Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2016-2017
(2018)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |||||||||||||||||
Levensberichten | |||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||
Gerben Abma
| |||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||
publiceerde hij in verschillende Friestalige tijdschriften als It Heitelân, De Stiennen Man, De Stim fan Fryslân, Quatrebras en Frysk en Frij. Na zijn doctoraal in 1963 volgde hij nog de opleiding tot archivaris in Den Haag. Toch werd hij leraar geschiedenis en Fries aan het Stedelijk Gymnasium en de Stedelijke Scholengemeenschap in Leeuwarden en de Rijksscholengemeenschap in Sneek. Met zijn echtgenote Sjoukje Bakker, die als onderwijzeres de middelbare akte geschiedenis had gehaald, ging hij wonen in Leeuwarden, eerst aan de Nijlânsdyk, later in een fraai huis aan de statige Emmakade. Zij kregen samen twee dochters. Om meer tijd te hebben om te studeren en te schrijven, hebben hij en zijn echtgenote nooit een volledige baan aangenomen. In 1962 debuteerde hij met de roman De Utfanhûzer, waarmee hij de tweede prijs verkreeg van de Kristlik Fryske Folks Bibleteek, maar dat betekende niet zoveel, omdat deze populaire Friese boekenclub ook als uitgever optrad. Erg veel succes boekte hij niet met deze eersteling. En dat was niet verwonderlijk, omdat dit werk geheel uit de toon viel in de reeks brave, christelijke boeken, die de kffb al jarenlang op de markt bracht. Dat werd kennelijk ook wel gezien door de uitgever, want op de omslagtekst, die toch meestal prijzende taal bevat, werd de lezer gewaarschuwd, dat hij niet moest verwachten dat de hoofdpersoon als held geschetst zou worden, als ‘in foarbyld om nei to folgjen’. En als de lezer dramatische of romantische gebeurtenissen verwachtte, zou hij zeker teleurgesteld worden. En een christelijk boek leek het al helemaal niet, maar juist daarom zouden gelovige lezers dit boek over niet-kerkse, karakterloze figuren moeten lezen. Met deze goed geschreven roman over een echte slome duikelaar, een jongeman die voor het eerst het kleine dorp van zijn moeder moest verlaten om in de grote stad Harlingen een ondergeschikt baantje te vervullen op een klein handelskantoor heeft Abma een voor hem typisch tegendraadse Mann ohne Eigenschaften willen schetsen. De reine Tor Selis Poutsma komt direct onder de plak van de zure procuratiehouder en de nuffige typiste. Verliefd wordt hij natuurlijk, niet op de typiste, die wel wat met hem wil, maar op de struise echtgenote van de directeur om vervolgens in de armen te vallen van de chique secretaresse: ‘hja aeide, hja streake, hja tute him as har bern’. In de Leeuwarder Courant werd dit debuut volledig afgekraakt. De toen al vooraanstaande romanschrijver en criticus Anne Wadman was het daarmee in Het Vrije Volk niet eens. Wadman vergeleek het werk met De Avonden van Van het Reve, maar ook met zijn eigen ro- | |||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||
mandebuut uit 1948 Fioele en Faem. Niet dat hij Abma van plagiaat beschuldigde, maar het kwam er toch wel dichtbij.Ga naar eindnoot1. Meer succes boekte Abma in 1969 met zijn tweede roman De Gersridders. Ook nu weer opgenomen in de reeks van de kffb en deze keer bekroond met de eerste prijs. Op het eerste gezicht lijkt dit een traditionele streekroman over het boerenleven. Maar al lezend valt het verschil met dat bekende type, dat in de Friese literatuur vooral door Reinder Brolsma populair is gemaakt, wel op. Niet de crisistijd in de negentiende eeuw of de crisisjaren na de eerste wereldoorlog is het onderwerp, maar de grote veranderingen op technisch en daardoor ook op geestelijk gebied van na 1945. Hoofdpersoon boer Ate Mertens, een echte ‘grasridder’, is dan wel weer het traditionele, patriarchale familiehoofd, opgegroeid in de tijd van het maaien met de zeis en het melken met de hand. Zo wil hij doorgaan, maar zijn jongens willen dat niet meer. De maai- en hooi-scenes boden Abma een schitterende gelegenheid zijn kennis van inmiddels volledig in onbruik geraakte woorden en uitdrukkingen te etaleren. In deze roman gebeurt er wel heel veel van het vrolijke Bevrijdingsfeest tot en met het dramatische einde met de zelfmoord van de oudste zoon, die zijn gruwelijke ervaringen in de oorlog in Indonesië niet te boven is gekomen. Door de romanschrijver en literatuurhistoricus Ype Poortinga werd het vernieuwende van dit boek wel gezien, maar het werd toch wel erg kort afgedaan als een ‘poging de boerenroman te vernieuwen’.Ga naar eindnoot2. Ook Klaas Dijkstra zag in dit werk en in de romans, die Abma daarop liet volgen, ‘gjin boppeslagen’.Ga naar eindnoot3. Eind 1972 publiceerde Abma voor het eerst een echte experimentele roman, waarvan de titel De Nacht fan in Leechrinner tot veel grappen en grollen heeft geleid, tot zelfs in een strip toe.Ga naar eindnoot4. De Friese roman was inmiddels qua onderwerpen, vorm en stijl danig gemoderniseerd. Wadman had wat het eerste betreft in 1963 de stoot gegeven met zijn korte, bittere roman De Smearlappen. Vooral bedoeld als een onbarmhartige aanval op de zoetsappige, volkse boerenroman,Ga naar eindnoot5. maar voor het Friese lezerspubliek in de eerste plaats schokkend vanwege het doorbreken van de seks-barrière. Het waren niet te vergeten ook de jaren van Jan Cremer en Jan Wolkers. Trinus Riemersma volgde Wadman in 1964 met Fabryk over een ongelukkige fabrieksarbeider, die de weg in het leven kwijt is. Van het schandaal, dat door beide romans werd ontketend, maakte Abma gebruik net als zijn vriend Homme Eernstma (pseudoniem van F. Sixma van Heemstra). | |||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||
Met hem en met de jonge schrijvers Josse de Haan en Reinder van der Leest richtte hij in 1967 een op Provo-formaat uitgegeven meertalig tijdschrift met de naam A-wyt op. In dit blad, dat maar twee jaar zou bestaan, schopten de jongeren tegen alle zere benen in het Friese literaire wereldje. Vooral Abma liet van zich horen in buitengewoon fel aanvallende columns met heftige conflicten als gevolg, maar daar ging het hem ook om.Ga naar eindnoot6. Riemersma leverde op zijn beurt onbarmhartige kritiek op Abma's artikelen in het laatste nummer van het literaire maandblad De Tsjerne. Abma's weerwoord in Trotwaer, de opvolger van De Tsjerne, werd geweigerd.Ga naar eindnoot7. Maar enkele maanden later kreeg Abma wel de kans zijn gal te spuwen over het hele Friese culturele leven, omdat Josse de Haan en Reinder van der Leest Trotwaer hadden overgenomen.Ga naar eindnoot8. Zijn tien jaar jongere broer Gerben Willem Abma (pseudoniem Daniël Daen), theoloog, dichter, criticus en romanschrijver, publiceerde in hetzelfde nummer in novellevorm een satire op Riemersma en zijn maten. ‘It Fryske kulturele libben stiet stiif fan freonepolityk en is sa ticht as in pot’ stelde Abma vol overtuiging vast. Hij bepleitte een democratische bestuursvorm van de Fryske Kultuerrie, die alle subsidies vaststelde. Abma en zijn vrienden handelden dus wel helemaal in overeenstemming met de tijdgeest. Vooral Ype Poortinga moest het bij Abma ontgelden als de adviseur voor de belangrijkste Friese literaire prijs, de Gysbert Japikspriis, als hoofd van de letterkundige afdeling van de Fryske Akademy en vanwege zijn leidende functie bij het Fryks Utjefte Fûns en de Fryske Bibleteek, de niet-kerkelijke tegenhanger van de kffb. Hij verweet Poortinga, Anne Wadman en Jo Smit, de voorzitter van de Skriuwers Boun, als literaire genieën te beschouwen in het door Poortinga geschreven overzicht van de moderne Friese literatuur.Ga naar eindnoot9. Ook de pasbenoemde conservator van het Frysk Letterkindich Museum en Dokumintaesjesintrum, de fijnzinnige dichter en journalist Freark Dam kreeg van Abma een veeg uit de pan. Hij verweet hem zijn vriend de dichter en romanschrijver Jan J. Bylsma aan een baantje te hebben geholpen.Ga naar eindnoot10. Met de jonge dichter Pieter Yedema richtte Abma de Werkgroep Kultuur Friesland op om de hele Friese culturele wereld te hervormen, opdat er meer ruimte zou komen voor vernieuwende kunstenaars. En dat zou volledig lukken. Terzelfdertijd begon Abma met steun van J.B. Singelsma, de oprichter van de Fryske Nasjonale Partij, een democratiserings-actie bij de Fryske Akademy. Uiteindelijk na lange tijd ook met succes. Maar zijn snoeiharde en vaak onbekookte kritiek op wat hij als vriendjes- | |||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||
politiek zag, werd hem door velen niet in dank afgenomen. Jo Smit nam het op voor Freark Dam en typeerde Abma als een moreel defect mens met een door en door zieke en verwarde geest.Ga naar eindnoot11. Abma nam dit niet en daagde hem in 1974 voor de rechter, die Smit tot een kleine boete veroordeelde. Dat Abma met dit soort van acties onder de gevestigde schrijvers niet veel vrienden verwierf, zal duidelijk zijn. Hij slaagde er wel in een plekje te veroveren bij het nieuwe literaire tijdschrift Alternatyf, waarvan zijn broer redacteur was. Hierin kon hij een kort verhaal en een hoofdstuk uit zijn derde roman plaatsen. Dit is een experimentele roman, zei Abma tegen de commissaris van de Koningin H. Rypstra, toen hij hem het eerste exemplaar van De Nacht fan in Leechrinner overhandigen mocht. En hij voegde eraan toe: ‘It lêst as slaed, der sit hwat seks yn forarbeide... en it leauwe is biwrotten en bearbeide.’Ga naar eindnoot12. De hoofdredacteur van Frysk en Frij Klaas Jansma was echter van mening, dat de schrijver van deze fraaie beloften niet al te veel had waargemaakt. Het experimentele zou dan uit de vele flashbacks moeten blijken, maar dat het vlot te lezen was, was allesbehalve het geval. De seks had ook maar weinig om de hakken, ‘in kâlde pearing en hwat sniis âldfeintetinzen.’ (vieze vrijgezellengedachten). En het geloof kwam vrijwel helemaal niet aan bod. Abma's poging de Friese literatuur te moderniseren achtte Jansma totaal mislukt. En dat waren de andere recensenten met hem eens. Zelf kan ik het er niet mee eens zijn. Het is nog altijd een schokkend boek over een totaal mislukt huwelijk, wat tot slot uitloopt op een gruwelijke moord, zoals die tot dan toe nooit in de Friese romanliteratuur beschreven was. Abma reageerde op Abmaiaanse wijze in Frysk en Frij, dat het nu eenmaal de tijd was om taboe's te doorbreken, dat de seks prima was en dat hij alleen over twee ongelovige mensen had geschreven, die juist met het geloof worstelden.Ga naar eindnoot13. Hoe wonderlijk het met Abma lopen kon, bleek het volgende jaar, toen hij samen met Jansma een reisgids voor het Lauwersmeer schreef. Bovendien zette hij zich met die ondernemende journalist tot het samenstellen van een omvangrijke encyclopedie over Friesland met medewerking van vele specialisten. In deze Encyclopedie van het Hedendaagse Friesland verzorgde Abma naast honderden lemmata in een inleidend compendium overzichtsartikelen over de Friese letteren en de cultuur in Friesland. Hierin sloeg hij niet zo wild om zich heen als hij dat eerder had gedaan. Hij greep echter wel de kans nog weer eens de monopoliepositie | |||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||
van een bepaalde groep auteurs aan de kaak te stellen.Ga naar eindnoot14. Rond 1965 kwam hierin volgens Abma verandering door een aantal jonge schrijvers, waaronder hijzelf, met het oprichten van eigen tijdschriften, die voortaan ook door de provincie werden gesubsidieerd. Abma zou Abma niet zijn geweest, als hij in zijn door de bekende politicus Wim Duisenberg ingeleide encyclopedie Wadman niet op snerende toon had neergesabeld. Over diens meest populaire boek heette het: ‘De schrijver behandelt het gegeven volstrekt serieus, zij het niet erg diepzinnig.’Ga naar eindnoot15. Na zijn drie romans publiceerde Abma in 1973 een novelle, nota bene met subsidie van het door hem zo bestreden Frysk Utjefte Fûns, met de modieuze titel Leafde op bitter-lemon. Dit werkelijk ontroerende verhaal over een uitstapje met de Kerstdagen van een man van middelbare leeftijd met een jong meisje, dat helemaal misloopt, omdat zijn kroegvrienden het paar lastig vallen, is naar mijn smaak het beste wat hij op literair gebied heeft geschreven. Heel fijnzinnig verbindt hij het melancholieke verlangen van de al ouder wordende man naar het verloren geloof van zijn jeugd met dat van een laatste pure verliefdheid op een jong, bepaald niet dom blondje. Daarna zou het voor vele jaren voor Abma gedaan zijn met literair werk. Voortaan zou hij zich vooral bezighouden met geschiedschrijving. In 1980 promoveerde hij aan de vu bij A.Th. van Deursen op een omvangrijk proefschrift over het begin van protestantschristelijke partijvorming in Friesland in het derde kwart van de negentiende eeuw. Het boek gaat wel over Friesland, maar hij toont hierin aan, dat de eerste twintig jaren Friese confessionele partijpolitiek geheel in het teken stond van afhankelijkheid van de vereerde Groen van Prinsterer in Den Haag. Pas tegen het einde van de door hem beschreven periode treedt er enige verwijdering op tussen de Friese politici en Groen. Het algemeen karakter van deze studie is niet Fries, maar Nederlands: de hervormingen van Thorbecke, de daarop gevolgde reactie van de Aprilbeweging van 1853, de Schoolstrijd, het innerlijk verval van de Nederlands Hervormde Kerk en de reacties daarop van het Reveil, de Afscheiding van 1834, de Groninger richting, het Modernisme als uitloper van de Verlichting, het is allemaal Nederlandse geschiedenis. Wel beklemtoonde Abma, dat het Friese Reveil een eigen karakter droeg, zoals G.A. Wumkes eerder al had aangetoond.Ga naar eindnoot16. In Friesland werd nogal kritiek geleverd op het feit, dat Abma dit omvangrijke boek over Friese geschiedenis in het Nederlands had geschre- | |||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||
ven. Met name de hoogleraar Fries aan de vu Tony Feitsma, viel hem hierop aan.Ga naar eindnoot17. Zelf vond ik destijds ook in mijn recensie in nrc Handelsblad, dat hij het beter in het Fries had kunnen schrijven.Ga naar eindnoot18. Opvallend vond ik toen zijn geringe neiging tot afstandelijkheid. Het boek wemelde van persoonlijke uitspraken en anachronistische vergelijkingen. Maar dat was soms ook wel weer heel verfrissend, bijvoorbeeld in zijn typering van de meestal als uiterst conservatief geziene Aprilbeweging als een verheugend teken van eerste politieke bewustwording onder het volk achter de kiezers. Merkwaardig genoeg hield hij ook na deze eerste grote historische publicatie niet op met zijn onbesuisde aanvallen op de Friese cultuursituatie en op de Friese letterkunde in het bijzonder. ‘Holle bolle wichtichdwanerij’, meer was het niet, zei hij in een interview in Frysk en Frij.Ga naar eindnoot19. Als het maar in het Fries geschreven was, dan was het al gauw goed. De hele Friese literatuur was volgens hem niet meer dan het nakladderen van de Nederlandse middelmaat. ‘Alle jierren haw ik wer de hope, dat it better wurde sil, mar alle kearen falt dat wer ôf.’ Met dit soort van uitvallen werd hij langzamerhand niet meer serieus genomen door de Friese literaire wereld.Ga naar eindnoot20. En hij ging hier jaren mee door. In nrc Handelsblad omschreef hij de Friese cultuur en literatuur als debiliserend en infantiliserend. Toch bleef hij dankzij zijn vriendschap met Klaas Jansma de mogelijkheid houden ook in de Friese pers zijn gram te spuien. ‘Wy ha kwantitatyf te min minsken en dêr kin gjin kwaliteit yn opbloeie. De lju dy' t echt hwat wolle, soargje dat se fuortkomme! Yn Amsterdam is it krekt oarsom, dêr bliuwt it bêste sitten en de minderen geane fuort nei de regio.’Ga naar eindnoot21. Wat wilde hij met deze vernietigende kritiek? Meende hij dat echt? Hij hield toch vreselijk veel van Friesland en de Friese taal, waarin hij dacht en leefde. Hij had een hekel aan grootdoenerij, opschepperij. Hierin was hij ook weer echt Fries, verlegen, zich kleintjes voelend, maar ook bitter, spottend. Hij had, zoals men in Friesland zegt, ‘nocht oan ûnnocht’, zin om te treiteren, te pesten. Maar hij kwetste zichzelf het meeste daarmee. En hij kreeg in Friesland kansen genoeg om op allerlei gebied te publiceren. Zo schreef hij toneelrecensies voor het Friesch Dagblad en columns in Frysk en Frij. Toch leek hij steeds teleurgesteld. Of speelde hij dit? Zoals het hem ook spel was niet mee te betalen aan de borrels die we dronken in het oude Utrechtse kroegje, waar wij na een hele lezingendag van het Gezelschap van Christelijke Historici altijd weer terecht kwamen? De | |||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||
manier waarop hij een sigaartje bietste van de barman, waarna hij triomfantelijk een doos sigaren uit zijn zak haalde? In zijn wetenschappelijk werk was hij wel serieus, al mengde hij in zijn teksten soms kleine, wat onnozele grapjes. In het Fries publiceerde hij twee grote gemeentegeschiedenissen, van Leeuwarderadeel in 1984 en van Hemelumer Oldephaert en Noordwolde in 1992. Op mijn aanraden behandelde hij daarin, zij het uiterst minimaal, ook de moderne politieke ontwikkelingen met zelfs enkele verkiezingsuitslagen, iets wat zelden in lokale geschiedschrijving werd gedaan. Naast dit meer serieuze wetenschappelijke werk publiceerde hij met Jansma, Meindert Schroor en een aantal anderen populaire overzichtswerken over de Nederlandse geschiedenis en over agrarische geschiedenis. Samen met de vu-hoogleraar Jan de Bruijn redigeerde hij in 1989 een bundel artikelen over zijn grote theologische held P.J. Hoedemaker. Met Abraham Kuyper behoorde Hoedemaker tot de oprichters van de vu. Hij ging echter niet mee met Kuyper in de Doleantie, omdat hij de Nederlands Hervormde Kerk bleef zien als de nationale volkskerk en de Antithese verwierp. ‘Heel de Kerk en heel het Volk!’ was de leuze van Hoedemaker, die Abma ook iedere keer weer ten beste gaf. Hiermee werd Hoedemaker de inspirator van de Christelijk-Historische Unie, de partij waarin Abma opgegroeide, die hij verliet voor de pvda om vervolgens via ds'70 bij het cda aan te landen. In zijn artikel over Hoedemaker en de politiek wees hij op de actuele betekenis van Hoedemakers ideaal van de algemene christelijke school in plaats van het bijzonder onderwijs van Kuyper.Ga naar eindnoot22. Natuurlijk schreef hij het lemma over Hoedemaker in het Biografisch Lexicon voor de Geschiedenis van het Nederlandse Protestantisme, zoals hij dat in datzelfde vierde deel ook over de door hem zo bewonderde Wumkes deed. Steeds bleef Abma in Friesland naar Amsterdam verlangen. Na zijn pensionering verhuisde hij in 1991 met zijn echtgenote, die zich naast haar lesgeven in geschiedenis steeds had ingezet voor het onderwijs in het Fries door haar bestuurslidmaatschap van de Algemiene Fryske Underrjucht Kommisje, naar Amsterdam, de culturele hoofdstad van het land. Hier werd hij zelfs politiek actief als duo-raadslid voor het cda in de deelraad voor Amsterdam-Centrum. De band met Friesland werd nu alleen maar weer sterker. De zomermaanden brachten Gerben en Sjoukje steevast door in hun vissershuisje in Stavoren. Vandaar was het maar een paar kilometer lopen naar Warns, waar ieder jaar door de Friese Beweging de slag van 26 september 1345 wordt herdacht, waarin de Hollands- | |||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||
Henegouwse graaf Willem IV met een heel stel ridders sneuvelde tegen een legertje van Friese boeren. Het echtpaar Abma was bij die herdenking steeds te vinden. De laatste jaren van zijn leven zette hij zich vurig in voor de meest nationalistische vleugel van de Friese Beweging, de in 1915 door de dichter Douwe Kalma opgerichte Jongfryske Mienskip. Hij bracht als eindredacteur sinds 2007 het kleine verenigingsblaadje Lyts Frisia tot nieuw leven onder de hoopvolle naam van Nij Frisia. En hij slaagde erin naast een stel oude mannen, waaronder ook ik zelf, een hele groep veelbelovende jongeren om zich heen te verzamelen. Want Abma was ondanks zijn soms wat merkwaardige uitvallen en grappen ook een verenigingsmens. De bijeenkomsten van de Maatschappij bezocht hij ook regelmatig en met veel plezier. In 2005 kwam hij plotseling met een roman voor de dag. In De Brek gaat het om een jonge man, een organisatiedeskundige van boerenafkomst uit het Friese merengebied, tussen twee vrouwen en om de keuze tussen stad en platteland. Daarbij speelt de Duitse bezetting en de keuze tussen goed en fout in de familie van de hoofdfiguur een belangrijke rol. Anders dan in zijn eerdere literaire werk loopt het in dit boek voor de hoofdpersoon goed af. De keuze voor het platteland en het boerenleven blijkt de goede te zijn. Kennelijk had Abma zich toen verzoend met zijn leven in de kleine, culturele wereld van Friesland. Maar ook het nieuwe leven in Amsterdam was hem zeer naar de zin. ‘De sfear yn de stêd haw ik my oer ferwûndere, sa noflik en royaal! Sa is it tsjerklik libben dêr ek... Wy moatte mei-inoar troch de tiid,’ zei hij in 2015 in een interview.Ga naar eindnoot23. Van harte werkte hij mee aan de Nieuwe Encyclopedie van Fryslân, die in de herfst van 2016 zou verschijnen en waarvan hij de verschijning nog zou beleven. Maar de verlate jubileumbijeenkomst van de Jongfryske Mienskip op 2 december 2016, waar het grote jubileumnummer van Nij Frisia onder redactie van Gerben werd gepresenteerd, kon hij niet meer meemaken. Een dag daarvoor werd hij getroffen door een zware beroerte, net thuisgekomen in Amsterdam, nadat hij zijn huisje in Stavoren had verkocht. Een paar dagen later overleed hij.
gjalt zondergeld
Met dank aan Sjoukje Abma-Bakker. | |||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||
Voornaamste geschriften
|
|