Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 1993
Advies van de commissie voor schone letteren
Aan het eind van Jachtscènes, in het allerlaatste gedicht, wordt het leven niet langer beschouwd vanuit het gezichtspunt ‘van de dood die ons nazit, zwavelig / in de nek ademt, met wie wij vechten tot wij verliezen’. Maar echt van harte gaat het innemen van een ander standpunt niet. Het moge dan uiteindelijk niet onmogelijk zijn het leven te zien als ‘een lijn op het strand, een strook stevig zand / waar het goed blootsvoets lopen is’, maar daar slaag je alleen in als je aan de kant van de levenszee heel wat gevaren opzettelijk over het hoofd weet te zien, zoals daar zijn de stand van de zon, de ‘gang van wolken in vochtige lucht, de rol van zout’. Het leven deugt niet want drijft ons de dood in, maar oogkleppen, zichzelf opgelegde beperkingen kunnen anders, en voor even beter, doen vermoeden. Dreigingen blijven dan ongezien. Zo blijft Anna Enquist toch bij haar visie die in de negenendertig gedichten die aan het laatste voorafgaan, zo krachtig beleden wordt: voor wie de ogen openhoudt is het leven een maskerade, waarbij ‘Men danst om niet te schoppen, haakt / de armen in elkaar om niet te slaan’.
Het terrein waarop Enquists poëzie zich bij uitstek en het gemakkelijkst begeeft, is er één dat merkwaardig genoeg weinig betreden wordt, hoewel er toch heel wat kan omgaan. Het is de kleine kosmos, met inbegrip van hemel en hel, van het huwelijk en, bij uitbreiding, van het gezin. In dat knooppunt, met vertakkingen naar de ouders, bevindt zich de centrale figuur van het poëtisch spinneweb, wetend dat:
[...] Ieder op eigen wijs,
hanteert de klont van trouw
en veiligheid en ergernis
zoals we al konden lezen in haar debuut Soldatenliederen. Zij hanteert wie haar lief en dierbaar maar soms ook zo vreemd zijn, zoals een weggroeiende moeder die tevens werkende vrouw is die het allemaal maar moet zien te rooien, omgaat met ouder wordende kinderen en ouders. Daarbij is ze zich ervan bewust - want zelfspot is deze poëzie gelukkig niet vreemd - dat ‘deze moeder’ het hier ‘niet gezellig’ maakt, want zo is ze niet en zo kan ze niet zijn.