meest elementaire gegevens zoals de geboorte- en sterfdatum niet meer te achterhalen zijn.
Precies tien jaar geleden heeft er een lijkschouwing plaatsgevonden op de stoffelijke resten van mijn hoofdpersoon. Het verslag daarvan heb verwerkt in de volgende passage uit mijn boek-in-wording:
Is het mogelijk de doodsoorzaak te achterhalen van iemand die in 1830 is gestorven? Een team van negen lijkschouwers waagt in juni 1993 een poging. Op tafel ligt het wonderbaarlijk goed geconserveerde lichaam van een onbekende man.
De medici - forensisch antropologen, radiologen, toxicologen - gaan omzichtig te werk; ze beginnen met een uitwendige inspectie. Elke vierkante centimeter wordt bevoeld en beklopt en onder een vergrootglas bekeken. In de linkerzij van heup tot oksel zit een langgerekt litteken - als de rits van een duikerspak. Het blijkt een snijwond, ondiep en gehecht met een rijgsteek. Verder is het lichaam vrij van schrammen, kneuzingen of andere kwetsuren.
‘Tekenen van uitwendig geweld die duiden op een traumatische dood hebben wij niet waargenomen’, rapporteren de lijkschouwers. Analyse van het gebit leert dat de man 27 jaar is geworden - met een foutenmarge van plus of min drie. Hij was klein van stuk: bij leven moet hij 1 meter 35 (hooguit 1 meter 40) hebben gemeten. Zijn tenen staan wijd uiteen; wat een aanwijzing kan zijn dat hij grote afstanden blootsvoets placht af te leggen.
De huid blijkt gelooid als kalfsleer. In de poriën worden resten arseen aangetroffen, die het pigment hebben aangetast - met als gevolg: verbleking van de oorspronkelijke huidskleur. Om dat proces tegen te gaan zijn er laagjes schoensmeer op de huid aangebracht.
In de avond van 28 juni 1993 wordt het lichaam onder het röntgenapparaat geschoven. De foto's, eenmaal uitgestald op de lichtbak, tonen aan dat de wervelkolom is vervangen door twee ijzeren staven. Zoals een betonsculptuur stevigheid ontleent aan zijn wapening, zo wordt deze man van binnenuit gestut door een dubbele metaaldraad van hiel tot kruin.
Ter hoogte van het sleutelbeen laat de radioscopie een houten dwarsbalk zien, bij wijze van schouderpartij, waaraan de authentieke armbotten (humerus, radius, ulna) zijn opgehangen. Spierweefsel, organen en vetlagen zijn verwijderd; het lichaam is gevuld met stro.
De lijkschouwers prijzen het werk van de preparateur; want al is de man