Bij de lichtbeelden over Bilderdijk
Door Dr. J. Bosch
Ter inleiding een viertal schilderijen, de dichter voorstellend in verschillende levenstijdperken, respectievelijk door Van Kuylenburg (in 1795) als advocaat van Holland, kort voor de uitzetting; door Hodges (in 1810) in het volle zelfgevoel van de dichter-geleerde, nog onder Hollands Koning Lodewijk; door Van Bree (in 1815) vervallen en met een satirieke trek, na de deceptie van 1813, zijn terzijdelating onder het nieuwe bewind; en, door een onbekende, als oud man, met tulband, zoals hij zijn privatissimum gegeven heeft.
Voorts het schilderij van 's dichters eerste vrouw, Catharina Rebecca Woesthoven, door Hodges geschilderd in 1784, een jaar voor hun huwelijk; en twee portretminiaturen: van zijn tweede vrouw Katharina Wilhelmina Schweickhardt, door de dichter zelf, en van deze, door haar vader Hendrik Wilhelm Schweickhardt vervaardigd, beide uit 1796.
Uit de handschriftencollecties (totaal bijna vierduizend stuks) vervolgens eerst drie curiosa: de oudste ons overgebleven ‘bedrieger’ uit 1771, getekend op hoogstens vijftienjarige leeftijd en vertonende een negental in schijnbare wanorde over elkaar heen geworpen teksten en schetsen, tezamen getuigend van een fabelachtige belezenheid; de oudste rebus-brief aan schoonzuster Elter, waarmee Nic. Beets, Sterck, Margadant en Wille zich vergeefs hebben bezig gehouden en waarvan tenslotte een inmiddels boven water gekomen heldere brief van Willem de volledige oplossing bracht; en de enige nog voorhanden anamorfose, een arcadisch landschapje, getekend naar de door een spiegel vervormde projectie, een spel met optisch bedrog waarbij in dit geval bij uitzondering ook de normale perspectivische voorstelling nog aanwezig is.
Hierbij aansluitend enig ander tekenwerk: het fijne pastelportret van Julius Willem alias Hanenpoot, als ongeveer achtjarig jongetje met hoepel, het zoontje voor wie hij het gelijknamige prentenboek tekende; een potloodtekening van drie spelende kinderen; een dito drievoudig portret (Gedenkboek-1906, plaat vi); een tafereeltje in waterverf; en enkele figuurtjes met pen en waterverf.
Van de gedichten in handschrift de calligrafische en geaquarelleerde versiering van twee van die, beide uit 1796: de Pindarische Ode voor de 20e verjaardag van Katharina Wilhelmina, Op 3 juli (dw x, 90vv) en het ge-