verzorgd: een prestatie, die waarschijnlijk door geen van de legendarische tekstbezorgers uit de negentiende eeuw wordt geëvenaard. In onze dagen pleegt een goed uitgerust instituut er een generatie lang mee bezig te zijn. Alleen al wegens deze uitzonderlijke werkkracht, gericht op één object, een leven lang, verdient De Bruin een bekroning.
De Bruin beperkte zich evenwel niet tot de bijbelvertalingen in het Middelnederlands. Gememoreerd moeten worden zijn studies over de Moderne Devotie en haar geschriften, zoals de recent voltooide reeks bijdragen in het Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis over vrij bewerkte Levens van Jezus, die de funktie daarvan in het leven van de moderne devoten belichten. In dit geheel dient ook zijn belangstelling voor de figuur en het werk van Erasmus, hoewel niet tot deze kringen behorend, te worden vermeld. Als onbetwist hoogtepunt moet de uitgave van De middelnederlandse vertaling van De imitatione Christi van Thomas a Kempis (1954) worden genoemd. In de inleiding daartoe rekent De Bruin voorgoed af met de verwarde opvattingen over auteurschap en bron van deze tekst, die met name in het voetspoor van Jac. van Ginneken waren opgekomen, en toont hij overtuigend aan, dat de monnik van de Agnietenberg de enige auteur is van een werk dat is omschreven als ‘het beste wat wij aan de wereld gaven’. De Bruin laat hier opnieuw de bronnen zelf spreken: hij baseert zich uitsluitend op de teksten als ‘betrouwbare basis voor het opstellen van theorieën en speculaties’ zonder de tekstuele gegevens prijs te geven voor ‘eigen intuïtie’.
Op grond van dit principe onderzocht De Bruin in een aantal bijdragen middeleeuws en zestiende-eeuws ‘verlicht’ christendom, in het bijzonder de vrijgeesten in deze tijden (o.a. Radicaal spiritualisme te Leiden, 1975), en vroeg-reformatorische geschriften als de sermoenen van Niclaes Peeters (ca 1540; 1977) en een spel van zinnen van de hand van Jan van Utenhove (1532), dat op publikatie wacht.
Als universitair docent kon De Bruin moeilijk veel leerlingen trekken: de middeleeuwse spiritualiteit staat in Leiden nu eenmaal op het tweede plan. Des te groter is zijn betekenis in wijder kring. In België en Nederland beschouwt men hem als de kenner bij uitstek van deze materie; in Duitsland dwong hij respect en waardering af bij zijn grote tegenvoeters, Kurt Ruh en diens leerlingen; zijn inleidingen, overzichten van middelnederlandse letterkunde en bijdragen aan lexica, werken door in de wetenschappelijke litteratuur aldaar, getuige zijn bijdragen