Frans Kellendonk-prijs 2014
Advies van de commissie van voordracht
De schrijfster Esther Gerritsen (1972) zoekt in haar proza voortdurend de grens op tussen normaal en zonderling gedrag, en tussen publieke zaken en privézaken. Haar inzet is iets van mensen te snappen, en ‘fictie is dé manier om te onderzoeken hoe mensen in elkaar zitten’, aldus Gerritsen zelf. Haar romans gaan over de binnenwereld van vrouwen, en hoe die intieme wereld kortsluiting maakt met de buitenwereld. Vervreemding, onvertrouwdheid, onhuiselijkheid: de gezinsverbanden in Gerritsens boeken zijn geen havens of bakens, maar plekken waar het leven een gevecht is. Dat gevecht beschrijft ze niet zonder humor. Gerritsen ziet het pijnlijke in het grappige, en het grappige in het pijnlijke, in de relaties tussen mensen.
Elisabeth, de moeder in Gerritsens laatste en indrukwekkende roman Dorst (2012), komt er rond voor uit dat ze niet geschikt is voor het moederschap en dat ze zonder haar dochter kan. Als haar dochter Coco toch bij haar gaat wonen omdat Elisabeth ongeneeslijk ziek is en binnenkort zal sterven, zorgt deze ‘ongewenste zorg’ voor een precaire en verwrongen situatie in huis. Net als bij haar eerste roman Tussen een persoon (2002) waarin hoofdpersoon Lucie haar man met duct tape vastbindt op bed omdat ze niet wil verhuizen. Coco sluit haar moeder uiteindelijk op, en Elisabeth sterft een eenzame dood. Maatschappelijk gezien zijn dat ongewilde situaties, die afschuw en verontwaardiging oproepen. In Superduif (2010) wil Bonnie, de dertienjarige hoofdpersoon, het liefst dood, maar door te transformeren in een reddende superduif verdwijnt ze in haar fantasiewereld. Dominique in Een kleine miezerige god (2008) verzint haar eigen godje om het leven aan te kunnen, en ook zij eindigt helemaal alleen. Geen van allen passen ze zich aan aan wat de omgeving van ze vraagt of verlangt. ‘Wel of niet deugen, dat bestaat niet voor mij,’ zegt Gerritsen er zelf over. Dat leidt er wel toe, dat in al haar romans eenzaamheid het slotstuk is.
Haar personages balanceren vaak op de rand van de psychose, en juist daar is voor de lezer scherp te zien hoe hoog de eisen zijn die de maatschappij aan mensen stelt, en hoe velen ten onder gaan. De gebruikelijke sociale logica en omgangsvormen worden door de schrijfster meteen buiten werking gesteld. Zodra het irrationele leidend wordt in het verhaal, is Gerritsen op haar best.