Frans Kellendonk-prijs 2014
Dankwoord, uitgesproken door Esther Gerritsen bij de overhandiging van de Frans Kellendonk-prijs op 24 februari 2014 te Nijmegen.
Dank je wel
Ik schreef gisteren een dankwoord. Ik schreef eerst bovenaan: ‘Dank je wel’, en toen kwam er heel lang niks.
Ik geloof niet dat ik ooit eerder een dankwoord heb geschreven, laat staan uitgesproken. Het lijkt nog het meest op wanneer je een praatje moet voorbereiden voor op een begrafenis of een huwelijksfeest. De taal doet ineens nog minder onschuldig aan dan wanneer ik fictie schrijf of een column.
Of je maakt je ervan af met: ‘Dankjewel jury, uitgever, vrienden en familie’, of je gaat echt iets zeggen.
Misschien moet ik Frans Kellendonk bedanken.
Soms denk ik tijdens het schrijven: Mag dit? Het is een rare vraag. Het is niet werkelijke twijfel over wat ik wil zeggen maar het is de angst dat ik alleen sta en iedereen zegt: ‘Nee, daar willen wij geen boeken over lezen.’ Als ik bijvoorbeeld drie bladzijden lang over een tafel wil schrijven of een kop koffie. Dan ga ik in mijn boekenkast zoeken naar ‘toestemming’. Ik zoek naar verwanten
Ik wil helemaal niet vernieuwend of origineel zijn, dat interesseert me niet. Ik wil niet alleen zijn. Ik wil dan even iemand lezen die ook zoiets doet en dan denk ik: kijk, het mag, het kan.
Frans Kellendonk heeft dingen geschreven waardoor ik me minder alleen voelde en ik wil iets voorlezen dat hij schreef. Dat is het.
‘Als je vindt dat je moet schrijven over spectaculaire en schokkende gebeurtenissen, kun je beter gaan werken bij de stadsredactie van Het Parool. Met literatuur heeft dat niets te maken. Wat literatuur moet doen is: vragen stellen, en wel zo zuiver en scherp mogelijk. Als ik achter mijn tafel zit en een paar regels heb neergeschreven, dan vraag ik me af: “Wat bedoel ik? Ben ik wel eerlijk? Ben ik wel precies?” en ik herschrijf net zo lang tot ik zeker weet dat er iets staat. Dat is, bij alle onrust en oorlog, een politiek daad van de eerste orde. Een schrijver is op de eerste plaats met