den het niveau van een in een opwelling geschreven ingezonden brief hebben. In talloze beschouwingen, columns en essays, in al die oprispingen van een menigte scribenten die wel veroordeeld lijkt tot het uiten van een persoonlijke mening, wordt de tijdgeest de maat genomen. Wie erin slaagt de turbulente tijd waarin we leven, te doorgronden, verdient onze aandacht.
Naar het unanieme oordeel van de commissie is er in ons taalgebied op dit moment één auteur die dat haast dwangmatige persoonlijke overstijgt en op een niets of niemand ontziende manier de blik richt op een stuurloos lijkende samenleving, of zelfs een wereld die op drift is geraakt. Dat zijn grote woorden die in de teksten van Bas Heijne groot blijven, maar ook transparant en helder worden op een manier die uniek mag heten, nu begrippen zo vaak beduimeld zijn geraakt en standpunten en ideeën hol klinken en na een dag al vergeten zijn.
Bas Heijne legde zich aanvankelijk toe op fictie, maar publiceert de laatste jaren voornamelijk beschouwelijke artikelen, interviews en essays in NRC Handelsblad, die regelmatig worden gebundeld. Hij is het kind van een generatie die overal te laat voor geboren leek. Te laat voor een wereldoorlog, te jong voor de verzetsgeest van de jaren zestig. Een kind dat als student zag hoe zijn generatiegenoten zich voornamelijk verveelden en de contestanten van weleer en masse kozen voor maatschappelijke zekerheid. Hij observeerde de rijkdom en luxe van de jaren negentig, analyseerde de manier waarop ook in de literatuur die maatschappelijke sur place verbeeld werd. Heijne gaf er blijk van dat, hoewel hij zichzelf geenszins afkerig toonde van esthetiek, hij inzag dat de zucht naar genot, naar luxe, naar het zichzelf almaar overstijgende, ontaardde en doem werd. ‘De schrijvers waarvan ik hou,’ zei Heijne in een interview aan de vooravond van zijn in 2003 gehouden Kellendonk-lezing De werkelijkheid, ‘hebben een morele inslag. Zij willen iets van de wereld begrijpen en van de mens. Daar voel ik me het meest toe aangetrokken en ik denk nog steeds dat ook daar een functie voor de kunst ligt.’
Iets willen begrijpen van de wereld en van de mens - in de beschouwingen die Heijne in de krant publiceerde tussen december 2002 en 2004 concentreert hij zich daarbij op de Hollandse toestanden. De in deze bundel opgenomen essays zijn met een even groot inlevings- als oordeelsvermogen geschreven. De in een tijd die niet tot standpunten dwong opgegroeide Heijne, lijkt, nu die urgentie wel degelijk bestaat, op zijn best. Hij plaatst de maatschappelijke onrust na 11 September, 6 mei en 2 november