Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1997
(1997)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 138]
| |
Anna Johanna Versprille
| |
[pagina 139]
| |
de basis legde voor haar verdere functioneren. Enerzijds werd zij betrokken bij de organisatorische kant van het gemeentearchief. In feite fungeerde zij ten tijde van Verburgt als adjunct-gemeentearchivaris. Anderzijds lag toen het begin van haar wetenschappelijke inbreng in Leiden. Vanaf 1931 publiceerde zij regelmatig over de Leidse geschiedenis. Daarnaast hield zij lezingen. Die over het Catharinagasthuis oogstte veel lof en vond haar weg naar de NRC.Ga naar eind2 In 1933 werd zij benoemd tot secretaris van de redactie van het Leids Jaarboekje, uitgegeven door de Vereniging Oud Leiden. Dit betekende niet alleen een intrede in een wetenschappelijk milieu, maar tevens in kringen van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Haar mederedactieleden Bijleveld, Fockema Andreae en Knappert waren vooraanstaande en actieve leden van de Maatschappij. Ook Verburgt was lid. Het waren onder meer deze vier heren die haar nomineerden voor het lidmaatschap. Op 4 mei 1934 werd zij tot lid van de Maatschappij benoemd, een jonge vrouw zonder academische vooropleiding, maar die reeds erkenning genoot vanwege haar publicistische activiteiten. Die academische opleiding stond Annie Versprille wel voor ogen. Die zou haar werk als archivaris verdiepen, maar was bovendien noodzakelijk om te worden toegelaten tot het examen wetenschappelijk archief-ambtenaar eerste klasse. Haar gezondheid en daarna de oorlogssituatie beletten haar voorlopig echter een studie aan te vangen. In 1937 moest zij om gezondheidsredenen de redactie van het Leids Jaarboekje verlaten, overigens tegelijkertijd met Verburgt, die om dezelfde reden terugtrad. In januari 1938 vertrok zij naar Davos om er te kuren, waar zij tot vlak voor het begin van de oorlog verbleef. Verburgt had in december 1937 ontslag gevraagd en werd op 14 maart 1938 opgevolgd door mr. R. van Royen. Voor hem was de taak weggelegd het Gemeentearchief veilig door de oorlog heen te loodsen. Daarbij leunde hij zeer sterk op Annie Versprille.Ga naar eind3 Als er politie of Duitse officieren kwamen, moest zij hen te woord staan, en als er onraad dreigde moest zij het voortouw nemen. De verhouding tussen de twee was ambivalent. Zij gingen gewoon met elkaar om, maar eigenlijk lagen zij elkaar niet.
Kort na de oorlog, om precies te zijn op 7 februari 1946, richtte Annie Versprille een verzoek tot de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen om toegelaten te worden tot de rechtenstudie te Leiden. Tevens pakte zij haar zelfstudie Latijn weer op, waaraan zij al in haar Zeeuwse tijd begonnen was. In november 1947 rondde zij het colloquium doctum met | |
[pagina 140]
| |
goed gevolg af en op 10 december volgde de zo fel begeerde ministeriële toestemming. Een jaar later had zij haar kandidaats en op 2 februari 1951 deed zij doctoraalexamen Nederlands recht. De weg tot hoger archiefambtenaar lag nu open, en daarmee de mogelijkheid om het Leidse archief te verlaten ten gunste van een archivariaat in het Nederlands archiefwezen. Ze behaalde het diploma op 31 maart 1955. Een nieuwe werkkring vond zij evenwel niet terstond. In plaats daarvan greep Annie Versprille de kans om zich verder te bekwamen in het buitenland. Van begin november 1955 tot eind januari 1956 volgde zij een ‘stage technique international d'Archives’ aan de Archives Nationales te Parijs. In juni 1956 werd Van Royen zo ernstig ziek, dat Annie Versprille tot plaatsvervangend gemeentearchivaris werd benoemd. Hij overleed op 12 juli. Het sprak eigenlijk vanzelf dat zij hem zou opvolgen. Zij was ervoor gekwalificeerd en toegerust. Zij had het karakter om goed leiding te geven en initiatieven te ontplooien. Zij werd benoemd op 26 november 1956 en oefende het archivariaat uit tot haar pensionering op 1 oktober 1970. In die jaren heeft zij een enorme impuls gegeven aan het Leidse Gemeentearchief, waarheen vele wetenschappers, ambtenaren, journalisten, genealogen, studenten en scholieren de weg wisten te vinden. Annie Versprille werkte energiek, maar vooral ook met groot doorzettingsvermogen aan de verbetering van de bewaaromstandigheden van de onder haar beheer staande archieven. Het archief had al lange tijd te kampen met ruimtegebrek. Met voortvarendheid wist zij het gemeentebestuur ervan te overtuigen dat er voldoende, op de juiste wijze geconditioneerde opslagcapaciteit behoorde te zijn voor de uiterst belangrijke collectie van het Gemeentearchief. Begin april 1967 kwam plotseling de rijksgoedkeuring en konden de bouwplannen worden uitgevoerd.Ga naar eind4 Op 17 oktober ging de eerste paal de grond in. Er verrees een depottoren, waarin vijf kilometer archief geborgen kon worden, waardoor de opslagcapaciteit meer dan verdubbelde. De opening van de nieuwbouw was een hoogtepunt in Annie Versprilles bestaan. Op 4 maart 1970 werd de officiële opening verricht door dr. M.A.M. Klompé, minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk. Bij deze gelegenheid werd Annie Versprille door H.M. de Koningin benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau. Het behoud van de stukken ging haar zeer ter harte. Zij introduceerde in Leiden conservering door middel van microfichering. Een derde factor was de kwantiteit en de kwaliteit van het personeel. In 1957 waren er zes ambtenaren.Ga naar eind5 Bij haar vertrek waren dat er dertien. De | |
[pagina 141]
| |
formatie van het Leids Gemeentearchief was onder meer uitgebreid met twee gespecialiseerde archiefambtenaren en specialisten voor de prentverzameling en de bibliotheek. Centraal in haar denken stond de publieksfunctie. Archieven werden bewaard om ter beschikking gesteld te kunnen worden aan onderzoekers. Vandaar haar stimuleren van belangstelling voor archieven, waaraan zij met name ook werkte door talloze publicaties in niet-wetenschappelijke bladen. Vandaar ook haar samenwerking met het universitair en het middelbaar onderwijs en haar programma van eisen voor de nieuwbouw van het Gemeentearchief: een zaal speciaal uitgerust voor tentoonstellingen en geschikt voor werkgroepen, een studiezaal die openbaarheid uitstraalde en klantvriendelijkheid. Deze studiezaal had achttien plaatsen voor bezoekers. Bij haar aantreden als archivaris waren dat er slechts twee.Ga naar eind6 Een van de middelen om het ruimtegebrek het hoofd te bieden was de inrichting van een Pilgrim Fathers Documentatiecentrum, speciaal opgezet om Amerikanen op efficiënte wijze informatie over deze groep te verschaffen, mede ter ontlasting van de studiezaal. De officiële opening vond plaats op 1 juli 1958 door de Amerikaanse ambassadeur in Nederland.
Het archivariaat bracht een groot aantal andere functies met zich mee. Sedert maart 1954 zat zij al in de gemeentelijke Commissie voor de Straatnamen. In 1956 werd zij lid van het bestuur van de Vereniging van Archivarissen in Nederland. Dit bestuurslidmaatschap duurde tot 1964. Annie Versprille hield zich voornamelijk bezig met juridische zaken, wat juist in die jaren van groot gewicht was, omdat er een nieuwe Archiefwet werd voorbereid, die eindelijk in 1962 door het parlement werd aanvaard. Andere functies volgden. In 1963 werd zij lid van de Historische Commissie der Rijksuniversiteit en in hetzelfde jaar van de Société du Droit et des Institutions des Pays flamands, picards et wallons. Van 1969 tot 1970 was zij lid van de Commissie voor de Archieven van de Nederlands-Hervormde Kerk. Van 1968 tot 1971 zat zij in het hoofdbestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Het vele organisatorische werk betekende geen einde van haar wetenschappelijke arbeid. In 1956 werd zij opnieuw lid van de redactie van het Leids Jaarboekje, als opvolger van Van Royen, die om gezondheidsredenen afscheid nam. Zij oefende dit redacteurschap uit tot 1972, sedert 1963 als voorzitter van de redactie. Zij bleef in, maar ook buiten dit jaarboek regelmatig publiceren over tal van onderwerpen van locaal-historische aard. In | |
[pagina 142]
| |
toenemende mate verschenen bovendien bijdragen van haar hand in de Leidse dagbladen, het personeelsorgaan van de gemeenteambtenaren en dergelijke, om de reeds genoemde redenen van popularisering van de geschiedenis. In dit verband moet bepaald de uitgave Leiden in oude ansichten vermeld worden, waarvan tussen 1968 en 1993 tien drukken verschenen zijn.Ga naar eind7 In 1970 werd Annie Versprille tot lid gekozen van de Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Zij bleef actief lid tot 1983, toen zij bedankte vanwege haar ‘alleen maar passieve aanwezigheid’. Dat was inderdaad niets voor haar. Liever trad zij terug uit een gezelschap dat haar zeer nauw aan het hart lag, dan dat zij er geen actieve bijdrage meer kon leveren.
Het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd was niet het sein om stil te gaan zitten. Al op 28 juli 1970 accepteerde zij het verzoek om zitting te nemen in de Provinciale Commissie Zuid-Holland van de Bond Heemschut. Van 1972 tot haar terugtreden uit deze commissie in 1975 vertegenwoordigde zij Heemschut in de Adviesraad voor de Binnenstad (van Leiden). Meer beslag op haar tijd legde het adviseurschap voor het Hoogheemraadschap van Rijnland inzake de reorganisatie van het oud-archief. Op verzoek van de dijkgraaf, mr. F.M.A. Schokking, beschreef zij in een rapport hoe de organisatie en de inrichting van een speciale afdeling van het hoogheemraadschap, die belast zou zijn met het beheer van de oude archieven, er volgens de Archiefwet 1962 en het Archiefbesluit 1968 uit zou moeten zien. De jongste inzichten op het gebied van materiële verzorging en functionaliteit van archieven, alsmede haar toekomstvisie ten aanzien van archivering en gebruik zijn erin verwerkt. Sedert het rapport in maart 1972 verscheen, zijn de diverse voorstellen successievelijk uitgevoerd. Annie Versprille bleef de ontwikkelingen op de voet volgen. In 1975 meende zij dat aan haar adviseurschap een einde kon komen. Inmiddels had zij zitting genomen in de redactie van het gedenkboek van Ars Aemula Naturae Leids Kunstlegaat, dat in 1974 verscheen. Op verzoek van het gemeentebestuur van Leiderdorp bekleedde zij het voorzitterschap van een commissie die een gedenkboek van deze gemeente moest uitbrengen en die tevens de redactie voerde. Leiderdorp aan jaagpad en snelweg. 1200 jaar wonen verscheen na twee jaar voorbereiding in 1979. Voor beide boeken schreef zij tevens een artikel. Ook anderszins zette zij haar publicatiereeks voort, laatstelijk in 1995, toen zij een tipje | |
[pagina 143]
| |
van de sluier oplichtte van haar functioneren tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Annie Versprille heeft met groot doorzettingsvermogen weten te bereiken wat zij heeft bereikt. De doelen die zij zich stelde, hield zij voor ogen, ook als de realisering ervan ver weg leek. Eenmaal gemeentearchivaris, was zij zich er sterk van bewust een functie te bekleden in een mannenwereld. Zij ging die uitdaging aan. Tot het volstrekt ouderwets was, noemde zij zich uitdrukkelijk mejuffrouw, waarmee zij wilde aangeven dat zij als ongehuwde vrouw haar mannetje stond. Annie Versprille was een geziene en gewaardeerde persoonlijkheid, gezien om wat zij tot stand gebracht had, gewaardeerd door degenen die haar hadden leren kennen als een warme persoonlijkheid met grote belangstelling voor de mensen om haar heen. Het kan niet treffender worden geïllustreerd dan door de uitzonderlijk grote belangstelling bij de crematie van deze negentigjarige. Oude en jonge vrienden en bekenden begeleidden haar massaal op haar laatste tocht.
r.c.j. van maanen | |
[pagina 144]
| |
Voornaamste geschriftenEen beknopte bibliografie is opgenomen in Leids Jaarboekje 88 (1996) p. 60-61. Een volledige bibliografie bevindt zich in de bibliotheek van het Leids Gemeentearchief. |
|