als een aangenaam en instructief leesboek. Van den Bergh schreef nu eenmaal zeer onderhoudend; hij kon niet anders, zelfs als het voor een schoolboek was.
In 2005 publiceerde hij De sterren van de hemel, een omvangrijk werk waarin hij zo'n beetje de hele Nederlandse acteurswereld aan het woord liet over de kunst van het toneelspelen. Een levenswerk mag men het niet noemen - daarvoor was Van den Bergh te veelzijdig - maar het is zonder twijfel enig in zijn soort. Hij was net op tijd om toneellegenden als Mary Dresselhuys, Ellen Vogel en Ton Lutz een serie prangende vragen te laten beantwoorden. Het resultaat was een boek dat niemand die zich serieus met het toneel bezighoudt, ongelezen kan laten.
Van de Berghs liefde voor de letteren strekte verder dan het toneel. Hij schreef talrijke beschouwingen over (vooral) de Nederlandse literatuur, waarvan de mooiste in 1991 werden verzameld in de bundel De last van leugens. Een van die stukken gaat over J.A. dèr Mouw, ook bekend als Adwaita, de dichter van Brahman, die allang in vergetelheid zou zijn geraakt als Van den Bergh in 1986 niet diens Volledig dichtwerk had bezorgd. Hij liet zien dat Dèr Mouws werk ten onrechte als zweverig en ondoorgrondelijk werd beschouwd. ‘Integendeel,’ betoogde hij, ‘ieder die tracht dat oeuvre zo, als op zichzelf betrokken boodschap te lezen, zal zich erover verbazen hoe Dèr Mouw aan een grenzeloos gecompliceerd inzicht uiting weet te geven met de alleen Adwaita eigen heilige eenvoud.’
Hoewel Van den Bergh, zelf atheïst, het oosters mysticisme van Adwaita niet volledig zal hebben gedeeld, had hij een duidelijke voorkeur voor figuren met grootse en gecompliceerde denkbeelden over hoe de wereld en het heelal in elkaar staken. Zo iemand was ook Eduard Douwes Dekker. Er is geen schrijver geweest voor wie Van den Bergh zich zozeer heeft sterk gemaakt als Multatuli. Hij was jarenlang voorzitter van het Multatuli-Genootschap, en in die hoedanigheid bracht hij veel tot stand. Zo zorgde hij er samen met uitgever Geert van Oorschot voor dat Multatuli in 1987 eindelijk een standbeeld kreeg. Het beeld, gemaakt door Hans Bayens, staat op de Amsterdamse Torensluis en oefent op toeristen een grote aantrekkingskracht uit.
Al ontkende hij de waarde van Max Havelaar geenszins, Van den Bergh benadrukte in zijn artikelen de kracht van Multatuli's andere boeken, pamfletten en brieven die niet in de eerste plaats met Nederlands-Indië te maken hadden. Bovenal was Multatuli voor hem iemand die wars was van ‘mooischryvery’, maar tegelijk zeer goed begreep dat zijn bood-