En ook dit engagement wordt in zijn veelzijdigheid beschreven: de sympathie die Masereel al omstreeks 1900 voor een anarchistisch communisme toonde, de betrokkenheid in de pacifistische beweging tijdens de ‘Grote Oorlog’, het contact met de Russische revolutionairen, de afkeer van ideologische scherpslijperij, het Franse Volksfront en de Spaanse Burgeroorlog, de ontgoochelingen. Van Parys beoordeelt dit politieke optreden met veel zin voor nuance en evenwicht.
In de reconstructie van Masereels artistieke en politieke Werdegang wordt geleidelijk ook een heel netwerk van medestanders blootgelegd. Romain Rolland en Stefan Zweig behoorden ertoe; Masereel had hen tijdens de oorlogsjaren in Zwitserland, te midden van ‘de Geneefse kolonie van vluchtelingen, ballingen en dienstweigeraars’ leren kennen. Maar ook Georg Reinhart en Henry van de Velde, George Grosz en Kurt Tucholsky, Pierre Vorms en vele anderen maakten er deel van uit. Zij waren ‘zakenpartners’, mentors of opdrachtgevers, kunstenaars met wie Masereel zich verwant voelde, of politieke bondgenoten. Maar zij werden vaak ook vrienden, met wie een intieme band bestond. Het netwerk van medestanders biedt Van Parys daardoor haast vanzelfsprekend de mogelijkheid Masereels persoonlijke, artistieke en politieke leven te integreren. Hij slaagt daar op voortreffelijke wijze in.
Tegelijkertijd krijgt Masereel door de ruime aandacht voor deze kring van vrienden en collega's en door de grondigheid waarmee ook hun biografie wordt geanalyseerd, een onvermoede reikwijdte. Het boek is een levensbeschrijving, maar het is ook de geschiedenis van een politieke beweging. Met name voor de tussenoorlogse periode biedt het een inzicht in de ontwikkeling van pacifisme, antimilitarisme en anarchisme. Maar veel meer nog vormt de biografie een cultuurgeschiedenis van de lotgevallen van de artistieke avant-garde waarin Masereel zo'n prominente rol speelde. Dat geldt voor de artistieke avant-garde in het Belgische land van herkomst, dat Masereel om zijn politieke keuzes overigens lang een paspoort bleef weigeren. Joris Minne, Paul van Ostaijen, de gebroeders Cantré, Herman Teirlinck: zij maken allen hun opwachting in Masereel. Maar het is natuurlijk vooral de internationale avant-garde van het modernisme die in dit boek wordt beschreven. Masereel had zijn land immers al in 1911 verlaten; sindsdien hadden nationale grenzen voor hem nog maar weinig betekenis.
Zo rijst uit dit boek een vitale wereld op van schrijvende en beeldende kunstenaars, mecenassen, kunsthandelaars, uitgevers en drukkers, galerij-