Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2015-2016
(2017)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 108]
| |||
Emmy Máčelová-van den Broecke
| |||
[pagina 109]
| |||
definitief werd bevrijd. In 1946 hielp zij als pas-gediplomeerde binnenhuisarchitecte actief mee aan de wederopbouw van het verwoeste Zeeland. Ze ontwierp bijvoorbeeld de inrichting van het oorlogsmuseum in Middelburg. Bij deze werkzaamheden leerde zij haar man Otakar Máčel (1920-1997) kennen, die als architectuurstudent uit het Tsjechische Brno net als veel andere Tsjechen (o.a. de Tsjechische neerlandicus en foneticus Přemysl Janota (1926-2008))Ga naar eindnoot2. meehielp bij het puinruimen in de actie Hulp voor Walcheren. Zo kwam zij in januari 1947 voor het eerst in het nog democratische Tsjechoslowakije, waar ze op de Technische Hogeschool van Brno een lezing hield over De Stijl. In de twee navolgende jaren leerde de reeds genoemde Janota, destijds als bursaal in Nederland en vaak bij de familie Van den Broecke te gast, haar voldoende Tsjechisch om de sprong naar het land van haar man te kunnen maken. In 1949 verhuisde ze definitief naar Brno, waar zij in mei trouwde met Otakar Máčel en waar zij bijna vijftig jaar zou blijven wonen. In eerste instantie leidde Ems het leven van echtgenote en collega van haar man. Als binnenhuisarchitecte werkte zij veel met hem samen. Máčel was vooral actief in het ontwerpen van moderne dorpsconcepten en na 1968 hield hij zich hoofdzakelijk met monumentenzorg bezig. Samen publiceerden zij verschillende bijdragen in het Tsjechische tijdschrift Domov en het Nederlandse Goed Wonen. Ems ontwierp samen met hem de inrichting van moderne hotels en trouwzalen. Daarnaast schreef zij, net als haar moeder, gedichten. Dankzij haar Nederlandse staatsburgerschap kon Máčelová redelijk onbeperkt naar haar vaderland reizen. De beperking lag, afgezien van het eeuwige probleem om aan voldoende deviezen te komen, vooral in het feit dat het regime nimmer hele families liet uitreizen maar altijd gezinsleden als ‘gijzelaar’ thuis hield. Zo mocht haar jongste zoon Ton meegaan, maar de oudere stiefzoon Otakar uit haar mans eerdere huwelijk moest thuisblijven. Deze mocht pas in 1968 tijdens de Praagse lente met een beurs naar Nederland reizen; hij is daar blijven wonen. In 1971 werd hij docent bij de faculteit voor architectuur van de Technische Universiteit in Delft en in 2010 werd hij benoemd als hoogleraar aan het Zentralinstitut für Kunstgeschichte in München. Dit leverde weer een uitreisen publicatieverbod voor Máčelová's echtgenoot op die toch al als politiek onbetrouwbaar werd gezien. Otakar Máčel sr. raakte zijn functie bij het Onderzoeksinstituut voor Bouw en Architectuur in Praag kwijt en moest terugkeren naar Brno, waar hij een baan kreeg bij het regiona- | |||
[pagina 110]
| |||
le centrum voor monumentenzorg. Voor de familie was dat op dat moment een catastrofe, maar voor de bestudering van de Nederlandse taal bleek het een geluk bij een ongeluk. Overigens zou de jongere zoon Ton al spoedig zijn broer volgen. Pas na het einde van het totalitare regime in 1989 kon de hele familie elkaar terug zien. Het vak Nederlands bestaat aan de universiteit van Brno sinds 1947 en kon in de jaren tussen 1950 en 1955 als hoofdvak gestudeerd worden. Ems Máčelová raakte in de jaren zeventig als gevolg van haar verhuizing bij het vak betrokken. Dat gebeurde min of meer bij toeval. In 1973 had de toenmalige lector dr. Josef Skopal (1916-2002) van de Státní pedagogické nakladatelství (spn, Staatspedagogische Uitgeverij), de opdracht gekregen om een Tsjechisch-Nederlands handwoordenboek samen te stellen. Daar had hij hulp bij nodig van iemand die het Nederlands als moedertaal sprak. Die hulpkracht werd Ems Máčelová-van den Broecke. Er waren zo goed als geen voorbeelden - er bestond slechts één heel klein woordenboekje, Van Goor's Miniatuur Tsjechisch Woordenboek van Abraham E. Boutelje uit de jaren vijftig. Dit zou overigens vrijwel gelijktijdig met de door spn gegeven opdracht worden vervangen door Van Goor's klein Tsjechisch woordenboek van het echtpaar Hans en Olga Krijt dat in 1976 zijn eerste druk beleefde. De reusachtige opgave was in 1985 vrijwel voltooid en in 1988 kon Máčelová het manuscript in Leiden voorstellen aan Hans Heestermans, redacteur van het Woordenboek van de Nederlandsche Taal en van de Grote Van Dale. De uitgeverij in Praag verlangde echter een hele serie veranderingen en zo verscheen het 476 bladzijden tellende woordenboek uiteindelijk pas in 1990, vlak na de ‘Fluwelen Revolutie’. Het woordenboek was binnen drie jaar uitverkocht en in 2005 verscheen bij de inmiddels geprivatiseerde en in ‘Leda’ omgedoopte uitgeverij een herziene en met ruim 10.000 lemma's uitgebreide tweede druk. Aan deze vertaling werkte ook haar jongste zoon Ton Máčel mee, die de juridische terminologie verzorgde. Het woordenboek werd in 2006 bekroond met de prestigieuze eerste prijs van de Jednota tlunmočníků a překladatelů (Vereniging van Vertalers en Tolken) als het beste vertaalwoordenboek van het jaar 2006. Máčelová was al in de jaren zeventig begonnen om met enige regelmaat stukken te vertalen en privélessen Nederlands te geven. Het was dan ook niet meer dan logisch dat zij in 1988 de lessen aan de universiteit van Brno overnam omdat Josef Skopal zwaar ziek was geworden. Ook | |||
[pagina 111]
| |||
deze taak voerde zij met enthousiasme en deskundigheid uit. In datzelfde jaar werd Ems Máčelová-van den Broecke lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Zij begon voortvarend te werken aan het verkrijgen van een echte academische status van het vak bij de Masarykuniversiteit. Dit lukte met de opening van de driejarige bachelorstudie in het studiejaar 1993/94. Al doende verzamelde en schreef Máčelová veel materiaal dat zij vorm gaf in de methode Učebnice nizozemštiny pro Čechy: wegwijs worden in het Nederlands die zij in 1997 met haar beste studente Dana Spěváková bij de uitgeverij H+H uitbracht. Dat jaar toonde overigens ook de minder prettige kanten van het kapitalistische systeem - het echtpaar Máčelová werd gedwongen om de inmiddels geprivatiseerde woning waar zij jarenlang hadden gewoond te verlaten. Máčelová's reeds doodzieke man zou niet lang daarna op 16 juni 1997 sterven. Kort nadien overleed ook haar moeder op de hoge leeftijd van 100 jaar. Hoewel Máčelová eerst overwoog om naar Nederland terug te keren, waar beide zoons woonden, wonnen haar plichtsgetrouwheid en de liefde voor het lexicale handwerk het. Ze was inmiddels begonnen met de herziene versie van het woordenboek Tsjechisch-Nederlands en wilde haar studenten niet in de steek laten. Haar academische werk werd in 1997 geëerd met de medaille voor verdienste van de Palacký Universiteit van Olomouc. In 1999 vroeg het, inmiddels met Leopold Decloedt en Regine van Groningen uitgebreide, team toestemming aan voor een masterstudie die in het academisch jaar 2001-2012 van start ging. In 2001 gaf Máčelová, samen met Spěváková, de Tsjechische vertaling uit van Wiplala van Annie M.G. Schmidt. Het boekje was tevens bedoeld als hommage aan haar in 1995 overleden streekgenote en medelid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde die zij goed gekend had (zie het levensbericht van Annie M.G. Schmidt in Jaarboek 1995-1996). Eveneens in 2001 mocht zij bij haar tachtigste verjaardag uit handen van de Nederlandse ambassadeur R.S. van Houtum een koninklijke onderscheiding ontvangen: zij werd benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Na ruim 55 jaar verblijf in Tsjechië keerde Máčelová in 2005, kort na de verschijning van de herziene editie van het woordenboek, naar Nederland terug om in Den Haag in de buurt van haar zoons te gaan wonen. Op 23 januari 2012 overleed zij in verpleeghuis Duinstede te Wassenaar. Op vrijdag 27 januari 2012 was het afscheid in Den Haag. De overlijdens- | |||
[pagina 112]
| |||
aankondiging had als motto een gedichtje van Ems Máčelová-van den Broecke uit 1981:
de taal
die mijn thuis is
waarbinnen ik leef
gedachten
en krachten
verzamelend geef
Zo drukte deze sterke en altijd beminnelijke vrouw zelf uit wat haar het meest bezielde en het monumentum perenne dat zij aan alle gebruikers van de taalcombinatie Tsjechisch-Nederlands naliet. De beide zoons Otakar en Ton zetten, de één als kunsthistoricus, de ander als tolk-vertaler, praktisch de traditie van hun ouders voort.
wilken engelbrecht
Onder oprechte dankzegging aan Ton Máčel en Marta Kostelecká voor aanvullingen en correcties. | |||
Voornaamste geschriften
| |||
Bronnen
| |||
[pagina 113]
| |||
|
|