Overigens, wat mijn onwetendheid betreft: een dergelijke pijnlijke verlegenheid overkomt mij in algemene zin wel vaker.
Ik verdien immers, sinds ik in 2002 de Alma Mater na jaren van tijdelijke baantjes als ‘moeilijk inpasbaar’ - ik gebruik maar eventjes de termen waarmee ik ooit voor de militaire dienst ben afgekeurd - ik verdien, sinds ik dus de universiteit als moeilijk inpasbaar ben uitgerold, mijn brood deels met optredens in radio- en tv-programma's waarvan ik tot dat moment nog nooit heb gehoord (en U vermoedelijk evenmin). Nagenoeg standaard wordt mij dan, als ik voor deelname benaderd wordt, gevraagd: U kent vast wel ons programma en onze presentator, en dan moet ik bijna altijd - tenminste tegenover mijzelf - beschaamd erkennen dat dat niet zo is. Om mijn eigen onwetendheid niet al te pijnlijk te laten zijn, maak ik dan wel eens wat omtrekkende bewegingen om op bedekte wijze achter aard en inhoud te komen, in de trant van: ja, van die naam heb ik wel eens gehoord, maar het staat mij even niet meer zo helder voor de geest. U kent dat vast ook - of niet.
Dat gold dus eveneens voor deze prijs. Mijn verrassing was niet alleen des te groter, maar ook des te aangenamer, toen ik vernam waarvoor ik deze ontving. Niet, zoals mijn eerste spontane reactie was, voor een van mijn bundels met politieke essays, die ik niet zonder enige literaire pretentie ten papiere breng - een telefoontje van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde deed zulks aanvankelijk vermoeden. Nee, de prijs bleek nog een wetenschappelijke studie van mijn hand te betrefen, uit een levensfase die ik althans wat mijn broodwinning aangaat wel defnitief achter mij gelaten zal hebben. Want, laten we er niet omheen draaien, als het om een universitaire loopbaan gaat, dan is die in mijn geval natuurlijk gewoon mislukt.
Dat zal ongetwijfeld voor een groot deel aan mij liggen, niet alleen omdat ik inmiddels te oud en te eigenwijs ben om nog even om een boodschap gestuurd te worden, maar ook omdat ik - als gevolg daarvan - altijd een ander boek schrijf dan waarvoor ik eerder aangenomen ben; dat is ook op het hier bekroonde van toepassing. Meestal kom ik niet verder dan de inleiding van wat ik eigenlijk had willen doen; dat gold al voor mijn doctoraalscriptie en mijn dissertatie, en het geldt ook voor Een Hollands Heiligdom. Bovendien was ik in dit laatste geval met het eindresultaat zelf niet geheel content, omdat het toch meer een bundel dan een boek is geworden: ik heb een aantal eerder gepubliceerde artikelen achter elkaar gezet en aan elkaar geschreven. Ik concludeer wel met genoegen