Frans Kellendonk-prijs 1996
Dankwoord door Benno Barnard
Enkele dankbetuigingen
Primo, dames en heren, ben ik natuurlijk de jury erkentelijk - zowel voor de toekenning van de Kellendonk-prijs zelf als voor haar rapport, waarin zij mijn lauwering in smaakvol proza verantwoordt. Datzelfde rapport geeft trouwens ook blijk van een pertinente en zinnige kijk op Het gat in de wereld. Ik ben verguld. Ik dank jullie.
Secundo wil ik ook Leo van Maris bedanken, secretaris van deze onwaardeerlijke instelling, die mij enkele weken geleden telefonisch van mijn bekroning op de hoogte stelde. Op het moment dat het toestel rinkelde, zat ik al geruime tijd over mijn belastingformulier gebogen, en dat in wassende ongerustheid. Zoals u zult begrijpen bood Leo een even verrassende als radicale oplossing voor mijn fiscale kommer. Ja, dat was een alleraardigst gesprek! Pas na afloop drong het tot mij door, dat de Stichting Frans Kellendonk Fonds, de gulle financier van mijn prijs, dus eigenlijk de Belgische fiscus mijn lauweren had omgehangen.
Tertio. Natuurlijk is het ook heel wel mogelijk mijn werk anders te interpreteren dan deze jury heeft gedaan. Het zal sommigen onder u wellicht niet zijn ontgaan, dat ik vorige week vrijdag in NRC Handelsblad in een ingezonden brief van antisemitisme werd beschuldigd. Nun haan ikh nie im lebe nie keyn zind geton, om mij maar in het Jiddisch uit te drukken, dus u zult zich mijn verbijstering wel kunnen voorstellen - die nog aanzwol toen ik van de redactie van het Cultureel Supplement vernam, dat de auteur van de bewuste brief, een zekere Daniël Meyer, antropologie doceerde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Wel godverdomme! dacht ik. Vroeger kreeg je op de lagere school een cijfer voor het vak ‘begrijpend lezen’; tegenwoordig mogen aan Hollandse universiteiten mensen lesgeven die dat vak nooit met vrucht hebben gevolgd - ja, dan kun je die universiteiten inderdaad net zo goed verengelsen... O tempora, o mores!... Terwijl ik nog bezig was deze en andere bezwaren tegen de geest der eeuw met godslasteringen te doorspekken, ontving ik een brief, eergisteren was dat, die als volgt luidde: ‘Beste Benno Barnard, trekt u zich toch niets aan van die ingezonden-brief-schrijver. Sommige joden zien kans in elke niet-jood wel een antisemiet te zien.’ Volgden nog enkele vriende-