Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2017-2018
(2019)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| ||||||||
Telescopische naastenliefdeBen ik mijn broeders hoeder? Havelaar houdt deze bijbelse vraag voor aan de hoofden van Lebak. Wat hebt gij gedaan met de broeder die ik U gaf te bewaken? In de Koran wordt het verhaal van Kaïn en Abel afgesloten met een filantropisch slotakkoord: wie één mens redt, redt de gehele mensheid. (5:32) Aan het woord is Hans Nieuwenhuis. In zijn werkzaam leven was hij hoogleraar in het privaatrecht aan de universiteiten van Tilburg, Leiden, Groningen en opnieuw Leiden. Ook was hij van 1992 tot 1996 lid van de Hoge Raad der Nederlanden. In al die hoedanigheden is hij na zijn vroege dood door verschillende collegae en leerlingen herdacht.Ga naar eindnoot2 Nu mij door de redactie van het jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde is gevraagd een levensbericht over Nieuwenhuis te schrijven, zal ik pogen vooral het literaire karakter van zijn werk onder de aandacht | ||||||||
[pagina 98]
| ||||||||
te brengen.Ga naar eindnoot3 Dat is moeilijk en niet moeilijk. Moeilijk, omdat zijn beschouwingen steeds vastknopen aan actuele, juridische problemen; niet moeilijk, omdat het hoge literaire gehalte in elk opstel zichtbaar is. In het dikwijls droge juridische wereldje was Nieuwenhuis een eenling, of, zoals hij zelf zou zeggen, een rara avis (een zeldzame vogel). Niet om met het Latijn te pronken, maar om de Grieks-Latijnse wortels van de West-Europese cultuur, waarmee hij op het Alexander Hegius gymnasium in Deventer had kennisgemaakt, voor de lezer levend te houden.Ga naar eindnoot4 Die drijfveer zette hem aan korte essays te schrijven, waarin aan de hand van veelal juridische gevallen parallellen werden gezocht in voornamelijk klassieke en bijbelse teksten. Van tijd tot tijd gaf hij die opstellen uit in bundels met titels als Orestes in Veghel (2004), Kant & Co (2011), Brief aan een jonge academisch gevormde vrouw. Een en ander over recht, geleerdheid en het verlangen naar de verloren tijd. (2009), Waartoe is het recht op aarde? (2006). Die titels dienden uiteraard om de lezers tot nieuwsgierigheid te prikkelen, zoals ook het begin van elk afzonderlijk opstel ten doel had de studenten wakker te schudden. Om maar dadelijk een indruk te geven van zijn schrijfstijl en van de opzet van zijn betogen, volgen hier de eerste alinea's van drie willekeurig gekozen opstellen. | ||||||||
1. Wie is mijn verwekker?Vergine madre, figlia del tua figlio. Maagd en moeder, dochter van Uw zoon. Met deze woorden richt Dante zijn bede tot Maria in de laatste canto van zijn Divina Commedia. Ook de christelijke theologie kent raadselachtige familieverhoudingen. Maria, dochter van haar eigen zoon, maar ook moeder van God, Theotokos, zij die God heeft gebaard... Modern huwelijksleven heeft geleid tot nieuwe verwikkelingen. Kinderen zonder bekende verwekker zijn van alle tijden, maar kinderen zonder verwekker vormen een recent fenomeen. Zij zijn een schepping van het recht.Ga naar eindnoot5 | ||||||||
2. Van ruil naar koopIn november 1619, kort voor de fatale schipbreuk, gaat schipper Bontekoe voor anker bij een eilandje voor de kust van Madagaskar: We gingen elke dag aan land en ruilden kalveren, schapen, rijst en melk tegen bellen, lepels, messen met koperen heft en kralen. | ||||||||
[pagina 99]
| ||||||||
Na de schipbreuk aangekomen op Java, zijn de bellen, lepels, messen met koperen heft en kralen blijkbaar naar de haaien en resteren nog slechts tachtig realen van achten. Daarmee betaalde de bemanning de door de inlanders geleverde hoenderen en rijst. De reaal van achten was een Spaanse zilveren munt die ook in het Verre Oosten graag als betaalmiddel werd geaccepteerd. Van ruil naar koop... Het verschil tussen ruil en koop: geld. Ook reeds in het Romeinse recht, zoals beschreven door Gaius, gold dat de koopprijs moest bestaan in geld (pretium in numerata pecunia consistere debet). Sommige rechtsgeleerden, de Sabinianen, oordeelden anders met een argument ontleend aan het leerrijke verbond van Recht & Literatuur (Homerus' Ilias, VIII, 472 e.v): De langharige Grieken verschaften zich wijn; sommigen voor brons ... anderen voor runderen. Metaal en vee als betaalmiddel; het woord pecunia (afgeleid van pecus, vee) weerspiegelt het agrarisch karakter van het vroege Rome waar vee de hoofdbron van rijkdom was.Ga naar eindnoot6 | ||||||||
3. Contractvrijheid, een weerbarstig beginsel - een zoölogisch woord voorafIk zag twee beren contracteren. Dat is pas een wonder. Een beetje beer kan broodjes smeren. Maar contracteren: dat is andere koek. De Schotse rechtseconoom Adam Smith gelooft niet in dit wonder: ‘Nobody ever saw a dog make a fair and deliberate exchange of one bone for another with another dog.’ Contracteren is een activiteit, ‘common to all men, and to be found in no other race of animals.’Ga naar eindnoot7 Zelfs bij de mens gaat het niet van een leien dak: ‘Ein Tier heranzüchten das versprechen darf, ist das nicht gerade jene paradoxe Aufgabe selbst, welche sich die Natur in Hinsicht auf den Menschen gestellt hat’ (Nietzsche).Ga naar eindnoot8 Ein Tier das versprechen darf. Zo zijn we aangeland bij het thema: contractvrijheid; de vrijheid om zich door beloften te binden. Voor het recht een paradoxe opdracht: het regelen van de vrijheid om de vrijheid prijs te geven.Ga naar eindnoot9
Uit bovenstaande teksten is het een en ander over Nieuwenhuis en zijn werkwijze op te maken. Wat allereerst opvalt is zijn eruditie. In elk opstel | ||||||||
[pagina 100]
| ||||||||
maakt de lezer kennis met de belezenheid van de auteur. Wat in de essays verder opvalt is dat de citaten uit het Duits, Engels en Frans onvertaald blijven. De kennis van die talen wordt verondersteld. Nieuwenhuis doet in dit opzicht geen concessies. Hij gaat niet op de hurken zitten maar laat de lezer op de tenen lopen. In 2007 legt hij uit waarom: Waarop zijn de aanspraken van Frans en Duits als tweede en derde moderne vreemde taal eigenlijk gebaseerd? De reden van de onmisbaarheid van Frans en Duits is gelegen in de traditie van het Nederlandse recht, dat is tot stand gekomen in samenspraak met vooral Frans en Duits recht. Wetenschappelijk onderwijs in het Nederlandse recht is in de eerste plaats: de student inwijden in deze traditie. De docent legt uit wat anderen vóór hem hebben bedacht en voorziet dat van actualiserend commentaar... Lost in translation betekent dat de onderzoeker die aangewezen is op vertalingen, het vermogen verliest om zelf uit te maken wat in een bepaald taalgebied voor hem van belang is... Maar er moet ernstig rekening gehouden worden dat The Powers that Be de trein van het middelbaar onderwijs kalm laten voortboemelen door de laagvlakte waar, wat de vreemde talen betreft, slechts één soort gras groeit: kort Amerikaans.Ga naar eindnoot10 Actualiserend commentaar bij wat anderen vóór hem hebben bedacht - dat is de taak waarvoor Nieuwenhuis zich gesteld zag. In alle boven aangehaalde voorbeelden is de verbinding zichtbaar tussen oude teksten en eigentijdse voorvallen, die tot een rechtszaak hebben geleid. Dikwijls begint Nieuwenhuis met een literaire tekst of geschiedkundig verhaal, die de lezer nog even in het onzekere laten waar het betoog heen gaat: een citaat van Dante, het reisverslag van Bontekoe of een parodie op een kinderversje. Die leiden dan tot een verhandeling over embryoselectie, de ontwikkeling van de geldeconomie, en de contractvrijheid. Soms is het omgekeerde het geval en gaat een modern probleem aan de literaire teksten vooraf. In Orestes in Veghel, met als ondertitel De dader als slachtoffer, wordt eerst uitvoerig de eerwraak van de zeventienjarige Ali D. uit de doeken gedaan en pas daarna in verband gebracht met Orestes die uit wraak zijn moeder vermoordt. In het laatst geciteerde opstel komt expliciet de vraag aan de orde die aan alle essays van Nieuwenhuis ten grondslag ligt: is literatuur belangrijk voor het recht? Voegt zij iets toe? In een ontruimingszaak stond in de pleitnota van de advocaat: ‘Anders dan hun collega Dreverhaven zijn | ||||||||
[pagina 101]
| ||||||||
de meeste deurwaarders niet gebrand op ontruimingen’. Nieuwenhuis: ‘Dreverhaven? Wat doet een romanfiguur in de rechtszaal? Leidt de bijzondere vorm van taalgebruik, die wij literatuur noemen, tot verrijking van de rechtspraak? Wat is de toegevoegde waarde van het literaire tweetal, Dreverhaven en Katadreuffe?’ Nieuwenhuis ziet die toevoeging gelegen in wat hij noemt de ‘narrativiteit’, het vermogen verhalen te verzinnen, dat de mens onderscheidt van de dieren. ‘De literatuur schept personen en hun rollen: Aeneas en Dido; Shylock en Antonio; Dreverhaven en Katadreuffe. Het conflict bepaalt hun rolverdeling. In de rechtspraak is het niet anders: Lindenbaum/Cohen; Baris/Riezenkamp; Vermeulen/Lekkerkerker’ [arresten van de Hoge Raad die aan elke jurist bekend zijn, althans behoren te zijn, JHAL]. In het literaire verhaal wordt het drama van de rechtszaal uitvergroot. Niet alleen in de rechtszaal is literatuur belangrijk. Ze moest volgens Nieuwenhuis breder aangewend worden in elk maatschappelijk debat. Om duidelijk te maken wat hij daarmee bedoelde, zocht hij steun bij zijn leermeester en voorbeeld Huib Drion, die in de Cleveringa-lezing van 1967 de intellectuelen verweet te hebben ‘gefaald door hun bereidheid om de democratie prijs te geven voor andere waarden, die schitterender leken en het misschien zelfs waren’.Ga naar eindnoot11 Drion deed een beroep op de ‘eigen verantwoordelijkheid van de schrijvende intellectueel, die met zijn geschriften invloed kan uitoefenen op het heersende waardenscala van zijn samenleving’. Het uitoefenen van die invloed zag ook Nieuwenhuis als zijn taak, zowel in zijn functie van hoogleraar als in zijn hoedanigheid van schrijvende intellectueel: ‘Het democratisch stelsel biedt ook mensen met een gebrekkige culturele achtergrond - na Leonardo da Vinci dus: iedereen - de kans te worden uitverkoren tot het bekleden van belangrijke politieke functies. Signalering en opheffing van deze leemtes is bij uitstek de taak van intellectuelen. Zo voorzien zij het maatschappelijk debat van een deugdelijke feitelijke grondslag’.Ga naar eindnoot12 De literatuur en met name de retoriek helpen de intellectueel die taak te vervullen, want recht is ook retoriek: ‘Niet in de thans gangbare associatie van holle woordenkraam getapt uit lege vaten, maar als de noodzakelijke levensvorm van samenlevingen waarin over recht en onrecht valt te praten’.Ga naar eindnoot13 Bezield door dit ideaal gaf Hans Nieuwenhuis jarenlang het vak Recht en Literatuur, in Groningen samen met mij. In zeven colleges behandelden wij de Zeven zuilen van ongeschreven recht. Elke week werd een te- | ||||||||
[pagina 102]
| ||||||||
voren opgegeven boek gelezen en maakten twee studenten een analyse van twee, liefst tegengestelde standpunten. Hoewel elk jaar enkele boeken wisselden, bleef toch een vaste kern steeds voorgeschreven, in ieder geval uit de Bijbel: Genesis, Job en het Lucas-evangelie, van Aischylos: de Oresteia en van Sophocles: Antigone en Koning Oedipus. Misdaad en Straf van Dostojevski ontbrak zelden evenals het verhaal van de grot van Plato, Dante's Divina Commedia, en de Max Havelaar van Multatuli.Ga naar eindnoot14 In de achtste en laatste week ging het gezelschap op de fiets naar buiten: rechtsvinding te velde. De studenten schreven na afloop van de colleges een opstel, waarover ze mondeling werden geëxamineerd. In het examengesprek kwam de inhoud van het betoog nauwelijks, de vorm uitvoerig aan de orde. De jaarlijkse oogst werd gebundeld en van een echt isb-nummer voorzien. De cursus was geliefd, de studenten waren enthousiast. Dat enthousiasme was overigens niet beperkt tot het groepje dat Recht en Literatuur volgde of een ander groepje, waarmee hij Latijnse teksten las. Alle studenten die zijn colleges volgden - en dat zijn er duizenden geweest - werden door zijn persoon en zijn geschriften geboeid. Hans Nieuwenhuis was een leraar zoals iedere student zich die graag wenst, over wie op reünies en bijeenkomsten telkens weer het gesprek gaat. Hij spoorde zijn studenten aan tot schrijven en leerde hen argumenteren. Door het brede perspectief waarin hij een juridisch probleem behandelde, gaf hij de studenten het gevoel dat zij met grotere dingen in aanraking kwamen dan met het technisch-juridische vraagstuk dat deel uitmaakte van de leerstof. Hij zette hen aan tot denken en, zoals gezegd, tot fietsen. Enkele malen per jaar werd een grote fietstocht gemaakt waarvoor ook de afgestudeerden waren uitgenodigd, in de zomer de ‘grensoverschrijdendende’ Montertocht en de Goudseglazentocht vanuit Leiden, in de winter de sombertocht, steeds vanuit zijn geboortestad Deventer. Tot vlak voor zijn ziekte heeft Nieuwenhuis die fietstochten voortgezet. Kort na Nieuwenhuis' vroege dood verscheen zijn laatste werk, dat men met enige goede wil zijn testament kan noemen: Een steeds hechter verbond. Europa op weg naar Europa.Ga naar eindnoot15 Daarop wil ik tot slot iets uitgebreider ingaan om verschillende redenen. Afgezien van zijn strikt juridische werken is dit het enige boek dat geen losse opstellen bevat, maar als één geheel is gecomponeerd. Daarnaast speelt de rechtsgeleerdheid wel een rol, maar een ondergeschikte en ten slotte is het boek het meest actueel. Zo wordt uitvoerig gepolemiseerd met Thierry Baudet naar aanleiding | ||||||||
[pagina 103]
| ||||||||
van diens stelling, dat de democratische rechtsstaat het best gedijt in de natiestaat en niet in het Huis van Europa. ‘Een steeds hechter verbond tussen de Europese volkeren’, dat waren de woorden die koningin Juliana uitsprak op 25 maart 1957 naar aanleiding van de oprichting in Rome van de Europese Economische Gemeenschap. Een typische Nieuwenhuispassage volgt: Europa op weg naar Europa; kan dat, op weg zijn naar jezelf? Was sagt dein Gewissen? - Du sollst der werden, der du bist. Nietzsche ontleent dit woord aan de Griekse dichter Pindaros (555-443 v.Chr.), die zijn tweede Pythische Ode als Fenicische koopwaar' (kata Foinissan empolan) zond aan Hieron, heerser over Syracuse. ‘Word wie je bent’ (genoi hoios essi) is de opdracht van deze vorstenspiegel.Ga naar eindnoot16 Met behulp van Nietzsche die weer hulp zoekt bij Pindaros wordt een reflectie gegeven op de titel van het boek. Aan de hand van culturele fenomenen als taal, religie en recht, onderzoekt Nieuwenhuis, of het verbond tussen de volkeren achtenvijftig jaar later ook inderdaad hechter is geworden, niet het verbond tussen de staten - dat is door de gestage uitbreiding van de Europese Unie evident - maar tussen de volkeren. Hij is voorzichtig optimistisch, twee woorden, die ook kunnen gelden als karakteristieken van zijn persoon. Maar het boek bevat een duidelijke waarschuwing. De waarden die hij constateert zijn Europa niet in de schoot komen vallen, maar moesten worden veroverd. De bondgenoten zijn dikwijls vijanden geweest die elkaar op leven en dood hebben bevochten. De leuzen van de Franse revolutie zijn als krijgsbuit verworven en onder de Europese volkeren verdeeld, dikwijls helaas ongelijk verdeeld. Het boek bevat dan ook een literair verpakte waarschuwing. Wil Europa zich staande houden dan dient het weerbaar te zijn: wat als een Gemeenschap van Kolen en Staal begon moet niet eindigen als een Reus met voeten van IJzer en Leem. Het laatste boek van Nieuwenhuis bevat alle kenmerken en elementen, die wij kennen van zijn korte essays. Gedichten, mythologische verhalen, wetsartikelen, Grieks, Latijn, Oud-Frans in het Roelantslied, Gothisch, om maar bij de dode talen te blijven, wisselen elkaar af. Wanneer men achterin een index zou maken van de onderwerpen, die kort of lang de revue passeren, zou het de lezer duizelen. Toch zijn de aangehaalde teksten niet naar willekeur opgeraapt omdat de boekenkast was omgeval- | ||||||||
[pagina 104]
| ||||||||
len, maar hebben zij hun eigen doordachte plaats in het betoog. Het gaat Nieuwenhuis in het boek niet om de geschiedkundige feiten. Die worden aan het begin van elk hoofdstuk in korte staccato zinnen opgesomd. Neen het gaat om de literaire weergave van die feiten. Wat waren de gevoelens van de Grieken toen zij de ontzaglijke overmacht van de Perzen zagen naderen. Aischylos vertelt het en door zijn vertelkracht kunnen wij ons in die gevoelens verplaatsen, wanneer we geconfronteerd worden met noodlottige gebeurtenissen. De Aeneis geeft ons inzicht in de tegenstelling Oost-West. Het gevaarvolle verbond tussen Cleopatra (de verleidelijke Oosterse vrouw) en Marcus Antonius (de verwekelijkte Westerse Europeaan) bedreigt het thuisland der Romeinen, zegt Octavianus/ Augustus in een toespraak, wanneer hij tegen zijn voormalige bondgenoot ten strijde trekt.Ga naar eindnoot17 Marcus Antonius had moeten doen wat Aeneas deed, ondanks de ontwrichtende kracht van de hartstocht tussen hem en Dido. In het verhaal van Vergilius kiest Aeneas voor het Westen (Italië, Rome) en hij en zijn volk worden voor die keuze door Dido (Carthago, het Oosten) vervloekt: ‘Ik bid dat kusten botsen op kusten, zeeën op zeeën, wapens op wapens, ik bid om bloed over hen en hun nakroost’. Worden in dit literaire epos niet de wortels blootgelegd van wat de grote geleerde Theodoor Mommsen (1817-1903) noemde ‘ein tiefes Gefühl der Fremdartigkeit dass die indogermanische Völker immer schied und scheidet von den syrischen, israelitischen, arabischen Nationen’, een gevoel dat bij Mommsen niet ophoudt maar juist in deze tijd zo duidelijk aan de oppervlakte treedt?Ga naar eindnoot18 In die verbinding is Nieuwenhuis geïnteresseerd. Soms kon Nieuwenhuis de verleiding van het verpakken van nieuwe wijn in oude zakken niet weerstaan, ook al is het ver gezocht. Dat laat een laatste voorbeeld uit zijn laatste boek ons zien. Wanneer Nieuwenhuis te spreken komt over de Griekse schuldencrisis die speelde op het moment van het schrijven van het boek, voert hij de nu alweer vergeten europarlementariër Kostas Chrysogonos ten tonele, die als hoogleraar constitutioneel recht een juridisch-technisch pleidooi houdt ten behoeve van zijn land. Nieuwenhuis laat het niet bij het citeren van dit verhaal. Neen: Er zijn ook redenen van ideële aard om Griekenland niet uit de Europese boot te laten vallen. Nederlandse leden van het Europese Parlement hebben welluidende namen: Hans van Baalen, Sophie in't Veld, Paul Tang, maar zij verbleken bij Kostas Chrysogonos, de uit goud geborene. Wie | ||||||||
[pagina 105]
| ||||||||
beschikt bij ons over een zo fraaie afbeelding van de verwekking van zijn naamgenoot: de door Zeus in de gedaante van goudenregen bij Danaë verwekte zoon Perseus Chrysogonos, de uit goud geborene, ... Ik denk niet dat iemand in het Europarlement aan de uit goud geboren Perseus dacht, telkens wanneer Kostas Chrysogonos het spreekgestoelte betrad. Nieuwenhuis wel. Hij gebruikte de associatie als argument om de culturele erfenis van Griekenland duidelijk te maken want ‘wat het geestelijk erfgoed betreft is Griekenland onbetwist grootaandeelhouder’.Ga naar eindnoot19 De laatste zin van Een steeds hechter verbond. Europa op weg naar Europa getuigt van het voorzichtig optimisme waarvan ik sprak. Na afloop van de slag bij Waterloo, waarin Napoleon werd verslagen (‘zijn Waterloo vond’) ontmoetten de Pruis Blücher en de Brit Wellington elkaar bij de herberg La Belle Alliance: ‘Een herberg met deze naam, gelegen op enkele kilometers van Brussel; het is geen slechte pleisterplaats voor de volkeren van Europa op weg naar een steeds hechter verbond’.Ga naar eindnoot20 Dat die weg geen rechte is, zoals de door Napoleon aangelegde wegen in het Franse land, maar nog menige kronkeling zal kennen, wordt duidelijk uit de recente, door Nieuwenhuis niet meer voorziene ontwikkelingen die zich in het land van Wellington thans voordoen.
j.h.a. lokin | ||||||||
Voornaamste geschriften
|
|