dat niet anders dan in je spreektaal. Daarin voel je dingen en communiceer je emoties. Die diepte krijg ik, of kreeg Anouk in het Engels niet te pakken.’
De filosoof Hans Georg Gadamer wijdde zijn hoofdwerk Waarheid en Methode aan het thema hoe taal en wereld zich verhouden, hoe we de wereld kunnen begrijpen, hoe we anderen kunnen begrijpen, hoe we met de ander, de vreemdeling in gesprek kunnen zijn. Dat lijkt me bij uitstek van belang voor de kosmopoliet in wording. Hoe leer ik het vreemde, het onbekende, de ander te begrijpen. Als taal en wereld zo verstrengeld zijn, dan kan ik reizen wat ik wil, dan kan ik alle talen van de wereld spreken, maar als nieuwsgierigheid ontbreekt, als de moed ontbreekt je eigen wereld en daarmee je eigen taal in te zetten en op het spel te zetten, als je je vasthoudt aan vooroordelen en vermeende waarheden, en aan tradities zonder daarvan de waarde te onderzoeken, dan blijven alle grenzen gesloten, wordt er geen grenspaal gepasseerd. Je kunt dezelfde vla halen in Maastricht of in België, je kunt McDonald's eten in China, je bevestigt er alleen maar mee wat je al wist.
Maar waar worden grenzen dan overgestoken? Zoals ik meer van de toen voor mij vreemde Hollandse werkelijkheid begreep door het lezen van Wolkers, 't Hart en Vestdijk, zo opent alle literatuur en kunst grenzen naar vreemde werelden. Kunst doet het zonder, literatuur doet het met taal. Gadamer maakt duidelijk dat taal en wereld tegelijkertijd tot leven komen, en laat zien dat de taal in het dagelijks leven nooit geobjectiveerd wordt, zoals in de wetenschappen of de taalfilosofie, of, in de geest van Furedi: taal moet niet worden ingezet als instrument voor een breder praktisch doel. Doelen staan begrip in de weg. De inhoud gaat boven het doel.
Je zult dus iets van je veiligheid moeten opgeven, wil je over je eigen grenzen heen kijken. Met lezen van literatuur (lang leve de vertaling) treed je andermans wereld en cultuur binnen, die je op internet of met de reizen van het massatoerisme niet ontdekt.
Misschien moeten we ons meer moeite getroosten om het vreemde te omarmen, om niet met zijn allen achter hetzelfde, bekende aan te hobbelen. Tegelijkertijd moeten we onze eigen taal niet stiefmoederlijk behandelen, maar koesteren, zodat een gesprek tussen twee werelden mogelijk blijft. Het wordt anders allemaal zo eenzijdig.