Oek de jong, Nicolaas Matsier, Leon de Winter, Frans Kellendonk en Dirk Ayelt Kooiman omgewerkt tot afgeronde essays. In zijn inleiding meent Peeters dat er hier sprake is van een nieuwe stroming in onze literatuur, ‘omdat ze [de genoemde auteurs] de werkelijkheid niet als een vanzelfsprekend gegeven opvatten, die werkelijkheid is er pas op het moment dat ze haar onder woorden hebben gebracht. Dit veronderstelt dat ze zich filosofisch verbaasd hebben over iets waar anderen aan voorbijgaan.’
In zijn essays toont Peeters zich een aandachtig en minutieus lezer die op subtiele wijze de betekenislagen in de besproken literaire werken blootlegt, daarbij steeds toegespitst op de wijze waarop de schrijvers hun persoonlijkheid, hun individuele gedachtenwereld, inzetten bij het vormgeven aan de verbeelding.
Peeters gaat echter verder dan het leveren van interpretaties van de afzonderlijke oeuvres. In zijn slotessay De list van de literatuur plaatst hij de literatuuropvatting én -praktijk van de ‘Revisor-auteurs’ in de literaire traditie van de negentiende en twintigste eeuw: die van naturalisme en symbolisme. Zijn betoog is (wederom) een pleidooi voor de synthese tussen wat tegenpolen lijken: ‘De verbeelding is niet het vermogen dat van de werkelijkheid afleidt, maar er naartoe.’ Voor Peeters is de verbeelding ‘de koninklijke omweg’ die tot een verrassend inzicht in de werkelijkheid voert; het resultaat is: ‘houdbare illusies’.
De jury spreekt haar waardering uit voor de wijze waarop Carel Peeters een nieuwe generatie in onze literatuur heeft ‘begeleid’. Hij heeft bij voortduring getracht hun werk in een literair-historisch perspectief te plaatsen. Peeters' stellingname voor ‘de verbeelding’ heeft tegenstemmen opgeroepen, maar het is juist die stellingname die het debat over de vrijheid van de schrijver, over wat literatuur is of zou moeten zijn, verlevendigt; Peeters' duidelijke uitgangspunten zetten ook anderen tot meningsvorming aan.
‘De verbeelding is niets zonder intensiteit, verlangen, sympathie, intenties en fascinatie’ - met die woorden omschrijft Peeters ‘de taak van de schrijver’, maar ook die van de literair kritikus. Naar het oordeel van de jury voldoet de kritikus en essayist Carel Peeters aan de norm die hij ‘zijn’ schrijvers stelt.
De commissie van voordracht: (w.g.) dr. M.H. Schenkeveld (voorzitter), dr. W. van den Berg, F. de Rover (secretaris).