Breda (deel ii, over de periode 1568-1795), verschenen in 1977. Hierin schreef hij zelf een hoofdstuk over bestuur en rechtspraak. In de eigen beroepsverenigingen van archivarissen op provinciaal en landelijk niveau vervulde hij eveneens een tijdlang bestuursfuncties.
Naast zijn interesse in lokale en regionale geschiedenis had hij belangstelling voor genealogisch onderzoek. Met name in de periode 1938 tot en met 1943 - de tijd waarin hij ook onbetaalde stages liep - verrichtte hij tegen vergoeding genealogisch onderzoek voor particulieren. Onderzoeksgegevens die ten grondslag lagen aan publicaties of lezingen werden door hem verzameld in mappen, die nu als Collectie Brekelmans op het Bredase Stadsarchief zijn te raadplegen.
Als mens bleef hij altijd een heer, wat afstandelijk, maar ook steeds geinteresseerd in het wel en wee van de mensen met wie hij omging. Op uitbarstingen van jolijt op de immer plezierige bijeenkomsten van archivarissen uit het Belgische en Nederlandse deel van het oude hertogdom Brabant viel hij niet te betrappen; wel had hij het daar zichtbaar naar zijn zin met zijn collega's. De eigen medewerkers sprak hij aan met ‘meneer’ of ‘mevrouw’; tutoyeren was alleen van toepassing voor gelijken van rang. Zijn echtgenote, mw. T.A.H.M. Brekelmans-Berendsen (8 mei 1927 - 8 april 2016) met wie hij in 1953 huwde, was een voorbeeld van Brabantse hartelijkheid. Zij was zijn steun en toeverlaat, zeker tijdens de perioden dat hij tobde met zijn gezondheid. Zij kregen twee dochters en twee zonen. In zijn persoonlijk leven was ook het rooms-katholieke geloof waarin hij was opgevoed, hem tot steun.
In 1966 viel Brekelmans de eer te beurt om op grond van zijn publicaties benoemd te worden tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. De meeste publicaties van zijn hand zijn geschreven in de tijd dat hij streekarchivaris in West-Brabant en gemeentearchivaris van Breda was. Deze publicaties betreffen dan ook veel onderwerpen die op deze regio betrekking hebben. De reeds vanaf zijn tienerjaren aanwezige belangstelling voor genealogie komt eveneens in zijn publicaties tot uiting. Zijn studie rechten aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen verklaart zijn belangstelling voor rechtshistorische onderwerpen, zoals zijn dissertatie uit 1965 over de Belgische enclaves in Nederland en het uiteindelijk in 1990 verschenen deel 3 van de Middeleeuwse rechtsbronnen van stad en heerlijkheid van Breda. Bij de door de Bredase burgemeester in 1979 met succes aangedragen motieven om hem voor te dragen als officier in de orde van Oranje-Nassau wordt vermeld, dat hij als