De vader maakt de oudste herinnering van de zoon apocrief- een domineeskinderenwoord voor een bekend probleem: is het een eigen herinnering of de herinnering aan een herinnering van de vader? De vertellingen van de vader - over het veld waarin Ruth haar efa gerst oplas op het stramien van een korenveld van Van Gogh - hebben de beeldende kracht van een schilderij. De dorpskinderen begrijpen er echter weinig van, de orde in de klas gaat teloor maar de zoon zit om twee redenen gekluisterd aan de bank.
Die zoon is al in de schoolbanken de exegeet van de gedichten van de vader. De vaderlijke macht, even zachtaardig als alomvattend, was slechts op één manier te breken: ‘door hetzelfde anders te doen, door mijn gewicht groter te maken dan het zijne.’ Wat een geluk voor Barnard dat zijn vader een dichter was onder pseudoniem.
Dat is de ene pool, Europa is de andere. Europa is zijn krachtcentrale, zegt Barnard ergens. Als hij in Amerika verblijft, sterft hij nagenoeg van heimwee naar Europa. De spanning tussen de polen wordt gevoed door zijn opvoeding, door de overtuiging dat de bijbel een boek van poëzie is, dat poëzie met godsdienst te maken heeft en dat godsdienst hier het christendom is. ‘Voor zover mijn wereld überhaupt een centrum heeft, is dat vanzelfsprekend het Europa van mijn ouders en voorouders: dit gematigde, schemerige schiereiland onder de regen, bewoond door neurotische volkeren en bestierd door een ten dode opgeschreven god.’
Een perifere taal, norse obers, kettingrokende vrienden, asfalt en benzinestank, ironie en melancholie, dat alles is Europa. Barnard moet niets hebben van de natuur, ‘de stupide, geschiedenisloze herhaling van alles’, ‘een Hades voor een stadsmens’. Hij heeft evenmin veel op met schoonheid. Een museum maakt hem onrustig: ‘al die goede smaak, uitgesmeerd over de wanden van de musea, verdraag ik helemaal niet: ik word zelf zo lelijk.’ De trefwoorden voor de beschrijving van zijn karakter zijn: ‘trots, misantropie, hunkering, angst, voyeurisme’.
Maar bestaat er wel zoiets als een karakter? Barnard leidt een verliteratuurd bestaan, zoveel is zeker. Op één pagina kan men vele verwijzingen naar en verhulde citaten van collegadichters tegenkomen. Een van zijn zekerheden is het inzicht ‘dat mijn ik een almaar veranderend iets is, uitgerust met een paar erfelijke constanten.’ Maar tot het eind speelt hij het postmoderne spel niet mee. De deconstructie van romans tot louter lucht