Het leggen van een verband tussen bouwstijl en politiek is slechts een van de originele invalshoeken in dit boek. Creatief is Von der Dunk ook in het gebruik van zijn bronnen. Zo betrekt hij de tafelarchitectuur van ceremoniële feestelijke diners van Patriotten en Bataven in zijn betoog. De opgediende suikerwerken kregen eveneens een neoclassicistische vorm. Dit nieuwe ‘Patriotse bouwen’, zoals de auteur het noemt, doorbrak de traditionele scheidslijnen tussen de provincies van de Republiek der Verenigde Nederlanden. De bouwstijl van woonhuizen en openbare gebouwen, zoals stadhuizen en kerken, was eeuwenlang bepaald geweest door plaatselijke meestertimmerlieden en stadsbouwmeesters. Dat regionale karakter werd nu doorbroken. Op de prijsvragen die in het laatste kwart werden uitgeschreven, bijvoorbeeld voor het ontwerp van een nieuw stadhuis in Groningen, kwamen inschrijvingen uit het hele land en zelfs daarbuiten. Von der Dunk noemt dit het begin van de metamorfose van de Nederlandse architectuur. Hij ziet hier ook een begin van professionalisering, een thema dat en passant ook door hem behandeld wordt. Deze ontwikkeling mondde in het begin van de negentiende eeuw uit in de verbetering van het bouwkundig onderwijs onder koning Lodewijk Napoleon. Vanaf toen sloot de Nederlandse bouwkunst defnitief aan bij de internationale architectuur.
Naast het schetsen van grote lijnen en het leggen van originele verbanden, bevat het boek ook een aantal deelstudies, zoals over de bouw van het Hofje van Teyler in Haarlem, de kerktoren van Nijkerk en de Beurs van Schiedam. Het boek biedt veel informatie over weinig bekende gebouwen en architecten. Natuurlijk gebeurt dat met gebruik van tal van architectonische termen, van fronton en festoen tot portico en pilaster, maar toch is het boek goed leesbaar dankzij de soepele stijl van de schrijver, die soms meer naar de rijkdom van het rococo neigt dan naar de eenvoud van het classicisme. Een Hollands heiligdom is, kortom, een belangrijke bijdrage tot de Nederlandse cultuurgeschiedenis, waarin met originaliteit en creativiteit een weinig bekend onderdeel op de kaart is gezet.
Rudolf Dekker (voorzitter)
Jeroen Salman
Peter Sigmond
Tom Verschafel
Boudien de Vries