| |
| |
| |
Bernard Smilde
Heerenveen 23 januari 1922 - Leeuwarden 30 augustus 2014
Bernard Smilde was een man met vele interesses en gaven. Hoewel hij aanvankelijk musicus wilde worden, wist hij al voor zijn twaalfde jaar dat hij toch liever theologie ging studeren. Tijdens zijn studie en zijn latere werk als predikant bleef de muziek hem echter boeien. Daarnaast ontwikkelde zich in hem een grote belangstelling voor taal, en dan in het bijzonder de Friese, en (ver)taalwetenschap. Op deze drie gebieden heeft hij veel betekend voor kerk en samenleving, waarbij moet worden aangetekend dat hij tot op hoge leeftijd over een enorme wils- en werkkracht beschikte.
Smildes leven volgen in een strikt chronologische beschrijving zou de leesbaarheid van dit bericht niet ten goede komen. Daarom wordt eerst een chronologisch overzicht geboden van de betaalde arbeid in zijn feitelijke beroep, predikant in de Gereformeerde Kerken in Nederland, en daarna een beschrijving in thema's van de belangrijkste werkzaamheden die hij daarnaast verrichtte.
In een interview waarin gezinspeeld werd op de uitspraak van Jezus dat niemand twee heren kan dienen, antwoordde Smilde: ‘Ik heb getracht op meerdere terreinen één Heer te dienen.’
| |
| |
| |
Predikant
Smilde was achtereenvolgens als predikant werkzaam in Achlum 1949, Garijp 1953, Grootegast 1958, Gorredijk en Kortezwaag 1964; hij was predikant met bijzondere opdracht (in dienst van het Nederlands Bijbelgenootschap, nbg, als redactiesecretaris en coördinator van de Yntertsjerklike Kommisje foar de Nije Fryske Bibeloersetting) in 1967, predikant in Burgum 1977 en studiesecretaris van de Commissie Dienstboek voor de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland van 1985 tot 1990. In 1987 ging Smilde met emeritaat.
| |
Jeugd en studie
Bernard Smilde groeide op in Heerenveen als derde zoon - met later nog een zusje - in een gereformeerd gezin, waarin de moeder van huis uit hervormd was. Muziek speelde thuis een belangrijke rol. Bernard kreeg al jong orgelles en speelde reeds op tienjarige leeftijd in de kerk. Toen hij twaalf jaar was, verhuisde het gezin naar Den Haag. Bernard volgde daar een cursus Fries lezen en schrijven. Daar kwam zijn liefde voor de Friese taal en cultuur voor het eerst tot ontwikkeling. Muzikaal kwam hij aan zijn trekken in het schoolkoor op het Christelijk Gymnasium Sorghvliet. Het gezin keerde na enkele jaren naar Friesland terug. Bernard vervolgde zijn schoolopleiding aan het Gereformeerd Gymnasium in Leeuwarden, waar de basis werd gelegd voor zijn kunstzinnige activiteiten en zijn theologische opleiding. Wat zijn kunstzinnige activiteiten betreft, vertelde Smilde later: ‘We deden aan toneelspel, zang en muziek. We hadden een schoolkoor.’ Bernard was dirigent van dat koor. In de klas bespraken ze soms concerten van George Stam, de organist van de Grote Kerk in de Friese hoofdstad. Smilde: ‘Stam wisselde orgelsoloconcerten af met concerten waarin het orgel vocale of instrumentale solisten begeleidde. Hierdoor groeide mijn voorkeur voor het samenvoegen van het vocale en instrumentale.’
Voor zijn theologische opleiding ging Smilde in 1941 naar de Vrije Universiteit in Amsterdam. Daar was hij secretaris van de Friese studentenvereniging Natio Frisica en voorzitter van de landelijke federatie van Friese studentenverenigingen. Voor die organisaties schreef hij verschillende studentenliederen. Als componist was hij in die jaren reeds buitengewoon actief. In de oorlogsjaren schreef hij vijftien cantates en een oratorium, alle in (neo)barokstijl. Ook als psalmberijmer bekwaamde hij zich. In 1943 verscheen zijn Frysk Psalterke met vijftien psalmberijmin- | |
| |
gen in het Fries. De melodieën zijn de ‘âlde keninklike’ (‘oude koninklijke’) wijzen van het Geneefse psalter, opgeschreven in kwart- en achtste noten, zonder rusten tussen de regels. Deze notatie was gebaseerd op de manier van het zingen van psalmen zoals ds. H. Hasper, aan wie Smilde later zijn proefschrift zou wijden, die voorstond. Of deze berijmingen in de praktijk zijn gebruikt, valt te betwijfelen. Gegevens daarover ontbreken. Meer bekendheid zou Psalm- en Gesangboek (1955) van Fedde Schurer krijgen.
In de oorlogstijd is Smilde enige tijd ondergedoken geweest. In 1953, toen hij predikant in Achlum was, trouwde hij met Janke Bosch. Uit het huwelijk werden twee zonen geboren. Mevrouw Smilde-Bosch was niet alleen echtgenote, moeder en oma, maar ook chauffeuse. Ze bracht haar man, die geen auto reed, vaak waar hij moest zijn. Zij overleed op 2 december 2014.
In de tijd dat Smilde predikant in Garijp was begon hij met een studie naar de psalmen van de zeventiende-eeuwse Friese dichter Gysbert Japicx (1603-1666). Een wetenschappelijk artikel daarover publiceerde hij in It Beaken, tijdschrift van de Fryske Akademy in Leeuwarden. Een hoogtepunt werd de uitzending voor de ncrv-radio in 1966 van de door Smilde gecomponeerde Gysbert Japicx-kantate. Het stuk behelst een bewerking van zeven pennenvruchten, zowel geestelijke als minneliederen, van de Friese dichter. De cantate is geschreven voor koor, sopraan- en baritonsolo, met begeleiding van strijkkwartet, klavecimbel en hobo.
De arbeid van Smilde als gemeentepredikant werd onderbroken door werk voor het nbg van 1967 tot 1977, waar hij zich tot 1974 voor de Nije Fryske Bibeloersetting als redactiesecretaris, coördinator en medevertaler inzette; daarna was hij er coördinator vertaalwerk bij het nbg. In de tijd dat hij geen gemeente diende en na zijn emeritaat, tot ver na zijn tachtigste verjaardag, heeft hij als gastpredikant zeer veel kerkdiensten geleid, bijna altijd en vanzelfsprekend in het Fries.
Zelfs in zijn predikantsjaren wist Smilde steeds tijd vrij te maken voor het gebruik van zijn bijzondere talenten in muziek maken, componeren, doceren, studeren, vertalen en publiceren. Tegen het einde van zijn ambtelijke loopbaan nam hij de academische studie weer op. Hij promoveerde in Groningen op 20 maart 1986 op een dissertatie waarin zijn verschillende interesses samenvloeiden: Hasper en het kerklied. Een onderzoek naar het hymnodische en hymnologische werk van ds. Hendrik Hasper (1886-1974) in verband met de ontwikkeling van het kerklied in Nederland in de twintigste
| |
| |
eeuw. Smilde was van mening dat het werk van Hasper ten onrechte genegeerd was. Nadat anderen alleen maar over de gebreken van de psalmberijming van 1773 geklaagd hadden, was Hasper wel de eerste die de psalmen zelfstandig vanuit het Hebreeuws berijmd had. Daarbij had hij problemen aan de orde gesteld die tevoren slechts ten dele waren onderkend of onbevredigend opgelost. Smilde bestudeerde de drie aspecten van de hymnologie: muziek, taal en theologie. Hij moest daarbij vaststellen dat de taal bij Hasper te weinig kwaliteit had. Een van de stellingen bij het proefschrift: ‘Over smaak valt niet te twisten, over kwaliteit wel.’ Smildes promotor was prof. dr. A.C. Honders, directeur van het in 1963 opgerichte Instituut voor Liturgiewetenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen. Aanvankelijk was hij de eerste wetenschappelijk medewerker, later werd hij de eerste hoogleraar voor liturgiewetenschap.
| |
Muziek
Zonder muziek kon Bernard Smilde niet leven. Hoewel hij geen conservatoriumopleiding had genoten, componeerde hij, begeleidde hij grote muziekuitvoeringen op orgel of klavecimbel en jureerde hij op zangconcoursen. In 1962 benoemde de generale synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland hem tot voorzitter van het Deputaatschap voor Advies inzake de Ontwikkeling van het Kerklied. Het is aan de strijdbare voorzitter te danken dat de Gereformeerde Kerken uiteindelijk hebben kunnen participeren in het Liedboek voor de kerken (1973). In de jaren van voorbereiding van de bundel leed Smilde vooral in de begintijd onder de hervormde suprematie, waartegen hij steeds weer het gevecht moest aangaan. Daarnaast diende hij rekening te houden met zijn achterban.
In zijn ambtsperiode als predikant in Grootegast zag Smilde kans om te studeren voor het Staatsexamen Muziekgeschiedenis, waarvoor hij in 1965 slaagde. Tijdens die studie doceerde hij parttime liturgie en hymnologie aan het Muzieklyceum Groningen, het latere Prins Clausconservatorium. In 1965, inmiddels weer woonachtig in Friesland, verruilde hij het Muzieklyceum voor de Muziekpedagogische Academie in Leeuwarden, waar hij tot aan de opheffing van dit instituut in 1983 de vakken muziekgeschiedenis, gregoriaans, liturgie en hymnologie doceerde. In die jaren werkte hij mee aan regionale scholingscursussen kerkmuziek.
Smilde schreef melodieën, liedbewerkingen, koorwerken, oratoria, cantates, passies en toneelmuziek. Muziektheoreticus en componist Wim D. van Ligtenberg, voormalig directeur van de Muziekpedagogi- | |
| |
sche Academie in Leeuwarden, heeft hem gekwalificeerd als ‘componist van gemeenschapskunst’. Smilde was naar zijn mening ‘maker van bevestigende kunst, die kan ontroeren omdat ze herkenbaar is.’ Smilde werkte als samensteller en als componist mee aan verschillende liedbundels. Zijn melodieën in het Liedboek voor de kerken (Gezang 40, 80, 163, 245 en 491) behoren volgens Ligtenberg tot de fraaiste van de bundel. De melodie van Gezang 40 volgt de structuur van de tekst zo precies dat het, louter visueel al, prachtig is om van het notenbeeld kennis te nemen. Het is een genot om dit gezang te zingen. In het lied wordt de spanning opgebouwd die in regel 3 haar hoogtepunt bereikt en in regel 4 op subtiele maar duidelijke wijze wordt afgebouwd. Een prachtige dorische melodie, die demonstreert dat de maker ervan over grondige kennis van de middeleeuwse kerktoongeslachten beschikte. Van Smildes composities verschenen tussen 1998 en 2003 vier bundels met liedbewerkingen, Cantus firmus met 25 ‘gesangen’ uit het Liedboek, Gloria in Excelsis met 25 liederen voor ‘Advint, Krysttyd en Epifany’, Soli Deo Gloria met 25 liederen uit Schemelli's Musikalisches Gesangbuch en Freugde fan 'e wrâld met de liederen van Gysbert Japicx.
Smildes belangstelling ging niet alleen naar kerkmuziek uit. Meer dan dertig jaar was hij voorzitter van de Musikologyske Wurkgroep fan de Fryske Akademy. Onder zijn bezielende leiding publiceerde de werkgroep verschillende boeken, merendeels bundels met liederen. Naast zijn voorzitterschap van de werkgroep had hij als redacteur en als auteur de hand in een groot aantal artikelen over muziek, kerklied en liturgie.
Vakpublicaties van Smilde verschenen in de tijdschriften Organist en Eredienst, in Jahrbuch für Liturgik und Hymnologie, in iah -Bulletin (van de Internationale Arbeitsgemeinschaft für Hymnologie) en in Eredienstvaardig, de meeste andere bijdragen in het Friesch Dagblad. De meeste wetenschappelijke artikelen hebben op enigerlei wijze betrekking op het berijmen van psalmen. In 1990 verscheen een boekje van zijn hand over het Weihnachtsoratorium van Johann Sebastian Bach, in 1991 een over de Messiah van Georg Friedrich Händel.
| |
Vertaalwerk - liederen, bijbel, dienstboek
In de jaren vijftig en zestig vertaalde Smilde vele buitenlandse kerkliederen voor de ncrv-radioprogramma's van Kees Deenik. Hij maakte er dan vaak meteen een Friese vertaling bij. Hij onderhield innig contact met Oost- en Noord-Friesland in Noordwest-Duitsland en Denemarken. Hij
| |
| |
maakte zich de talen eigen van die regio's en vertaalde daarin en daaruit liederen. Hij heeft zelfs Noord-Friese kerkdiensten geleid.
In 1967 werd Smilde door het nbg benoemd tot redactiesecretaris van de Nije Fryske Bibeloersetting (1978), die de opvolger moest worden van de Bibel yn de Fryske tael (1943). De Fryske Akademy te Leeuwarden stelde bureaufaciliteiten beschikbaar voor het vertaalteam. De nieuwe Friese bijbelvertaling, uit de grondtalen Hebreeuws, Aramees en Grieks, betrof een veelomvattend werk. Daarvoor werd veel organisatietalent gevraagd. ‘De vriendelijke slavendrijver’ werd Smilde door zijn medewerkers wel genoemd. De functie bij het nbg, waarin hij ook enige tijd de Groot nieuws Bijbel (een ‘vertaling in omgangstaal’, uitgekomen in 1983) coördineerde, combineerde hij met het docentschap aan de Muziekpedagogische Academie in Leeuwarden. Bovendien zag Smilde kans om samen met dichters als Gerben Brouwer en Douwe A. Tamminga de gezangen van het Liedboek, dat in die tijd in voorbereiding was en in 1973 verscheen, in het Fries te vertalen. Daarna werden ook de psalmen in het Fries berijmd, waarbij mede gebruik werd gemaakt van de bestaande berijming van Fedde Schurer. In Lieteboek foar de Tsjerken (1977) vinden we 237 berijmingen en vertalingen van Smildes hand. Op zijn initiatief verscheen in 2006 Tuskentiden, de Friestalige editie van de liedbundel Tussentijds (2005), door de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied als aanvulling op het Liedboek uitgebracht. Aan de Friese versie werd een katern met oorspronkelijk Friese liederen toegevoegd. Het laatste project waaraan Smilde meewerkte, betrof Lieteboek. Sjonge en bidde thús en yn tsjerke (2015) met 186 teksten en vijf melodieën van zijn hand. De presentatie van deze Friestalige editie van Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk (2013), de opvolger van het
Liedboek die in veel gemeenten van de Protestantse Kerk in Nederland gebruikt wordt, heeft hij niet meer mogen meebeleven.
Smilde zorgde niet alleen voor liederen, maar had ook zijn inbreng bij de vormgeving van de eredienst als geheel. Van 1985 tot 1990 was hij studiesecretaris van de Commissie Dienstboek, die de taak had uitgaven met liturgische teksten voor te bereiden. Smilde was betrokken bij de totstandkoming van de Proeven voor de eredienst 1, 2 en 3 en de voorbereiding van de delen 4 en 5 (uitgekomen als Dienstboek, een proeve in 1998). Tegelijkertijd initieerde hij de Yntertsjerklike Kommisje foar de Fryske Earetsjinst (ykfe), die namens de Gereformeerde Kerken, de Nederlandse Hervormde Kerk en naderhand ook de Evangelisch-Lutherse
| |
| |
Kerk de taak kreeg om het in het Nederlands beschikbare liturgisch materiaal in het Fries te vertalen en te doen uitgeven. Vanuit die commissie had hij een groot aandeel in de Friese editie van het Dienstboek, uitgekomen als Tsjinstboek - Skrift, Miel, Gebed (2005). Van medewerking aan de totstandkoming van het tweede deel, Tsjinstboek - Libben, Seine, Mienskip (2010), heeft hij wegens zijn vergevorderde leeftijd moeten afzien.
| |
Waardering
Verschillende keren is de waardering voor het werk van Smilde tot uiting gebracht, onder meer door zijn benoeming tot Ridder in de orde van Oranje-Nassau (1977). Daarnaast ontving hij de Erepenning van de Fryske Akademy (1896) en de Friese Anjer van het Prins Bernhard Cultuurfonds Fryslân (2006).
Ter gelegenheid van Smildes negentigste verjaardag vond op 28 januari 2012 een bijeenkomst plaats in de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden. Daaraan werd medewerking verleend door onder meer organist Theo Jellema en een gelegenheidskoor van oud-studenten van de Muziekpedagogische Academie. Tijdens de bijeenkomst hield ds. P. Verhoeff, preses van de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland, een toespraak, waarin deze zijn waardering voor de toewijding van Smilde verwoordde. Bij die gelegenheid werd Smilde het eerste exemplaar aangeboden van het boek Dr. Bernard Smilde tûzenpoat en trochsetter (2012). Het betreft uitgave 1057 in de reeks publicaties van de Fryske Akademy. In de bundel beschreven zeventien auteurs allerlei facetten van leven en werken van Smilde. De aanduiding ‘duizendpoot’ slaat op zijn veelzijdigheid, ‘doorzetter’ op zijn enorme inzet. Waar aan toegevoegd moet worden dat hij ook wel eens als ‘doordrammer’ ervaren werd. Hij was altijd ‘één en al vuur voor het werk dat hij onder handen had’, aldus Bart Robbers, voorzitter van de Commissie Dienstboek.
In 2012 stelde de Stifting Krúspunt Frysk Oekumenysk Platfoarm de Bernard Smilde-priis in. Elk jaar wordt een thema vastgesteld voor een Friestalig lied of vers.
Boven aan de rouwbrief van Bernard Smilde stond Ps. 17: 6b in de Friese berijming, onder zijn naam ‘Mei hert en siel hat hy de lofsang geande hâlden.’ (‘Met hart en ziel heeft hij de lofzang gaande gehouden.) De ‘tsjinst fan tank en treast’ (‘dienst van dank en troost’), door de tweede onderge- | |
| |
tekende van dit ‘Levensbericht’ geleid, werd op 30 augustus 2014 in de Kurioskerk te Leeuwarden gehouden.
Bernard Smilde werd begraven op het kerkhof van Goutum.
jan breimer en jan dirk wassenaar
Jan Breimer en Jan Dirk Wassenaar (red.), Dr. Bernard Smilde. Tûzenpoat en trochsetter. Leeuwarden 2012.
|
|