Maar wat een geluk dat er, ondanks die omstandigheden, toch collega's zijn die zich met een soms duizelingwekkende werkkracht en een bij vlagen uitzonderlijke geleerdheid zetten aan wat gerust een monsterklus genoemd mag worden: de uitgave van een klassiek, maar ook omvangrijk handschrift als het Gruuthuse-handschrift. In 1976 betitelde Pieter Obbema het Gruuthuse-handschrift als een van de negen kernhandschriften van de historische Nederlandse letterkunde. Spijtig genoeg waren er alleen incomplete edities voorhanden - van C. Carton uit 1849 en van K. Heeroma uit 1966 - terwijl het handschrift zich tot voor kort in privébezit bevond en dus bijna niet toegankelijk was voor onderzoek.
Ronduit spannend is de inleiding op de nieuwe editie, waarin de onderhandelingen over de overgang naar publiek bezit wordt beschreven, inclusief afketsende voorstellen, nieuwe onderhandelingen en geheimhoudingsplicht. Superieur aan de inleiding is evenwel de interdisciplinaire opzet en de compleetheid ervan: er is aandacht voor codicologie, paleografie, taal- en letterkunde, musicologie en de historische context, waarbij nieuwe observaties worden gecombineerd met een overzicht en een kritische weging van ruim anderhalve eeuw Gruuthuse-onderzoek, en dat alles opgeschreven in een uiterst leesbare stijl. De inleiding laat onder meer zien door wie het handschrift in de loop van de tijd mogelijk is samengesteld en gebruikt, hoe en waarvoor het werd gebruikt, welke bijdragen de verschillende handen leverden, welke genres, thema's en melodieën erin voorkomen. Elke mogelijke vraag die bij de lezer opkomt, wordt beantwoord, en nog een paar meer. Deze editie vormt aldus een noodzakelijke aanvulling op de reeds beschikbare fragmenten; zoals de editeurs uiteenzetten in de inleiding is ze zowel bedoeld voor wetenschappelijk onderzoek als voor lezers die primair de teksten en de muziek willen begrijpen en waarderen. De uitstekende inleiding bedient zonder meer beide doelgroepen.
Het niveau van de editie zelf is al even hoog, wat niet alleen blijkt uit de handzame tekstverklaringen bij alle 172 gebeden, liederen en gedichten, maar ook uit de meer dan vierhonderd bladzijden tellende commentaar en aantekeningen, ondergebracht in een aparte band. Daarin wordt elke tekst getypeerd en geïnterpreteerd op basis van de beschikbare literatuur.
De combinatie van niveau en volledigheid, en dat ook nog bij een klassiek handschrift, roept bij de Commissie van voordracht het adjectief monumentaal op. Een monumentale editie verdient een zorgvuldige uitgave,