Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2017-2018
(2019)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| ||||||
Willem Jan van Asselt
| ||||||
[pagina 45]
| ||||||
vereniging (cns) aldaar. Ook zijn moeder had de kweekschool gevolgd. Toen de jonge Willem elf jaar was, overleed zijn vader tijdens een gezinsmaaltijd aan een hartinfarct. Zijn moeder, die nu alleen stond, heeft hem naar het gymnasium gestuurd, waar hij door de lessen van dr. C.A. de Leeuw en dr. R. Ferwerda de liefde voor klassieke talen ontwikkelde. In 1964 vertrok hij naar Utrecht om theologie te studeren, waar hij in 1967 het kandidaatsexamen aflegde en in 1969 het kerkelijk examen. Opvallend was dat hij trouwde met een van oorsprong rooms-katholieke balletpedagoge, Marian de Bruijn, die later als bewegingstherapeute een boek heeft geschreven over bewegingstherapie vanuit christelijk perspectief.Ga naar eindnoot2 Na het vicariaat werd Van Asselt met hart en ziel hervormd predikant in Uitwijk en Waardhuizen (1972-1977), Steenwijk (1977-1983) en Bennekom (1983-1993). Hij had veel aandacht voor het pastoraat, ook onder randkerkelijken. Hoewel hij tot de confessionele richting hoorde, later zelfs als lid van het hoofdbestuur, was hij wars van de gebruikelijke hokjes en preekte hij ook in gemeenten van andere richtingen. Hij hield van de berijmde psalmen, maar gaf tijdens de dienst ook regelmatig een evangelisch gezang op, wat niet de gewoonte was van elke predikant binnen de confessionele richting. Voor zijn persoonlijke devotie gebruikte hij graag het anglicaanse Book of Common Prayer. Tijdens het gemeentewerk liet de jonge predikant de wetenschappelijke studie niet los. Onder zijn Utrechtse leermeester prof. S. van der Linde werkte Van Asselt aan een scriptie over de zeventiende-eeuwse theoloog Johannes Coccejus (1603-1669) en legde hij in 1980 het doctoraal examen af. In het verlengde hiervan bereidde hij een invloedrijk proefschrift voor over de structuur van de verbondstheologie van Coccejus, waarop hij in 1988 in Utrecht promoveerde.Ga naar eindnoot3 Deze studie is mede in de context van het werkgezelschap Oude Gereformeerde Theologie (ogth) ontstaan, dat in 1982 door dr. Antoon Vos werd opgericht en zich op de bestudering en analyse van de gereformeerde scholastiek richtte. Van Asselt was vanaf 1990 tot zijn overlijden voorzitter van dit werkgezelschap. Terugblikkend kan worden gezegd dat ogth de context vormde waarbinnen een belangrijk deel van zijn wetenschappelijk oeuvre ontstond. In 1993 ging zijn promotor, prof. C. Graafland, met emeritaat. Graafland had een gecombineerde functie aan de Universiteit Utrecht van enerzijds bijzonder hoogleraar onder kerkelijk zeggenschap namens de Gereformeerde Bond, een modaliteit binnen de Hervormde Kerk, en anderzijds universitair docent namens de theologische faculteit, onder zeggenschap | ||||||
[pagina 46]
| ||||||
van de universiteit. Dr. Arie de Reuver werd toen zijn opvolger als bijzonder hoogleraar, Van Asselt volgde Graafland op als universitair docent kerk- en theologiegeschiedenis, in het bijzonder van de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme. Aan de theologische faculteit in Utrecht speelde de nieuwe docent al snel een belangrijke rol, als kerkhistoricus en later ook als onderwijsdirecteur (1996-1997). Met een encyclopedische kennis van de geschiedenis van kerk en theologie was Van Asselt aan de Universiteit Utrecht van 1993 tot zijn vervroegd emeritaat in 2007 intensief betrokken bij de opleiding van generaties van theologen en predikanten. Met zijn inspirerende en verbindende persoonlijkheid was hij ook een prettige en humorvolle gesprekspartner voor zijn collega's. Tot zijn naaste vrienden rekende hij onder meer de hoogleraren Luco J. van den Brom en Marcel Sarot. In 1998 had hij bijna afscheid genomen van de Universiteit Utrecht toen hij werd benoemd tot hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Theologische Universiteit te Kampen (Oudestraat) om aldaar Auke Jan Jelsma op te volgen. Na enige bedenktijd besloot hij toch maar bij zijn vertrouwde faculteit in Utrecht te blijven. Op landelijk niveau engageerde Van Asselt zich voor zijn vakgebied onder meer als rubrieksredacteur voor kerkgeschiedenis en theologiegeschiedenis van het tijdschrift Kerk en Theologie (1990-2014), als redactielid van het Tijdschrift voor Nederlandse Kerkgeschiedenis (1993-2014), als secretaris van het Kerkhistorisch Gezelschap (1994-1998) en als senior onderzoeker van de Nederlandse Onderzoeksschool voor Theologie en Religiewetenschap (noster; 1995-2014). In 2005 werd hij benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.Ga naar eindnoot4 Tegelijkertijd verwierf Van Asselt internationale erkenning als expert op het terrein van de vroegmoderne theologie. Vanuit Utrecht - en later ook vanuit Leuven - bouwde hij gestaag een internationaal netwerk uit van onderzoekers die zich bezighielden met de vroegmoderne periode in het algemeen en de gereformeerde scholastiek in de zestiende en zeventiende eeuw in het bijzonder. Hij organiseerde congressen en stimuleerde generaties van studenten in binnen- en buitenland om onderzoek op dit terrein te doen. Dit leidde in totaal tot zeventien promotieonderzoeken in Utrecht, Leiden, Kampen, Amsterdam, Leuven en Grand Rapids, waaraan hij als co-promotor betrokken was. Ikzelf denk als een van zijn Utrechtse promovendi en lid van het werkgezelschap ogth met dankbaarheid terug aan zijn inspirerende begeleiding in de sfeer van vriend- | ||||||
[pagina 47]
| ||||||
schap.Ga naar eindnoot5 Een bijzondere vriendschap verbond hem met de bekende Amerikaanse kerkhistoricus prof. Richard Muller, die in 1999 de Belle van Zuylen-wisselleerstoel aan de Universiteit Utrecht bekleedde en in 2001 Van Asselt voor een semester als gasthoogleraar naar Calvin Theological Seminary in Grand Rapids haalde.Ga naar eindnoot6 Daarnaast werd hij regelmatig uitgenodigd voor lezingen aan vooraanstaande buitenlandse universiteiten, onder andere in Engeland, Polen, Roemenië, Canada en Zuid-Afrika. De verbinding van vriendschap, amicitia, en wetenschappelijk werk was kenmerkend voor Van Asselt. Hij straalde de sfeer van vriendschap niet alleen uit naar zijn collega's en vakgenoten, maar ook naar zijn promovendi en studenten. Vriendschap had voor hem theologische wortels en was ten diepste gefundeerd in de vriendschap van God met mensen, de amicitia Dei. Deze Latijnse woorden vormden reeds de hoofdtitel van zijn proefschrift, waarin hij met de verbondstheologie van Coccejus de nadruk legde op de vriendschappelijke betrokkenheid van God op mensen met hun geschiedenis en ervaringen. Dit vriendschapsmotief bleef een belangrijk aandachtspunt voor Van Asselts theologie-historische studies, zoals bleek toen hij in 2008 werd benoemd tot deeltijd- hoogleraar historische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit (etf) te Leuven. In zijn inaugurele rede beschreef hij nadrukkelijk de verbondstheologie als uitnodiging tot vriendschap. Hij gaf aan hoe hij als jong predikant getroffen werd door de woorden uit Johannes 15, waarin Jezus zijn volgelingen niet langer als knechten beschouwt, maar als vrienden. Het motief van de in God gewortelde vriendschap binnen de verbondsrelatie tussen Christus en de gelovigen vond hij op treffende wijze terug in de theologie van Coccejus. Daarnaast liet hij zien hoe ook kerkvaders als Augustinus en middeleeuwse theologen als Bernard van Clairvaux en Thomas van Aquino belang hechtten aan de christelijke notie van de vriendschap met God.Ga naar eindnoot7 De waardering voor de verbondstheologie van Coccejus had Willem van Asselt reeds vanaf zijn studiejaren, maar pas later groeide ook zijn waardering voor scholastieke theologen als Gisbertus Voetius (1589-1676), de bekende en invloedrijke hoogleraar en rector van de Utrechtse universiteit, die in conflict raakte met Coccejus en de filosoof René Descartes. Met een groot aantal publicaties toonde Van Asselt aan dat de gereformeerde scholastiek niet als reactionair of als terugval achter de Reformatie te duiden was, maar dat zij met behulp van een in de middeleeuwen ontwikkelde ‘gereedschapskist’ de positie van de Reformatie | ||||||
[pagina 48]
| ||||||
kon verhelderen. Zo gezien bleek ook Coccejus een scholastiek theoloog te zijn. Bovendien kon, zoals in het geval van Voetius, een uitgesproken scholastieke benadering hand in hand gaan met een sterke nadruk op christelijke spiritualiteit. In verschillend opzicht waren Reformatie en gereformeerde orthodoxie historisch binnen een breder kader van de katholiciteit van de kerk te plaatsten. Van Asselt liet dit mooi zien in gezaghebbende bijdragen over de Poolse theoloog en Franeker hoogleraar Johannes Maccovius (1588-1644), de Dordtse Synode en Voetius.Ga naar eindnoot8 In het verlengde hiervan toonde hij met vele voorbeelden aan dat in de scholastieke teksten van vroegmoderne gereformeerde theologen geen statisch of gesloten deterministisch systeem te vinden was. Daarbij zette de goddelijke voorbestemming de geschapen werkelijkheid niet op slot, maar creëerde juist de nodige ruimte voor menselijke vrijheid, voor zover deze vrijheid niet werd opgevat in volstrekt autonome zin.Ga naar eindnoot9 Met het oog op de bestudering van dergelijke vroegmoderne theologische teksten heeft Van Asselt als hoogleraar in Leuven samen met collega Antoon Vos en auteur dezes in 2009 aan de etf een onderzoeksinstituut voor post-reformatie studies opgericht, het Institute of Post-Reformation Studies. Hij heeft zich hiervoor op bijzondere wijze ingezet, met aanstekelijk enthousiasme en grote persoonlijke belangstelling voor de faculteit in het algemeen en voor de medewerkers in het bijzonder. Zo was hij betrokken bij de organisatie van meerdere internationale congressen en heeft hij verschillende masterstudenten en promovendi gestimuleerd en op weg geholpen in hun onderzoek. Mede dankzij de sfeer van vriendschap had hij ook een bredere uitstraling binnen de faculteit en naar de studenten. Kenmerkend voor hem is dat hij mede-initiator was van de studentenvereniging Per Aspera Ad Perfectiora (paap), waarvan hij als eerste erelid de openingsrede heeft gehouden. Van Asselt heeft ook in de zes jaar als hoogleraar in Leuven belangrijk werk verzet. Nog tot kort voor zijn vroegtijdig overlijden werkte hij samen met de leden van het werkgezelschap ogth, waaronder vier collega's en promovendi van de etf, aan een wetenschappelijke editie en geannoteerde vertaling van de Leidse Synopsis purioris theologiae (1625).Ga naar eindnoot10 Naast de voltooiing van deze driedelige editie van dit invloedrijke theologische handboek, bestaande uit een reeks van tweeënvijftig disputaties van vier Leidse hoogleraren, had hij nog verschillende grote plannen, die hij helaas niet meer heeft kunnen realiseren. Een van zijn voornemens was het publiceren van een intellectuele biografie van Maccovius. | ||||||
[pagina 49]
| ||||||
In de tijd dat hij predikant was en vooral als docent in Utrecht en later als hoogleraar in Leuven, heeft Willem van Asselt zich op enthousiaste en inspirerende wijze verdienstelijk gemaakt voor de bestudering van de geschiedenis van de christelijke theologie en haar betekenis in universiteit, kerk en samenleving. Hij verbond zijn interesse voor de ideeëngeschiedenis met ruime aandacht voor de historische en culturele context van de veelal Latijnse teksten uit de vroegmoderne periode. Er zullen ongetwijfeld velen zijn in Nederland, België en wereldwijd die goede herinneringen aan hem behouden.
andreas j. beck | ||||||
Voornaamste geschriftenEen bibliografie van de wetenschappelijke publicaties van Van Asselt tot 2008 is te vinden in M. Wisse, M. Sarot en W. Otten (eds.), Scholasticism Reformed: Essays in Honour of Willem J. van Asselt. Leiden 2010, pp. 378-383.
|
|