Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1994
(1994)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
Kapitein Westerling (1919-1987): leven en werk van een militair avonturier
| |
[pagina 20]
| |
in het pantheon van historische figuren. Dat zou dan meteen een vorm van nationale ‘verwerking’ zijn, waarover men tegenwoordig zoveel hoort. De oorlog in Indië wordt op dit moment vooral gezien als een ‘onverwerkt trauma’. Therapeuten staan klaar om het volk door middel van nationale inkeer en boetedoening naar een zuiver geweten en, zoals het heet, een ‘zuiver geschiedbeeld’ te voeren.Ga naar eind3 Journalisten, schrijvers, veteranen en therapeuten struikelen over elkaar in hun ijver het trauma, elk op zijn eigen wijze, uit de wereld te helpen. Zo beleeft het Nederland van de jaren negentig kennelijk zijn verleden. Ik, voor mij, heb het niet zo op dat trauma, en al helemaal niet op de openbare verwerking ervan. In plaats daarvan wil ik mij hier verdiepen in de carrière van Westerling, zijn ervaringen in Indië tussen 1945 en 1950 en het beeld dat hij er zelf van heeft gegeven in zijn memoires en wil ik ten slotte nog iets opmerken over de aard van die oorlog. Het zal gaan over de inhoud en de stijl van het geweld en over de specifieke historische omstandigheden waarbinnen Westerling functioneerde en die hem de kans hebben geboden zich te ontwikkelen tot wat hij werkelijk was, namelijk een vrije ondernemer in het geweld. Toen Westerling naar Europa terugkeerde, in 1950, was hij eenendertig jaar oud. Hij had zijn carrière achter zich, en in zekere zin zijn leven ook. Wat nog zou komen was in feite een langgerekte persoonlijke crisis, werkeloosheid en het ontbreken van een levensdoel. Hij werd omgeven door hele zwermen duistere figuren, meestal van extreem rechtse snit, soms doodgewoon onderwereld, die hem met succes voor hun karretje wisten te spannen.Ga naar eind4 Politiek naïef als hij was, ging hij op elk aanbod in; ook en vooral omdat hij geld nodig had. Korte tijd ging hij in zee met de Stichting Door De Eeuwen Trouw en de beweging van de Republiek der Zuid-Molukken. Van augustus 1950 tot april 1952 woonde hij grotendeels in Brussel, maar dat belette hem niet vandaaruit aan het politieke leven in Nederland deel te nemen. Zijn ‘vrienden’ organiseerden drukbezochte publieke bijeenkomsten overal in het land, waar het rumoerig toeging, en waar de stem van Westerling via een bandrecorder te horen viel. Het hele gebeuren werd nauwgezet vastgelegd door de Binnenlandse Veiligheids Dienst, die hem zelfs in Brussel en later in Nederland tot in het begin van de jaren zestig van dag tot dag schaduwde. Door een groot deel van het publiek ademloos bewonderd, werd hij door politiek Den Haag echter vooral beschouwd als staatsgevaarlijk. Westerling ontleende zijn reputatie als vechtersbaas aan de vijf bewo- | |
[pagina 21]
| |
gen jaren die hij in Indië had doorgebracht. Hij was daar commandant van het Depot Speciale Troepen (dst), later Korps Speciale Troepen (kst). Het was een vrijwel geheel uit Ambonezen, Menadonezen en Indo-europeanen bestaande commando-eenheid, bestemd voor ‘speciale acties’. De commando-formule was een vrucht van de Tweede Wereldoorlog. Toen werden voor het eerst in Engeland commando-eenheden opgericht voor actie in het door de Duitsers bezette gebied. In de laatste twee oorlogsjaren kwamen ze ook in Azië in actie tegen de Japanners. Commando's waren vanaf het begin omgeven met een sfeer van mysterie, durf en waaghalzerij. Het woord commando lag op ieders lippen. Militairen als David Stirling, oprichter van de sas, en Orde Wingate, die met de legendarisch geworden Chindits in Birma vocht, werden beroemdheden. Ook Nederland richtte in de oorlogsjaren speciale troepen op, het Korps Insulinde, op Ceylon, dat geheime acties in bezet Sumatra uitvoerde. Uit restanten van dit korps is later het dst voortgekomen. Westerling heeft de commando's aangevoerd van juli 1946 tot november 1948. In die periode zijn ze vooral in actie gekomen in Celebes en in West- en Midden-Java. Het merendeel van de acties bestond uit het pacificeren van door de Nederlandse troepen veroverd gebied. Wanneer de gewone troepen het Indonesische verzet niet langer de baas konden, werden de ‘speciale troepen’ ingezet. Zij kregen van de legerleiding de opdracht zo'n gebied koste wat kost te zuiveren van guerrilla-activiteit. Ze hadden een ruime volmacht en mochten meer dan andere troepen. Men zou Westerlings ‘speciale troepen’ dus mogen beschouwen als een soort reserve, voor als het echt moeilijk werd. In Zuid-Celebes moest het dst een revolutionaire opstand neerslaan, die het functioneren van het Nederlandse bestuur onmogelijk maakte. Het was Westerlings bekendste wapenfeit. Het was daar dat hij - met volledige instemming van de legerleiding - zijn eigen methode van contra-guerrilla toepaste. Met kleine eenheden werd een verdachte kampong in de nacht omsingeld; bij het aanbreken van de dag werd de kampong overvallen; de bewoners werden bijeengedreven; personen die bewapend waren, werden beschouwd als guerrillastrijders en meteen doodgeschoten; aan de hand van een lijst met namen werden andere verdachten opgepakt en voor verhoor meegenomen; huizen waarin wapens werden aangetroffen werden in brand gestoken; ten slotte werd uit de mannelijke inwoners een soort kampongpolitie geformeerd, die verantwoordelijk werd gesteld voor de ordehandhaving. Op deze manier lukte het in enkele maanden tijds de rust - althans voorlo- | |
[pagina 22]
| |
pig - te herstellen.Ga naar eind5 Toen hij met zijn korps terugkwam op Java, maart 1947, werd hij bejubeld: de reputatie van ‘de Turk’ - Westerlings bijnaam - was gemaakt! Hoe kwam hij aan die naam? Aanvankelijk werd nog wel eens gedacht dat hij die bijnaam had gekregen omdat Turken nu eenmaal bekendstonden als een ruw en vechtlustig volkje. Maar het lag anders. Hij was opgegroeid in Turkije, in Istanbul, waar zijn familie al minstens vijf generaties lang woonde. Zijn voorvaderen waren er werkzaam als winkelier en handelaar, waren getrouwd met Griekse of Italiaanse vrouwen, spraken alle talen die men in Pera, de wijk van Istanbul waar de buitenlanders woonden, kon horen, behalve Nederlands. Ook Raymond sprak nauwelijks Nederlands. De oudste documenten die ik over de familie kon vinden dateren van 1742, toen Alexander Westerling betrokken was bij een handelstransactie. Raymond groeide op in Istanbul, bezocht de Franstalige jezuïetenschool St. Joseph (hij sprak vloeiend Frans), en leidde een onbezorgde jeugd, als we de Mémoires mogen geloven. Hij toonde zich op militair gebied vroeg begaafd, was reeds op zevenjarige leeftijd een voortreffelijk schutter en vervaardigde op dertienjarige leeftijd eigenhandig zijn eerste explosieven, waarmee hij de tuinmuur van de ouderlijke woning wist op te blazen.Ga naar eind6 Op eenentwintigjarige leeftijd meldde hij zich voor de Nederlandse militaire dienst en werd ingedeeld bij de Prinses Irene Brigade in Engeland. Daar kreeg hij de kans een Engelse commando-opleiding te volgen. Hij doorliep alle commando-cursussen met groot succes, en daarna deed hij de meeste nog een keer. Voor alle zekerheid. Hij was dus een enthousiast commando en werd spoedig benoemd tot instructeur. Als sergeant-majoor belast met instructie van commando's heeft hij de rest van de oorlog doorgebracht. In begin 1945 heeft hij Nederlandse ovw'ers getraind in Noord-Brabant, waar hij overigens door de inslag van een V i ernstig gewond raakte. Hoewel hij dubbel en dwars getraind was, heeft hij tijdens de oorlog het slagveld - overigens tot zijn spijt - niet van dichtbij gezien. Na de Duitse capitulatie nam hij dienst in het knil. Hij was echter nog niet in Azië gearriveerd of Japan gaf de strijd op. Het zat hem niet mee! Spoedig bleek echter dat de bevrijding in Azië geen echte bevrijding was. In Indonesië brak de revolutie uit; de Nederlanders bleven opgesloten in de kampen en liepen opnieuw gevaar. In september 1945 werd hij in Medan gedropt, waar toen nog maar een klein groepje Nederlandse officie- | |
[pagina 23]
| |
ren zat, dat de taak had contact te leggen met de geïnterneerde Nederlanders, alles te doen om hen te evacueren, en verder de machtsovername door het Nederlandse gezag voor te bereiden. Westerling kreeg de opdracht een inheemse politiemacht op te richten uit Ambonese ex-knil-militairen, en met dit politiekorps de orde in Medan te handhaven. Deze periode is beslissend geweest voor zijn carrière. De omstandigheden waaronder hij moest werken waren chaotisch. Ook in Medan won de nationalistische beweging aan kracht, wat gepaard ging met een explosie van geweld en een golf van terreuraanslagen op Nederlanders, Chinezen, Indo-europeanen en Indonesiërs die met de Nederlanders samenwerkten. Plunderingen, ontvoeringen, moordaanslagen namen van week tot week in aantal toe, zoals trouwens overal elders op Sumatra en Java. Westerling begon met zijn politiekorps op eigen houtje tegen de terroristen op te treden. Hier ontwikkelde hij de methode die hij later op Celebes en elders opnieuw zou toepassen. In drie opzichten is zijn Sumatraanse periode van beslissend belang geweest: hij ontwikkelde zijn eigen aanpak, een vorm van contraterreur, bestaande uit kleinschalige, gewelddadige actie tegen de terroristen en de kampongs waarin zij zich schuilhielden, met als argument dat het erom ging de goedwillende bevolking te scheiden van en te beschermen tegen de terroristen. Ten tweede, hij kon dat doen zonder veel controle van bovenaf; zijn superieuren steunden hem, zolang de acties succes opleverden. En ten derde, hij voerde zijn privé-acties uit met hulp van de Ambonese politieagenten; hiermee werd de verbinding tussen hem en de Ambonezen, Nederlands fanatiekste en tot excessief geweld geneigde bondgenoten in Indië, gelegd. Het succes op Sumatra maakte hem overmoedig en extreem overtuigd van zichzelf. Het leerde hem dat je pas succes kon hebben als je buiten de militaire hiërarchie om, op eigen houtje, naar eigen inzicht en vooral: doortastend opereerde. Met het Depot Speciale Troepen, waarvan hij in juli 1946 commandant werd, is hij vele malen in actie gekomen. De principes van ‘Sumatra’ kwamen daarbij goed van pas. Spoedig bleek echter, wat ook in Sumatra al aan het licht gekomen was, dat Westerling weliswaar een voortreffelijk instructeur was, maar daarmee nog geen goed officier en leider van de troep. Onder zijn aanvoering liep het met het Korps al snel uit de hand. Het Korps begon zelf trekken aan te nemen van een Indonesische guerrilla-groep. Daarmee was het wel een voorbeeld van succesvolle aanpassing aan de strijdwijze van de tegenstander, maar dat was nu ook weer niet de | |
[pagina 24]
| |
bedoeling. Generaal Spoor zag zich uiteindelijk genoodzaakt Westerling te ontslaan als commandant. Hij deed dat met tegenzin; bij de legerleiding overheerste de opvatting dat het Korps onder Westerling ondanks alles aan zijn militaire doel had beantwoord: het had de orde hersteld in gebieden waar de terreur onbeheersbaar was gebleken voor de gewone legereenheden. De negatieve effecten in de publieke opinie en onder de rest van de troepen begonnen echter steeds meer gewicht in de schaal te leggen. Westerling moest gaan en een andere, meer professionele officier moest het Korps zuiveren en disciplineren. Westerlings rol was echter nog niet uitgespeeld. Vanaf eind 1949 begon de legendevorming rond zijn persoon groteske vormen aan te nemen. Het gerucht ging dat hij als privé-persoon de aanvoerder was van een eigen leger, genaamd apra, Angketan Perang Ratu Adil, ofwel: ‘het leger van de rechtvaardige vorst’. Westerling verschijnt hier in de gedaante van de door de Javaanse bevolking langverwachte messias, de rechtvaardige vorst, van wiens komst in de Javaanse mythologie en volksverbeelding al eeuwen lang sprake was. Het bijzondere van die rechtvaardige vorst was dat hij volgens de overlevering uit het Ottomaanse rijk zou komen, uit Istanbul. Kon het mooier? Met zijn eigen leger zou hij recht en orde herstellen en de gewone man beschermen tegen de terreur die in West-Java in die jaren een enorme omvang had aangenomen. De beweging van de rechtvaardige vorst bestond niet echt. Belangrijker was dat hij door journalisten en politici, zowel Nederlandse als Indonesische, wel degelijk serieus genomen werd. Op 23 januari 1950 lanceerde hij onverwacht een aanval op Bandung met Ambonezen van de Speciale Troepen, die hem door dik en dun trouw waren gebleven en nu met open ogen in de val liepen. Het was een operette-achtige vertoning, die overigens wel aan bijna honderd mensen het leven kostte, een Köpenickade, of om met Springer te spreken: even viel Westerlings ‘Napoleontische slagschaduw over West-Java’.Ga naar eind7 Lang genoeg overigens om Westerling een onverwoestbare reputatie te geven als waaghals, die de Indonesiërs toch maar mooi te kijk had gezet. Dan nu Westerlings eigen visie, zijn eigen waarheid. In 1952 werd Mijn Mémoires... gepubliceerd, compleet met celineaanse puntjes. Dertig jaar later verscheen Westerling, de Eenling, uitgegeven door de bekende uitgeverij Spoor te Amsterdam. Beide boeken bevatten een rechtvaardiging van zijn aanpak in Indië en gaan uitvoerig in op de episode in Sumatra, 1945-1946; Celebes, 1946-1947, en de apra-coup, januari 1950. Het | |
[pagina 25]
| |
laatstgenoemde boek, De Eenling, bevat echter veel meer feitelijke gegevens, namen, illustraties en documenten. De toon waarop het geschreven is, is anders: veel meer bravoure, veel meer de sfeer van de legendarische commando, meer snoeverij, meer sterke en af en toe macabere verhalen over staaltjes krachtpatserij en vooral veel dialogen. Maar daarnaast bevatten beide boeken toch ook een zakelijke analyse van hoe een oorlog tegen guerrillastrijders gevoerd kan of moet worden, welke dilemma's dat met zich meebrengt, wat het effect van zo'n oorlog is op ‘gewone’ troepen. De boodschap is: terreur bestrijd je met contraterreur. Beide boeken zijn overigens niet door Westerling zelf geschreven. Hij heeft ze ‘verteld’, gedicteerd zou te veel gezegd zijn. Het eerste, de Mémoires, is het interessantst. Dit is tot stand gekomen toen hij in Brussel woonde in 1950 en 1951, min of meer in ballingschap, uit angst dat hij in Nederland gearresteerd zou worden. Hoe het boek precies tot stand is gekomen, is moeilijk te reconstrueren, maar op basis van archiefmateriaal ben ik geneigd te denken dat het boek vooral het werk is van de duistere, rechtse jonkheer R. Groeninx van Zoelen. Hij was een trouwe bezoeker van Westerling en organiseerde allerlei contacten voor hem in Nederland. Groeninx was berucht in politiek Nederland, omdat hij kwetsende persoonsgerichte campagnes voerde tegen bijvoorbeeld minister Van Kleffens en Hirschfeld; ook had hij eens de journalist Van Blankestein met een vuistslag geveld, reden waarom hij altijd de ‘bekende pugilist’ van Zoelen werd genoemd. Het boek is Westerling overigens min of meer ontstolen. Uitgeverij Opera Mundi heeft het zo behendig mogelijk geëxploiteerd; Westerling zelf heeft er weinig geld van gezien. Het verscheen vrijwel gelijktijdig in het Frans, Engels en Duits: Mes Aventures en Indonésie (Parijs 1952); Challenge to terror (by Raimond Turk Westerling, Londen 1952); Ich war kein Rebell (Wenen 1953). Westerling, de Eenling is een vertaling en bewerking van een Frans boek. De Franse journalist Dominique Venner publiceerde in 1977 Westerling, Guérrilla Story. Vrienden van Westerling hebben het vertaald en van documenten en foto's voorzien en in 1982 gepubliceerd. Bij uitgeverij Spoor, zoals gezegd. Die bestond natuurlijk niet; het was een uitgave in eigen beheer, maar de naam Spoor benadrukte nog eens de mythe dat Westerling een speciale band met generaal Spoor had. Hij deed het altijd voorkomen alsof hij een vertrouweling van Spoor was, die door hem met speciale taken werd belast. Het is een vast onderdeel geworden van de beeldvorming in de media over beide militairen, maar het slaat nergens op. | |
[pagina 26]
| |
Dit aspect wijst er al op dat beide boeken een vrijwel onontwarbare kluwen van feit en fictie, Wahrheit und Dichtung, zijn. Ze vormen een web van sterke verhalen, fantasie en grootspraak. Ze beschrijven een aantal krijgsgebeurtenissen, maar of vaag, of nogal geromantiseerd. Alleen archiefonderzoek kan uitwijzen naar welke gebeurtenissen deze verhalen verwijzen. Ik heb beide boeken aan zo'n vergelijkend onderzoek onderworpen en mijn ervaring is, dat ze wel degelijk verwijzen naar gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden, maar verpakt in een gedeeltelijk verzonnen, sterk aangedikte en verdraaide context. Momenten die pijnlijk voor hemzelf zijn, zoals zijn ontslag bij de Speciale Troepen in 1948, worden verzwegen of totaal anders voorgesteld. Als bron voor kennis van de militaire geschiedenis van Indië in deze jaren zijn ze dus niet zonder voorkennis en nader onderzoek te gebruiken. Beide boeken bevatten vooral een rechtvaardiging van zijn optreden; zijn aanpak kwam neer, zoals gezegd, op de bestrijding van terreur met contraterreur. Westerling geeft een tamelijk consistente beschrijving van zijn aanpak en de gedachte die eraan ten grondslag ligt. Hier legt hij de vinger op de zere plek en brengt hij tamelijk overtuigend het dilemma waarvoor de Nederlandse troepen zich geplaatst zagen onder woorden: hoe een guerrilla-oorlog te laten voeren door een leger dat vooral gericht is op een conventionele oorlog? Wat Westerling hierover schrijft bepaalt onze aandacht bij het soort oorlog dat de Nederlandse troepen in Indonesië moesten voeren, waarvan we ons de ware aard nog steeds onvoldoende realiseren. Het was een oorlog van de sterke tegen de zwakke, en dat is een oorlog die ‘smerig’ is per definitie. Het sterke Nederlandse leger kon twee dingen doen in de strijd tegen het zwakke Indonesische, maar allebei zouden ze tot de ondergang leiden. Het kon de terroristische strijdwijze van de Indonesische guerrilla negeren, maar dan zou het moreel van de Nederlandse troepen onvermijdelijk inzakken en was de nederlaag onafwendbaar. Het kon wèl op die strijdwijze ingaan (en dat deed het), maar dat kon alleen met kans op succes worden uitgevoerd als men zijn toevlucht nam tot hardheid, wreedheid en exces; deze benadering zou echter op den duur het moreel en vooral de discipline ondermijnen, leiden tot ruzies tussen de legeronderdelen onderling, het vertrouwen van de mannen in hun officieren aantasten, en uiteindelijk leiden tot de ineenstorting van de wil tot vechten en tot een algemeen defaitisme. Dan zouden de militairen niet meer geloven in de oorlog die ze moesten voeren. Dat is precies wat de Neder- | |
[pagina 27]
| |
landse troepen in Indië in die jaren is overkomen. Een laatste middel om toch nog succes te behalen was de inzet van Speciale Troepen. De troepen dus die Westerling de eer had aan te voeren. Maar die formule kon alleen werken als aan de volgende condities werd voldaan: handhaving van een strikte discipline en zelfcontrole van deze troepen; zij vooral mochten zich volstrekt niet laten provoceren. Dan: de totale beheersing van de inlichtingen en informatiekanalen. En ten slotte, zoveel mogelijk optreden in het geheim, zodat de publieke opinie er niet van op de hoogte raakte en zich ertegen kon keren. Het was hier dat Westerling, als commandant van zo'n speciale eenheid, vooral faalde. Uit wat hiervoor is gezegd blijkt waarom. Het Korps Speciale Troepen was geen professioneel commandokorps; Westerling was geen professionele commando-officier. Het korps trad onder zijn leiding niet gedisciplineerd op en bovendien trok Westerling al vanaf het begin zoveel publiciteit dat alleen daardoor al effectieve inzet ervan onmogelijk was geworden. De eenzijdig etnische samenstelling, vrijwel alleen Ambonezen, voor wie de ondergang van de koloniale orde gelijkstond met de eigen ondergang als geprivilegieerde groep, werkte bovendien als een boemerang. De persoon van Westerling heeft ten slotte veel bijgedragen tot het falen. Met zijn hang naar actie en avontuur, met zijn neiging tot overmoedig solo-optreden en zijn voortdurend mythologiseren, was hij te weinig militair en te veel avonturier. |
|