welijk geslacht of andersom. Nu we door de dr. Wijnaendts Francken-prijs een kroon krijgen op het eindproduct van al dit samenwerken is de afweging lastiger.
We zijn het de afgelopen tien jaar zelden met elkaar eens geweest - wel over de hoofdlijnen van het boek, compositie en visie - nooit over de werkwijze. Ook ditmaal werden we het eens over de hoofdlijnen: we willen de jury van harte bedanken voor hun keuze voor ons boek en voor het prachtig geschreven juryrapport, een betere samenvatting zouden we zelf niet kunnen schrijven. We willen ook allebei de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde bedanken die de prijsuitreiking heeft georganiseerd. Aandacht verdienen wederom de mensen die ons hebben geholpen tijdens het schrijven, teveel om hier op te noemen en al bedankt in ons boek, van wie velen hier aanwezig zijn. In dit korte praatje moest, vonden we allebei, ook aandacht zijn voor dr. Wijnaendts Francken. Zonder hem was er helemaal geen prijs geweest. Deze vooruitziende filantroop heeft in zijn boek Aphorismen, uitgegeven door de aloude Wereldbibliotheek - ook onze uitgever - alvast een toepasselijke uitspraak opgenomen: ‘Geschenken aannemen brengt verplichtingen met zich’. Maar Francken was gelukkig ook wars van overdreven plichtplegingen, want op een andere plaats schrijft hij: ‘De stijfste menschen maken de diepste buigingen’. Ook over de juiste houding waren we het dus snel eens geworden, maar nu restte ons nog de taakverdeling. We besloten het dankwoord niet alleen samen te schrijven, maar ook afwisselend samen uit te spreken.
In ons dankwoord moesten we ook op een ander terrein laveren, namelijk in het schemergebied tussen dankbaarheid en nederigheid. We besloten weer een van Franckens aforismen als uitgangspunt te nemen voor een korte beschouwing:
‘In zijn beoordeeling van historische personen kan de geschiedschrijver, ook al streeft hij naar de striktste rechtvaardigheid, nimmer geheel zijn eigen persoonlijkheid verloochenen’.
De jury lijkt van hetzelfde gevoelen. In het juryrapport wordt immers opgemerkt: ‘Arianne Baggerman en Rudolf Dekker schrijven met een aanstekelijk enthousiasme, als waren ze bezield door hetzelfde elan van personages die zij op de voet volgen’.
Als dat nu zo is, terwijl het boek toch door twee zeer van elkaar verschillende karakters is geschreven, wiens persoonlijkheid en wiens elan vinden we dan weerspiegeld in Kind van de toekomst? Hier begonnen onze meningen uiteen te lopen. De een meende dat het ging om het ongebrei-