de literaire biografie, als zin kunnen zien dat deze een auteur, die op enige wijze in het verleden zijn stempel op de literatuur heeft gedrukt, weer doet herleven en zo de bedding van de contemporaine literatuur verheldert. Want de taak van een literair biograaf lijkt me vooral deze: proberen duidelijk te maken hoe een bepaald leven tot bepaalde werken heeft geleid, of omgekeerd. Hoe de tijd, de gaven en de wil een auteur gemaakt hebben tot wat hij is. En ook - o vloek voor mijn oude universitaire milieu - hoe werk en leven met elkaar verbonden zijn. Dat geldt zeker voor Jef Last. Zijn leven, zijn ideeën transponeerde hij vrij direct in zijn werk. Een hoger literair doel, de perfecte komma, de mooie zinswending interesseerden hem in eerste instantie niet zo, al veranderde hij later van opvatting onder invloed van André Gide. Maar dat leven! De criticus van Trouw, Van Doorne, schreef bij zijn dood in 1972: ‘Een markant figuur, een non-conformist. Zijn hele leven was een en al avontuur. Begaafde, late romanticus, hartstochtelijk de vrijheid en gerechtigheid toegedaan. Een zwerver, een grillig mens en niet altijd gemakkelijk mens. Zijn persoon trok meer aandacht dan zijn werk.’ Ach, het is maar hoe je het ziet. Zijn romans Zuiderzee en Marianne, zijn brieven uit Spanje, gebundeld onder de titel De Spaanse tragedie waren zowel in Nederland als daarbuiten zeer bekend. Zijn boek over Van der Lubbe, Kruisgang der jeugd was nog een leidraad voor provo's. Zijn reportages in boekvorm over Japan, China of Indonesië werden heel veel gelezen. Maar de grote vraag was altijd: is het wel literatuur? Mag je niet van een auteur verwachten dat hij zijn ervaringen en opvattingen meer literair verwoordt? En waarom rommelt die opbouw van zijn romans altijd zo? Kortom, heeft het wel zin om een literaire biografie van zo'n man te schrijven? Zeker. Ik geef dit antwoord voorzichtig, maar meer omdat ik het zo onbescheiden vind te praten over iets wat nog niet gerealiseerd is dan uit twijfel. Last heeft het gezicht bepaald van een soort literatuur dat vooral tussen 1930 en 1940 grote opgang maakte: de sociaal-realistische roman. Het is een constatering en tegelijk een beperking, want dit soort literatuur is dood, passé, wordt onverteerbaar gevonden. Inderdaad: verleden. Ik vraag me wel eens af wat voor soort romans Last geschreven zou hebben nu we in een tijdperk leven waarin geen grote idealen meer te bevechten zijn, waar geen arbeider ooit meer hoofdpersoon is in een boek en waar bisexualiteit voor een schrijver bijna even gewoon is als vroeger syfilis (Maupassant, Goncourt, Gautier). Het is een beperking, maar tegelijk verschaft het zin aan de biografie. Een dergelijke literatuur die geschiedenis geworden is, een man die door zijn ideeën en