in September 2003, oefende Kannemeyer terecht kritiek op het literaire establishment dat het genre lange tijd heeft ondergewaardeerd.
In 1992 keerde Kannemeyer terug naar Stellenbosch als freelance onderzoeker en schrijver, om in 2003 te worden aangesteld als bijzonder hoogleraar in Afrikaans en Nederlands aan de plaatselijke universiteit. Hij zou deze post drie jaar bekleden. Intussen, in 1993 was hij samen met zijn collega Wium van Zyl begonnen met het organiseren van literaire reizen, een zeer gewild evenement.
Kannemeyer onderhield sterke banden met Nederland en Vlaanderen. Hij was herhaaldelijk gastdocent en gastonderzoeker aan de universiteiten van Nijmegen, Amsterdam en Leuven, en lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. In 2002 werd hij door de Maatschappij onderscheiden met de C. Louis Leipoldt-prijs voor zijn essay Uys Krige en die Suid-Afrikaanse politiek.
Kannemeyers laatste werk was de biografie van zijn landgenoot J.M. Coetzee, Nobelprijswinnende romanschrijver en letterkundige. Met dit postuum gepubliceerde werk trad hij voor het eerst buiten de Afrikaanse literatuur. Het boek werd goed ontvangen, zowel in het origineel als in de internationaal verspreide Engelse vertaling van Michiel Heyns. Voordien had David Attwell, zelf een Coetzee-kenner en na een verbintenis aan de universiteit van Witwatersrand werkzaam aan de Universiteit van York, Kannemeyer laten weten: ‘Now that I have read the whole manuscript carefully, the scale of your achievement comes home. It is a remarkable book, in fact I'm astounded at the amount of information you've been able to assemble, and your eye for the illuminating fact, incident or quotation is wonderful ... I could never have attempted, much less been successful at, a work of this magnitude. You have placed Coetzee's scholarship on a completely different footing with this book, both in criticism and in future work that will be done in the field of critical biography. [...] [W]hatever work those of us do who come after you, it will always be a mere supplement to your achievement.’
Na Kannemeyers dood schreef Atwell: ‘Van ons eerste ontmoeting het ek sy ou-wêreldse hoflikheid, integriteit en algehele toewyding aan sy werk bewonder. Sy skielike dood is tragies, omdat hy op die punt gestaan het om internasionaal gelees te word en om die eerbetoon te geniet wat daarmee saamgaan.’
Voor zijn biografieën, essays en werk als onderzoeker en geschied-