staan op zijn naam: bloemlezingen, overzichtsstudies, interpretaties, soms in samenwerking met anderen. Nergens heeft hij zich zo vrij gemaakt van academisme als in De dichter is een koe.
Maar wat Brems over het klankeffect van woorden schrijft is in academische studies vermoedelijk nooit zo doeltreffend geformuleerd. ‘Het woord is herkenbaar aan de opeenvolging van zijn klankmateriaal’, schrijft Brems. ‘Maar tegelijk dragen die klanken in zich de mogelijkheid om het woord te laten uitvloeien naar andere woorden, naar de randen van zijn betekenis.’ In soortgelijke bewoordingen spreekt Brems over intertekstualiteit, over vervreemding, de afwijkende vorm, en de middelen waarover dichters beschikken om hun gedichten moeilijk te maken. Ook vraagt hij zich af waar het gedicht goed voor is. Er komen serieuze en minder serieuze antwoorden. Brems citeert Herman de Coninck en Robert Anker en verschuilt zich achter deze citaten, die hij eerst afkeurt om ze vervolgens ten dele te rehabiliteren, want, zo besluit hij: ‘Als poëzie iets heeft wat je kan aanduiden met termen als nut, zin, betekenis, functie, dan moet die toch wel voor het leven zijn. Er is toch niets anders, tenzij de dood.’
In de laatste onnavolgbare bladzijden van zijn essay wordt de deconstructie gedeconstrueerd. ‘Telkens ben ik weer naar een centrum teruggekeerd, of wilde, of kon ik dat doen’, schrijft Brems, en hij wijst nog eenmaal op de lichamelijkheid van poëzie: ‘In de bloemenwei staat nog altijd de koe en ze spreekt haar laatste woord...’
Het essay De dichter is een koe is niet een geleerde verhandeling ontdaan van voetnoten. Het is een voortreffelijk specimen van het genre essay, vol verrassende wendingen, persoonlijk, kritisch, en van een diepe ernst die de lezer spelenderwijs ontdekt.
De Commissie van voordracht
A.G.H. Anbeek van der Meijden
Arie van den Berg
D.W. Fokkema (voorzitter)
Margaretha H. Schenkeveld
Marijke J. van der Wal
Het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde heeft in zijn vergadering van 17 maart 1997 besloten de voordracht van de Commissie te volgen en de Wijnaendts Francken-prijs 1997 toe te kennen aan Hugo Brems voor zijn boek De dichter is een koe.