, net als een personage uit Barthold Meryan een ‘vrij huwelijk’ met hem zijn aangegaan. Ze trouwden op 2 oktober 1902 in Amsterdam. Maar het huwelijk moet al binnen een maand op een bittere teleurstelling zijn uitgelopen. Opnieuw verbaasde ze iedereen: op 31 oktober van dat jaar verdronk ze zich in een vijver in het Vondelpark, tegenover haar huis in de Van Eeghenstraat. | |
[pagina 36]
| |
Enigszins macaber is, aldus Etty dat ze haar eigen teleurstelling in de liefde met profetische blik heeft beschreven in de roman Hoogenoord (1892). Hoofdpersoon Louize pleegt na de mislukking van haar gearrangeerde huwelijk zelfmoord door zich te verdrinken in een vijver bij haar huis. In de pers werd druk gespeculeerd over Cornélies zelfmoord. Hoewel in kleine kring bekend was dat haar wanhoopsdaad was ingegeven door de ontrouw van haar kersverse echtgenoot, zei Etty, werd gesuggereerd dat ze teleurgesteld was in het socialisme en zwaar leed onder de partijtwisten. De christelijke pers gaf uiteraard het immorele socialisme de schuld en sprak er schande van dat Het Volk een ongelovige zelfmoordenares als ‘hoogstaande vrouw’ vereerde. Als literator is Huijgens' betekenis klein, zei Etty. Wel zijn haar romans uitstekend onderzoeksmateriaal voor vrouwenlevens in de negentiende eeuw. Interessant is haar rigoureuze, goed onderbouwde afwijzing van het traditionele huwelijk. ‘Laten we hopen’, besloot Etty haar inleiding, ‘dat dit eerbetoon ertoe bijdraagt dat Cornélie Huijgens aan de vergetelheid wordt ontrukt en het onderzoek naar haar betekenis wordt voortgezet.’ Die wens onderschreef Lotte Jensen die de eer had het nieuwe grafmonument te mogen onthullen. Zij vertelde dat zij die morgen een post over de onthulling op sociale media had gezet en binnen dertig seconden de eerste steunbetuiging had gekregen. Die ging vergezeld met de vermakelijke mededeling of Jensen wel wist dat de werken van Huijgens die van Couperus overtroffen, en met name Huijgens' roman Ellen uit 1889, die Eline Vere in de schaduw stelde. Dat is toch een aanbeveling om haar werk te gaan lezen, constateerde Jensen. Ze zou ook haar toekomstige studenten ertoe aanzetten, zo beloofde ze, waarna ze een fluwelen doek van het nieuwe monument en tekstbordje trok. Etty en Jensen kregen tot hun aangename verrassing als dank van De Nieuwe Ooster elk een fraai houten naambordje dat op een boom op de begraafplaats zal worden bevestigd.
Het bedrijf Boot Natuursteen uit Lisse heeft dankzij een subsidie van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde een oude grafsteen opnieuw bewerkt tot een fraai grafmonument. De korte tekst op het bordje nodigt hopelijk uit tot nadere kennismaking met het werk van Huijgens. De Stichting Gerard Keller kan terugzien op een geslaagde onthulling | |
[pagina 37]
| |
van een fraai monument, op de 171ste geboortedag van Cornélie Lijdie Huijgens. |
|