‘Waarom? Voor wie? Ik ben niet van plan iets ervan te publiceren zo lang ik leef, gesteld dat iemand het uit zou willen geven. Wanneer deze schriften, notitieblocs, losse blaadjes niet verloren gaan komen ze dus later in andermans handen. Het meest waarschijnlijk in die van (mijn dochter) Amanda of eventueel andere kinderen. Ik hoop die kinderen zo op te voeden dat ze niet geschokt zullen worden door wat zij te lezen krijgen.
‘Ik zie voorlopig nog niet hoe - op dit ogenblik is de gedachte dat Amanda dit later lezen kàn (ik zeg niet lezen zàl) mij onaangenaam.
Goed, Amanda dan of mogelijk een vreemde ontcijfert deze honderden bladzijden en komt aan deze regels toe.
‘En gaat verder, leest wat er nu nog niet staat.
‘Voor wie heb ik dit geschreven, zal ik wat volgt schrijven? Toch niet alléen voor mezelf, anders zou ik me op dit moment niet een beetje wonderlijk voelen en zelfs de behoefte hebben die latere lezer te groeten.
‘Ik groet u.
‘Er is dus, zelfs bij een journal intime als het mijne wel degelijk een verlangen tot bestendiging. Dat wil zeggen dat het toch ook wel een literaire kunstvorm is waarin je vaak het beste van jezelf geeft. Het is veel meer dan enkel geheugensteun, vastgelegd materiaal om later te gebruiken.
‘Een dagboek zou alle andere boeken overbodig moeten maken, alle genres in zich verenigen.
‘ ‘Mon coeur mis à nu.’ Daardoor kan de lectuur van dagboeken zo'n genot zijn, men ontmoet er de mensen in zoals ze zijn, in hun kleinheden, hun twijfels. Hun zielsgebreken zijn er niet bemanteld door het rijke gewaad van de grote kunst.
‘Je bent in direct contact.
‘Het komt het dichtst bij een persoonlijke ontmoeting’.
Tot zover deze notitie uit deel vijf. Hetzelfde deel vijf bevat nog een reflexie over dagboekschrijven, of liever over het opgeven daarvan:
‘Aan de ene kant: een dagboek bijhouden is een zware zelf opgelegde last. De andere kant: je voelt je tegenover jezelf tekortschieten wanneer je opgeeft. Hèb je eenmaal opgegeven dan slijt die wroeging snel, vermoed ik. Want niemand zal je van gemakzucht betichten, het opgeven is een geheime zonde waar behalve jezelf niemand weet van heeft’ (29 augustus 1954).