zijn eigenzinnige stem jarenlang toonaangevend, ook op het internationale plan. In Québec kwam het bijvoorbeeld tot een langdurige onderzoekssamenwerking rond taalplanning en taalcontact, waarbij de Belgische en Brusselse casus standaardreferenties werden.
Impact op het vak was er tevens door toonaangevende publicaties die het curriculum van de (inter)nationale neerlandistiek bepaalden. Willemyns' handboek over Het niet-literaire Middelnederlands was jarenlang het enige in zijn soort en werd tot in de Verenigde Staten als course book gebruikt.
Dat Willemyns ook op institutioneel vlak mee ‘aan de kar trok’ aan de extramurale neerlandistiek in de jaren tachtig en negentig is meer dan een voetnoot: als voorzitter van de ‘Commissie Buitenland’ was hij het kompas voor het internationale beleid van de Taalunie.
Willemyns verzette niet enkel bakens in de eerder vermelde vakgebieden, maar maakte in de laatste twee decennia van zijn loopbaan ook letterlijk school met een ‘stamboom’ aan onderzoekers in de historische sociolinguïstiek en de taalplanning. Elk nieuw hoofdstuk van zijn carrière in die domeinen ging gepaard met promotiekansen voor aanstormend jong talent. Zo werd niet enkel de kennis- en expertisetransfer verzekerd naar een nieuwe generatie, maar ook de zo belangrijke uitbouw van een middenkader dat op haar beurt het onderzoek verderzetten en vernieuwen kon, ook over de grenzen van de neerlandistiek heen. Dat diverse buitenlandse onderzoeksteams binnen en buiten Europa vandaag Willemyns' onderzoekslijnen als blauwdruk gebruiken voor projecten rond sociale taalgeschiedenis, illustreert treffend het succes van die ‘successieplanning’.
Willemyns' aanzien bij vakgenoten en zijn sturende rol in het wetenschapsbedrijf bleven in beginsel uiteraard gestoeld op de onbetwiste kwaliteit van zijn wetenschappelijke output. Het publicatiedossier is met een 280-tal titels indrukwekkend, zowel wat nationale als internationale bijdragen betreft. Dat laatste is - nogmaals - veelzeggend: Willemyns publiceerde ver buiten de landsgrenzen (zowel in Europa als in de vs en Canada) en in meerdere talen (Engels, Duits, Frans) op een ogenblik dat dit in zijn disciplines allesbehalve vanzelfsprekend was (of verwacht werd). Wars van bibliometrische dwang gebeurde dit bovendien in vooraanstaande vaktijdschriften en boekenreeksen. Editors van belangrijke (inter)nationale naslagwerken over taalvariatie, taalcontact en taalgeschiedenis verzochten hem bovendien gedurende zijn hele loopbaan