In zijn werk sluit de auteur zich aan bij een in het buitenland bestaande traditie van onderzoek naar hofcultuur en mecenaat; in dit verband dient de naam Joachim Bumke te worden vermeld, wiens Mäzene im Mittelalter (1979) van baanbrekende betekenis was. Van Oostrom behandelt deze thema's echter op een eigen wijze; zijn onderzoek betreft een ander gebied - de Noordelijke Nederlanden - en een latere periode dan waarop Bumke zich richt.
Van Oostroms werk draagt zeer duidelijk het kenmerk van een interdisciplinaire benadering. De literatuurgeschiedenis wordt nauw gerelateerd aan andere velden: dat van de politieke geschiedenis, de riddercultuur, de huwelijks- en liefdescultuur en de theologie. Hierdoor wordt de literatuur volop geplaatst in het leven van de tijd en worden de verschillende aspecten in hun wisselwerking op interessante wijze doorlicht.
Het boek van Van Oostrom getuigt van een diep respect voor Huizinga's Herfsttij der Middeleeuwen, maar is in vorm en inhoud toch geheel anders: hier geen herfsttij, maar veeleer een overgang van een oude, zij het nog levenskrachtige, naar een nieuwe wijze van denken en beleven. Het werk heeft een sterke compositie en getuigt van een zorgvuldige analyse van de bronnen en een goede beheersing van de relevante literatuur op uiteenlopende terreinen. Het is niet alleen voor de vakgenoten geschreven, maar ook voor een breed publiek, in een heldere, levende, soms lichtvoetige stijl. De commissie ziet Het woord van eer als een moedig en stimulerend boek; in de beste zin van het woord cultuurgeschiedenis, en gezien zijn kwaliteiten bij uitstek in aanmerking komend voor de toekenning van de Dr. C.J. Wijnaendts Francken-prijs.
dr. J. van den Berg, dr. A. Th. van Deursen (voorzitter), mw. dr. M.E.H.N. Mout, W. Otterspeer, dr. J. Trapman