Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2016-2017
(2018)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Belle van Zuylen, Etta Palm en Betje Wolff: drie Nederlandse vrouwen en de Eeuropese Verlichting
| |
[pagina 19]
| |
serland waar ze een teruggetrokken bestaan had geleid. Van jongs af aan een rebelse vrouw, zonder talent voor ondergeschiktheid - zoals ze zelf al schreef -, had ze van meet af aan grote problemen met haar milieu. Ze leefde met de pen in de hand en was een meeslepend brievenschrijfster (ruim 60% van haar verzameld werk bestaat uit correspondentie), ze was de mentor van Benjamin Constant en auteur van een relatief bescheiden oeuvre aan toneel, romans, essays en novellen.Ga naar eindnoot2. Betje Wolff werd in 1738 geboren in Vlissingen en overleed in Den Haag in 1804. Ook zij was een eigenzinnige dame en al jong bereid haar reputatie in de waagschaal te stellen. Ze is Nederlands meest befaamde schrijfster van de achttiende eeuw (de Sara Burgerhart behoort terecht tot de canon) en misschien wel de belangrijkste auteur überhaupt van deze periode. Voor een deel in samenwerking met haar hartsvriendin Aagje Deken is ze producente van een groot oeuvre van romans, gedichten en essays, een activiste die zich in woord en geschrift bezighield met alle aspecten van het openbare leven. Mede daardoor heeft ze vanaf 1788 bijna 10 jaar als politieke balling in Frankrijk doorgebracht.Ga naar eindnoot3. Etta Palm is de minst bekende van de drie en goeddeels ondergesneeuwd in een nog steeds slecht bestudeerde eeuw. Ze werd geboren in 1743 in Groningen als dochter van een onfortuinlijke korsettenmaker en overleed in 1799, enkele maanden na haar vrijlating uit het kasteel van Woerden. Daar had ze gevangen gezeten, samen met de laatste raadpensionaris van de Republiek, Laurens Pieter van de Spiegel en de vertrouweling van de gevluchte stadhouder Willem V, graaf Bentinck van Roon. Ook Etta Palm was een vrijgevochten vrouw, die op een voor de tijdgenoten onaanvaardbare en spectaculaire wijze aan haar milieu ontsnapte. In Parijs was ze ruim 20 jaar een succesvolle demi-mondaine; ze frequenteerde de salons en was een effectief politiek agente die als trait d'union fungeerde tussen de Franse, de Pruisische en de regering van de Nederlandse Republiek. Op het heetst van de grote Franse Omwenteling ontwikkelde zij zich tot een van de grootste voorvechtsters van de vrouwenrechten van haar generatie.Ga naar eindnoot4. Een eerste vergelijking laat zien dat ze alle drie in verzet kwamen tegen hun milieu, allen leidden ze rusteloze levens en ze voorzagen allen in hun geschriften de maatschappelijke orde voortdurend van commentaar, niet altijd revolutionair maar zonder uitzondering tegendraads. Voor zover de bronnen strekken, hebben ze elkaar nooit ontmoet. Gecorrespondeerd hebben ze evenmin en zelfs verwijzingen over en weer | |
[pagina 20]
| |
zijn uiterst schaars. Ze maken goed zichtbaar dat opstandigheid en verzet tegen overgeleverde rolpatronen onafhankelijk van elkaar en overal in de Nederlandse Republiek voorkwamen, van Vlissingen tot Groningen, en al evenmin tot specifieke milieus beperkt bleven. Immers, Etta Palm was afkomstig uit de kleine middenstand, Betje Wolff uit de gezeten koopmansklasse en Belle van Zuylen stamde uit een van de meest geziene adellijke families van de Republiek. Alle drie hebben ze grote delen van hun leven buiten Nederland doorgebracht, al waren de motieven hiervoor totaal verschillend. Een antwoord op de vraag wie van de drie vrouwen het meest heeft betekend voor de Europese Verlichting is op het eerste gezicht eenvoudig. Belle van Zuylen heeft een plaats in de Europese Verlichting, ze schreef in het Frans en de Europese Verlichting had immers een vooral Franse signatuur. Betje Wolff speelde een centrale rol in de Nederlandse Verlichting maar die had nu eenmaal een veel beperktere reikwijdte dan de Franse en werd gekenmerkt, zeker als we Belle van Zuylen moeten geloven, door een provinciaalse geur. Ook Etta Palm heeft Europese betekenis maar ze was als een pot Bengaals vuur. Ze brandde kort, maar wel heel fel op een cruciaal moment in de geschiedenis van het Westen, tijdens het grote Franse debat in 1790-1793 over de vrouwenrechten. Echt bevredigend is dit klassieke antwoord niet meer. De Europese Verlichting is een veel complexer verschijnsel gebleken. We kijken al lang niet meer alleen naar het werk van de grote philosophes. Vaak hebben de geschriften van de vele Popularphilosophen, de figuren van het tweede plan, een veel grotere invloed. Evenmin kijken we nog uitsluitend naar de ideeën zelf. Ook het draagvlak ervoor en de wijze waarop ze werden gedistribueerd staan nu in de belangstelling: hoe kwamen die ideeën bij het publiek terecht, hoe omvangrijk was dat publiek en uit welke sociale groepen was het samengesteld?Ga naar eindnoot5. En het allerbelangrijkste: wat heeft dat publiek met die denkbeelden gedaan? Het onderzoek naar de invloed van ideeën blijkt ontzettend veel complexer dan we nog maar een paar decennia geleden dachten en een breed aanvaarde methode om dat vraagstuk op te lossen, hebben we nog lang niet. Gevolg van dit alles is dat historici oog hebben gekregen voor het verschijnsel dat de zogenaamde Franse Verlichting allerminst een universele Europese norm impliceerde. In vele landen bleken schrijvers eigen intellectuele agenda's te hebben ontwikkeld, waarvoor men met hulp van een aan nationale tradities aangepast Verlichtingsdenken antwoorden pro- | |
[pagina 21]
| |
beerde te formuleren. In dit nieuwe perspectief hebben praktisch alle Europese landen zich inmiddels een eigen Verlichting aangemeten. Zo ook Nederland. Met name in de tweede helft van de achttiende eeuw ontwikkelde zich in Nederland een opmerkelijke hervormingsbeweging die zijn inspiratie uit verlichte noties had verkregen en die zich niet zozeer onderscheidde door het vérstrekkende karakter van haar voorstellen maar vooral door de breedte van het draagvlak ervoor. De nu rivaliserende interpretatiemodellen, die van een Europese Verlichting van Franse snit met daartegenover die van een breed palet aan nationale Verlichtingsvarianten, hebben één element gemeenschappelijk. Ze zijn beide geënt op het model van de nationale geschiedschrijving. Ondanks legio pogingen om daaraan een eind te maken, is de natie nog steeds de alfa en de omega van de geschiedschrijving. Die nationale inkleuring heeft het uitgesproken internationale, kosmopolitische karakter van de achttiende-eeuwse Verlichting naar de achtergrond gedreven. De oprichting van vele verenigingen gewijd aan de bestudering van de ‘eigen’ nationale Verlichting sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw, heeft dat proces versterkt. Het resultaat is een Verlichtingsgeschiedschrijving met een sterk bijziend karakter. Wanneer we de exclusieve nationale oriëntatie loslaten, blijken de verschillen in karakter en doorwerking van Verlichtingsidealen zich slechts zelden langs nationale lijnen te manifesteren. In een Verlichtingsgeschiedschrijving die oog heeft voor de kosmopolitische dimensie zijn twee aspecten van doorslaggevend belang. Allereerst blijken de verschillende verschijningsvormen van de Verlichting vooral de resultante te zijn van verschillen in samenlevingstype. In Frankrijk en in de door vorstendynastieën beheerste delen van Duitsland, Oostenrijk en Centraal- en Oost-Europa, stuitten de nieuwe culturele en sociale idealen, die het resultaat waren van het Verlichtingsdebat, op heftig verzet van adel en vorstelijke elites. Ook al koketteerde een groot deel van de traditionele elites kortstondig met het verlichte burgerideaal, het nieuwe waardenpatroon kreeg in deze samenlevingen maar moeilijk vaste voet aan de grond. In de Nederlandse Republiek, in de Duitse rijkssteden en in delen van Engeland waren de aanhangers van de nieuwe burgeropvattingen aanzienlijk succesvoller. Hier komt nog iets bij. In tegenstelling tot wat de nationale geschiedschrijving altijd heeft beklemtoond, zijn in de achttiende eeuw de culturele verschillen in Europa weinig markant. Wat opvalt is juist de overwel- | |
[pagina 22]
| |
digende mate waarin overal in Europa hetzelfde vocabulaire en hetzelfde intellectueel instrumentarium de discussies bepaalden. Ook wanneer na de eeuwhelft nationale eigenheid in toenemende mate wordt gethematiseerd, was ze maar zelden in staat die Europese uniformiteit te ondermijnen. De Europese Verlichting wordt met deze ontwikkelingen in het achterhoofd niet alleen complexer maar ook veel interessanter, vooral wanneer we de twee zojuist geschetste factoren, de sociale en de kosmopolitische, met elkaar verbinden. Zo kunnen we een adellijk-kosmopolitische Verlichting onderscheiden met een eigen taal (het Frans) maar daarbinnen ook een uitgesproken eigen adellijk cultureel en politiek idioom wanneer het ging om staat, samenleving en de rol van gezin, huwelijk en vriendschap daarbinnen. Een Verlichting ook met eigen communicatiekanalen zoals bijvoorbeeld de correspondentie en vooral ook met een eigen type sociabiliteit: het hof, de salon en de soiree en ook de badplaats. Een variant die zich overal in Europa laat aantreffen. Daarnaast kunnen we een verlichtingstype aanwijzen dat net zo kosmopolitisch is maar gekenmerkt wordt door een burgerlijk idioom en de Verlichtingsidealen vooral inzet voor de aanpak van lokale problemen. Deze Verlichtingsvariant kent niet alleen een ander type publiciteit - het tijdschrift en de lezing -, maar ook een ander type sociabiliteit: de familiekring, aangevuld met vrienden en bekenden en vooral het genootschap. Wanneer ik hier de term ‘burgerlijk’ gebruik, bedoel ik dat niet in zijn negatieve betekenis maar als kernelement van een nieuw beschavingsideaal. De burger nieuwe stijl beschikte over common sense, gevoed door kennis en deugd, maar ook over common sensibility, gevoed door een deugdzame gevoeligheid. De nieuwe burgeridealen brachten een nieuwe waardenschaal in omloop. De ware burger was zelfredzaam en in staat voor zichzelf en zijn gezin te zorgen zonder op derden een beroep te hoeven doen. Hij was betrouwbaar, oprecht en een steunpilaar voor de samenleving. Niet voor niets sprak men tijdens de revolutie over de rechten van de mens en burger. Deze Verlichtingsvariant legde de grondslag voor de hedendaagse civil society. Ze is vooral verbonden met de stedelijke samenleving en je vindt haar zowel in het Noordzee- als in het Baltisch gebied en in grote delen van Duitsland en Zwitserland. Wanneer we de drie schrijfsters in deze Verlichtingstypologie een plaats proberen te geven, levert dat verschillende resultaten op. Belle van Zuylen past zonder meer in de adellijk- kosmopolitische variant. | |
[pagina 23]
| |
De kring waarin ze geboren was en ook na haar huwelijk nog verkeerde, de conventies die haar ondanks alles zeer vertrouwd waren gebleven, de adelsidealen waaraan ze haar hart had verpand, de intellectuele communicatiemiddelen die ze benutte en de genres die haar het nauwst aan het hart lagen, maken haar zonder enige twijfel deel van de internationale adelscultuur die een groot deel van Europa omspande. Betje Wolff valt zonder enige moeite te plaatsen in de burgerlijk-civiele variant. Daaronder verstaan we een Verlichtingstype dat evenzeer het wereldburgerschap hoog in het vaandel had geschreven maar dat op de bres stond voor een nieuw burgerschapsideaal waarin de principiële gelijkheid van alle mensen werd beklemtoond. Tegelijkertijd probeerde die burgerlijk-civiele variant die nieuwe idealen te vertalen in voor alle bevolkingsgroepen begrijpelijke termen en streefde er vooral naar ze ingang te doen vinden in de nationale gemeenschap. Betje Wolff kan daarom met recht strijdbaar activiste van de Nederlandse civil society worden genoemd. Lastiger is het Etta Palm een plaats in dit geheel te geven. In de periode 1790-1793 vertolkte zij een radicalisme op het gebied van vrouwenemancipatie dat onze andere heldinnen niet hebben willen volgen. Palm claimde niet alleen intellectuele vrijheid en volledige rechten voor vrouwen in de privésfeer (een claim waartoe Betje en Belle zich in de praktijk beperkten), ze eiste ook een volledige toegankelijkheid van vrouwen tot de publieke sfeer. In haar Appel van 1791, gehouden in de Cercle Social des Amis de la Vérité en in haar beroemde toespraak tot de Assemblee Législative van 1 april 1792 eiste zij niet alleen volledig burgerschap, maar ook volledige politieke rechten èn toegang tot alle openbare en militaire functies.Ga naar eindnoot6. Ze streefde daarmee een politiek ideaal na dat in de Westerse wereld pas een kleine 200 jaar later verwezenlijkt zou gaan worden, maar dat uiteindelijk naadloos aansloot op het burgerideaal uit de Verlichting. We kunnen dit diffuse beeld verder verscherpen. Wat we in feite tot nu toe hebben onderzocht, is hoe het nageslacht tegen deze drie vrouwen aankijkt. Wordt het beeld anders wanneer we de klemtoon leggen op de betekenis van deze vrouwen in hun eigen tijd? Anders gezegd: hebben ze er ook zelf naar gestreefd een publieke rol te vervullen en zijn ze daarin geslaagd? Om die vraag te kunnen beantwoorden, moeten we eerst vaststellen waar het in de Europese Verlichting nu eigenlijk om ging. Is die kosmopolitische Europese Verlichting tot enkele kernkwesties terug te brengen? Ik geloof het wel. Elke versimpeling is uit den boze maar verzet | |
[pagina 24]
| |
tegen de autoriteit van de staat, van de kerk en tegen sociale dwang zijn de voornaamste kenmerken van het verlichte denken geweest. Ook in de zeventiende eeuw is die oppositie al merkbaar, maar kenmerkend voor de Europese Verlichting is het volstrekt publieke karakter van het debat hierover. Dat publieke debat kon twee vormen aannemen: geschriften die openbare discussie uitlokken en actief optreden in de openbaarheid. Wanneer we het publieke verzet tegen autoriteitsdwang als onderscheidend criterium gebruiken, worden de verschillen tussen de drie vrouwen nog veel duidelijker. Ik beperk me tot de twee belangrijkste gebieden: de sociale en de politieke conventies. Dat Belle van Zuylen zich van jongs af aan verzet heeft tegen de sociale conventies van haar milieu is een open deur: haar brieven aan Constant d'Hermenches en James Boswell geven daarvan een openhartig en ontroerend beeld. Ze las veel meer, en vooral veel systematischer dan in haar kringen gebruikelijk was voor een jong meisje. Het leverde haar het intellectuele instrumentarium om de conventies van haar tijd kritisch te onderzoeken. Haar lectuur van Rousseau, Shaftesbury en Adam Smith had haar geleerd dat alleen wat overeenstemde met natuur en verstand navolging vereiste. Haar eerste roman, Le Noble, gepubliceerd op 23-jarige leeftijd, was een afspiegeling van die worsteling: daarin verzette haar heldin Julie d'Arnonville zich met succes tegen de sociale vooroordelen van haar klasse. In haar eigen leven was Belle minder doortastend. Geconfronteerd met de huwelijksconventies die haar omgeving haar oplegde, bekende ze rond 1764 in haar autobiografisch geschrift (Portrait de Zélide) dat ze heen en weer geslingerd wordt tussen de eisen van haar milieu en haar dagdromen over een alternatief rolmodel: de zeventiende-eeuwse courtisane Ninon de Lenclos (1620-1705) die dankzij haar brille voor zichzelf met succes de rol van honnête femme had opgeëist. Ook van die spanning geven haar brieven een dramatisch beeld. Verbazend is uiteindelijk de wijze waarop Belle aan deze worsteling een einde maakt. Na een reeks mislukte huwelijksonderhandelingen treedt ze in 1771 in het huwelijk met Charles-Emanuel de Charrière, de voormalige gouverneur van haar beide broertjes, een saaie telg uit een armelijk Zwitsers adellijk geslacht, die haar niets meer te bieden heeft dan een door geldzorgen geplaagd leven op een onaanzienlijke hereboerderij bij Neuchâtel. Dat was een flagrante mesalliance, maar wel een waar haar familie zich uiteindelijk bij kon neerleggen, al was het maar omdat | |
[pagina 25]
| |
de schijn gered was, ze zich aan de adellijke conventies conformeerde en ook nog eens uit de Republiek vertrok. Verbijsterend blijft dat Belle in Colombier al haar vrijgevochten ambities bleek te hebben opgegeven. Ze vloog als het ware van de ene kooi naar de andere, maar de eerste was tenminste nog van goud, en de tweede slechts van blik. Haar biografen zijn het erover eens dat ze voor haar Zwitserse bestaan niets meer beoogde dan kinderen en een kalm huiselijk leven. Hoe dramatisch anders waren de keuzes die Etta Palm in haar leven maakte. Zij had de moed wel en lapte de sociale conventies van haar tijd en van haar stand stelselmatig en volledig aan haar laars. Ze liet zich schaken voor een huwelijk en scheidde ook weer. Ze had affaires, vertrok (nadat ze haar moeder tot aan haar dood had verzorgd) in 1767 op 24-jarige leeftijd naar Amsterdam. Na een mislukte relatie met de consul van de Republiek in Messina begon ze een verhouding met luitenant-generaal de Grovestins die haar in Brussel bracht. Vandaar reisde ze in 1773, voorzien van aanbevelingsbrieven voor Diderot en d'Alembert af naar Parijs. Daar wist ze zich als baronnesse d'Aelders al snel een centrale plaats te verwerven in de beau-monde van de Franse hoofdstad. Ze frequenteerde salons, kwam er in contact met belangrijke regeringsfunctionarissen en werd een politieke agent die met vele geheime zendingen werd belast die haar in regelmatige correspondentie bracht met de groten van de Nederlandse Republiek, waaronder stadhouder Willem V en raadpensionaris Laurens Pieter van de Spiegel. Had Belle voortdurend gedroomd van een leven als Ninon de Lenclos maar durfde ze uiteindelijk de stap niet te zetten, Etta Palm had zich door de Groningse middenstandsconventies niet laten afschrikken, had welbewust een riskant bestaan zonder familiale vangnetten gekozen en heeft de carrière van Ninon in al zijn dimensies geleefd. Betje Wolff schrok evenmin terug voor sociaal radicale stappen. Op haar 17de liet zij zich door een arme vaandrig schaken, wat een groot schandaal in het Vlissingse teweegbracht. De Bekkers behoorden er per slot van rekening tot de laag vlak onder het regentenpatriciaat. Al liet deze zaak zich uiteindelijk sussen en kon ook Betje haar milieu tevredenstellen door uit Vlissingen te vertrekken en met de Beemster predikant Wolff te trouwen, ook na haar huwelijk schrok Betje niet terug voor libertijnse experimenten. Eind 1770 krijgt ze bijvoorbeeld in de Beemster de Zeeuwse regent Daniël Radermacher te logeren. Dominee Wolff is afwezig maar dat belet Betje niet het bezoek door te laten gaan en boven- | |
[pagina 26]
| |
dien nog in een intiem tête-à-tête ongegeneerd van gedachten te wisselen over het seksueel tekortschieten van mevrouw Radermacher. Die heeft zich namelijk van ‘zeer resonabel’ tot kwezel ontwikkeld en is de aanvoerster van de Middelburgse ‘fijnen’ geworden. Eenzelfde experimenteerdrift met sexerollen kenmerkte Elizabeth Wolff's omgang met vrouwen. Voor Wolff was vrouwenvriendschap (en ze heeft er vele gehad: met Petronella de Timmerman, met Anna van der Horst, met Coosje Huet, met als climax de langdurige verhouding met Aagje Deken) volledig gelijkwaardig aan de relatie tussen man en vrouw. Wanneer we aan die vrouwenvriendschap overigens de term lesbisch verbinden, gaan we ten onrechte voorbij aan het feit dat het moderne onderscheid tussen de sexen een negentiende-eeuwse uitvinding was. De enige beperking die Wolff aan die vriendschap tussen vrouwen verbond, was exact dezelfde als die aan relaties tussen man en vrouw in het huwelijk werden gesteld: de hartstochten (inclusief de sexuele) dienden daarin ondergeschikt te worden gemaakt aan de rede en deugd, de verlichte gidsen bij uitstek.Ga naar eindnoot7. Ook wanneer we het verzet van onze drie vrouwen tegen de politieke verhoudingen van hun tijd nader bekijken, worden markante verschillen zichtbaar. Al vroeg in haar schrijfsterscarrière had Wolff zich met haar Onveranderlijke Santhorster Geloofsbelydenis (1772) een reputatie als politiek activiste verworven die met plezier de orthodoxie of de monarchale aspiraties van de stadhouder op de korrel nam. Vanaf 1786 mengde ze zich met gedichten en essays ook actief in de Nederlandse revolutionaire woelingen aan de zijde van de democratische patriotten. Ook al liep na de contrarevolutie onder leiding van de Pruisen Betje's leven niet direct gevaar, ze voelde zich al spoedig niet meer thuis in een Republiek waar de reactie zegevierde en vele vrienden hadden moeten vluchten of hun ambt waren kwijtgeraakt. In 1788 vertrok ze naar Frankrijk met de vaste bedoeling nooit meer naar Nederland terug te keren. Haar modern republikeinse opvattingen waren overigens wijd en zijd bekend. In 1794 kreeg ze van de Franse Nationale Vergadering zelfs een douceur van 1200 livres voor bewezen revolutionaire diensten. Etta Palm zou in het revolutietijdvak het hoogtepunt van haar carrière beleven. Ten aanzien van de politieke toekomst van de Republiek bracht ze een hoogst originele synthese van verbondenheid aan de stadhouder en onvervalste democratische opvattingen tot stand. In Parijs was ze de voorvrouw van duizenden en nog eens duizenden feministen en de gekozen voorzitster van de vrouwensectie van de al genoemde Parijse Cercle | |
[pagina 27]
| |
Social, een van de meest invloedrijke politieke organisaties die in steeds weer andere gedaante de Franse politiek tot 1794 begeleidde. Haar geschriften over emancipatie werden samen met die van de markies De Condorcet en Madame Roland in grote oplagen verspreid. Ze begreep heel goed dat politieke rechten voor vrouwen niet de hoogste prioriteit hadden. Ze ageerde daarom eerst tegen huiselijk geweld, voor het recht op scheiding, voor gelijkstelling van vrouwen in het erfrecht en voor gratis medische zorg en kinderopvang voor vrouwen. Uiteindelijk claimde ze, aangespoord door de rechten van de mens en burger ook volledige politieke vrouwenrechten. Belle's politieke geschriften en haar politieke activiteiten steken hier bleek tegen af. Politiek actief is Belle nooit geweest en ook haar politieke geschriften ademden een behoudende geest. Hoewel ze de principes van rede en natuur bleef hanteren, brachten die haar slechts tot de conclusie dat politieke hervormingen meer ongelukken teweegbrachten dan ze oplosten omdat ze voortkwamen uit een te abstracte analyse van de werkelijkheid. De bestaande samenlevingsverhoudingen inclusief de overheersende positie van de adel diende haars inziens behouden te blijven. Voor haar was Montesquieu dan ook het nec plus ultra van de politieke verlichting. Ze betreurde de opmars van de revolutie overal in Europa overigens zonder ooit contrarevolutionaire sympathieën te koesteren. Men kan alleen maar instemmen met een van haar biografen die concludeerde dat ze van politiek weinig benul had, doorgaans slecht geïnformeerd was en eigenlijk op haar best was wanneer ze het politieke landschap van een afstand kon beschouwen. Haar mooiste roman, Trois Femmes, is daarvan het beste bewijs. Daarin onderwierp ze Voltaire's sceptische principe uit Candide, qu'il nous faut cultiver notre jardin aan een grondige analyse: zoals Voltaire de abstracte Leibniz verwierp, verwierp Isabelle de even abstracte Immanuel Kant: alleen moreel en politiek pragmatisme kon de mens redden. We kunnen natuurlijk proberen de geconstateerde verschillen tussen deze drie vrouwen psychologisch te duiden. Dergelijke exercities zijn vaak speculatief. Het is vruchtbaarder te bezien hoe deze vrouwen zich verhielden tot de begrippen openbaarheid en publieke opinie. Zoals al eerder gezegd, waren openbaarheid en de daarbij behorende publieke opinie een centraal kenmerk van de Europese Verlichting. De publieke opinie is een onmisbare voorwaarde gebleken voor politieke en culturele moderniteit. Vandaag beheerst die publieke opinie ons leven immers | |
[pagina 28]
| |
totaal. In de ogen van de Verlichters was de publieke opinie het resultaat van debat en een dergelijke discussie, moest - wilden de uitkomsten ervan aanspraak kunnen maken op universele toepasbaarheid - in principe toegankelijk zijn voor iedereen. Een vrije markt voor het gedrukte woord was bij uitstek in staat die openbaarheid en toegankelijkheid te garanderen. Met behulp van de pers werden anonieme individuele lezers en auteurs aaneengesmeed tot een objectieve publieke opinie en via het gedrukte woord kon deze publieke opinie op haar beurt weer beinvloed worden. Zonder publieke opinie kon de wereld niet veranderd worden. Zowel Betje Wolff als Etta Palm hebben de openbaarheid en de publieke opinie met groot enthousiasme omhelsd. Het was zelfs hun voornaamste wapen. Telkens weer namen ze aan het openbare debat deel en voor het tribunaal van de publieke opinie hebben ze mensen en praktijken aangeklaagd, zijn ze zelf aan de kaak gesteld en hebben ze zich ook verdedigd. Ze leefden als het ware de moderne politieke wereld. Hoe anders was de positiebepaling van Belle van Zuylen. Tot aan haar huwelijk vocht ze tegen de conventies in beslotenheid en droomde ze alleen over een leven in de openbaarheid. Ontroerend zijn de passages in de correspondentie met d'Hermenches waarin ze fantaseren over haar rol als salonnière wanneer ze eenmaal getrouwd zou zijn. Maar Belle's huwelijk betekende een breuk met die droom en vooral ook een breuk met een leven in de openbaarheid. In Colombier heeft ze geen moment behoefte gevoeld (en dat moet gezegd, ook geen financiële mogelijkheden gehad) om salon te houden. Afzondering en beslotenheid waren daarmee bewuste keus en bittere noodzaak tegelijk geworden. Moeten we in dit licht ook niet haar complexe relatie met Madame de Staël bezien? Waren haar jeugd en haar relatie met Benjamin Constant wel de echte redenen voor Belle's jalouzie? Of zag ze in Madame de Staël het leven, dat ze zelf - wanneer tenminste Fortuna haar beter gezind was geweest - ook had kunnen leiden? Die afkeer van publiek optreden moet ook de verklaring zijn voor haar terughoudendheid in debat of zelfs maar correspondentie te treden met de groten van haar tijd, hoewel ze dat beslist wel had gekund. Tot contacten met Rousseau en Voltaire voelde ze zich niet geroepen en haar enige gesprek met David Hume ging over roastbeef en plumpudding. Hier zou tegen ingebracht kunnen worden dat Belle wel degelijk schreef, maar ook daar zocht ze zelden of nooit de openbaarheid en het | |
[pagina 29]
| |
publieke debat. Ze publiceerde meestal anoniem, onder pseudoniem of met een vals drukkerskenmerk en dat in een tijd waarin dergelijke misleiding nog maar zelden noodzakelijk was omdat de censuur nauwelijks meer vervolgde. Wenste ze gewoon niet zelf in de door haar uitgelokte discussies betrokken te raken? Was ze niet gewoon wars van het publieke debat? Het allermooiste wat ze ons heeft nagelaten, haar correspondentie, was per definitie voor de beslotenheid bedoeld. In alles is Belle, met haar vasthouden aan de conventies en de leefwijze van de adel, met haar strijd voor meer ruimte en vrijheid in de privésfeer en met haar afkeer van de moderne publieke opinie en de moderne openbaarheid een vertegenwoordigster van het Ancien Regime gebleven. Betje en Etta zijn zonder een moment te twijfelen de weg van de moderniteit opgegaan, Belle is bewust achtergebleven. Wanneer mijn betoog tot nu toe enige geloofwaardigheid bezit, blijven we met de opmerkelijke paradox zitten dat de betekenis van Etta Palm en Betje Wolf in de eigen tijd groot geweest mag zijn, maar dat we vandaag onbetwist Belle van Zuylen de belangrijkste van de drie vinden. Per slot van rekening staat Belle op nummer 98 op de lijst van grootste Nederlanders. Betje en Etta komen op de groslijst van 200 niet eens voor. Dergelijke paradoxen komen overigens in de geschiedenis veel vaker voor. De Nederlandse zeventiende-eeuwers vonden hun eigen literatuur oneindig veel belangrijker dan hun schilderijen, terwijl wij alle schilders kennen maar de literatuur praktisch zijn vergeten. Voor de verklaring waarom we Belle van Zuylen nu zo belangrijk vinden, wil ik verwijzen - hoe onwaarschijnlijk dat ook moge klinken - naar een congres van de Werkgroep Achttiende Eeuw (een van de werkgroepen van onze Maatschappij) van ruim veertig jaar geleden. Dat congres heeft een enorme impact gehad al was het maar omdat het startpunt betekende voor een golf van nieuw onderzoek en voor de uitgave van Belle's verzameld werk.Ga naar eindnoot8. Op de golven van die publiciteit kon Belle gaan fungeren als een icoon van de tweede feministische golf, van de vrouwenbeweging, en van de wetenschappelijke belangstelling van de zijde van vrouwenstudies en vrouwengeschiedenis. Laat twintigste-eeuwse vrouwen konden er hun eigen dilemma's voortreffelijk en fraai verwoord vinden. Maar er is meer. Door haar afstandelijkheid en haar afzondering kon grote delen van Belle's werk dat in haar eigen turbulente tijd minder bruikbaar was geweest, nu gaan fungeren als een handboek voor levenskunst voor alle sexen en alle standen. En die betekenis gaat boven elke historische uit. Daarom lezen we Betje | |
[pagina 30]
| |
en Etta alleen nog maar als we het verleden willen begrijpen, Belle als we ook onszelf willen doorgronden. |
|