nen, dus gelooft u mij: dit getal klopt: van elke drie woorden zijn er zeker bijna twee die ik zelf heb meegemaakt. De tweede vraag, doorgaans de vraag waar het interview ritueel mee geopend werd om een goede opmaat te zijn voor voornoemde belangwekkende human interest, was steevast: ‘In hoeverre komt dichten overeen met componeren?’ Ook daar heb ik een antwoord op: heel erg. Edit heeel, hééél erg.
Mijn jeugd, waar dit allemaal vandaan komt, natuurlijk, valt uiteen in drie periodes. De periode dat ik nog niet met lego speelde, de periode dat ik met lego speelde, en de periode dat ik was opgehouden met lego-spelen om te gaan componeren. U begrijpt waarom: materiaal, bouwstenen van verschillende aard en kleur, vormen maken, bestendige structuren proberen te ontwerpen: het komt allemaal ongeveer op hetzelfde neer. De radicale ommezwaai van het lego-en naar het componeren kwam door een film. Ik was veertien en hij heette Amadeus. Ik zag die film en dacht: dat kan ik ook. Nee dat dacht ik niet, ik dacht dat kan ik, misschien, ook: je leven besteden aan dingen maken, mooie structuren bouwen.
Ik was dus veertien en dús tien jaar later begonnen dan Wolfgang Mozart, maar met talent, enthousiasme en wilskracht zou ik laten zien wat ik waard was en ik begon aan symfonieën, opera's, pianoconcerten en strijkkwartetten. Tien jaar later kreeg ik daar een aanmoedigingsprijs (!) voor; ik heb u de anekdote niet onthouden. Zoals gezegd: het inhalen van Mozart was bij aanvang reeds een twijfelachtig project, een onmogelijke ambitie, maar nu was ook het ‘enigszins proberen bij te benen’ ondoenlijk geworden, dus ik deed wat wij allen in zo'n geval doen: wij nemen diep onze hoed af, zwaaien tot hij uit zicht is, en kiezen ons zorgvuldig een nieuw voorbeeld: Richard Wagner, die voor zijn veertigste nou niet zo ontzéttend veel belangwekkends heeft gecomponeerd. En zo ga ik, na twintig jaar componeren, op mijn vierendertigste nog door voor jong talent, en van Mozart is er maar één gedicht overgeleverd, het gedicht dat ik u aan het begin van mijn speech voorlas. En u hebt het kunnen horen: dat was niets, ook niet voor de boekenweek van volgend jaar.
Maar dames en heren, als ik Mozart was geweest, was ik afgelopen maandagnacht, drieënvijftig dagen voor mijn vijfendertigste verjaardag, overleden, en afgelopen dinsdag begraven. U weet van me: dit getal klopt. Ik ben dankbaar dat ik hem niet - en ook weer wel - heb ingehaald, en blij dat ik vandaag word aangemoedigd om Richard Wagner achterna te gaan.
Dank u wel.