België, de heer J.L. de Roek. Voor het lidmaatschap bedankten 14 leden.
De door de jaarvergadering-1971 gekozen leden namen hun benoeming aan, uitgezonderd de heren R. Kousbroek, H. Pernath, P. Snoek en dr. J.M.P.J. Verstegen.
Door het bestuur werden in de afgelopen periode tot lid van de Maatschappij benoemd: dr. J.G. van der Bend, L.H. Ferrier, dr. W. Grossouw, dr. D. van der Haar, C. van Heekeren, dr. H.R. Hoetink, H. Kalbfleisch, dr. G.H. Kocks, W.D. Kuik, dr. J.J.A. Mooij, dr. H.W. van Os, dr. M.J.F. Robijns, dr. G. Smit, W. Vermeer, J. Waasdorp en dr. H.H. Zwager. Behalve de heer Waasdorp aanvaardden zij hun benoeming.
De door de jaarvergadering-1971 gekozen nieuwe leden in het bestuur en in de vaste commissies verklaarden zich bereid hun benoeming te aanvaarden.
Het bestuur vergaderde vijf maal onder leiding van de voorzitter. Helaas was de secretaresse van de Noordelijke Afdeling niet in de gelegenheid de vergaderingen bij te wonen, terwijl door het overlijden van haar secretaris ook de Contactcommissie voor België niet werd vertegenwoordigd.
De pogingen om de Zuid-Oostelijke Afdeling weer tot aktiviteit te brengen zijn mislukt. Ook de resultaten van het onderzoek naar de mogelijkheden om een Zuid-Westelijke Afdeling op te richten waren negatief. Opnieuw dient met dankbaarheid te worden gewezen op het werk van de heer dr. J. Ploeger, die op uitnemende wijze onze belangen in Zuid-Afrika behartigt.
De toestand van de financiën bleef gezond. Het is meer dan een in een verslag behorende beleefdheid als wij zowel het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen als het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit van Leiden onze dank betuigen voor de verleende financiële hulp. Evenzeer is dank verschuldigd aan de leden van de Commissie van Financiën, die steeds bereid gevonden werden schriftelijk en mondeling de penningmeester bij te staan.
Verheugend is dat de Commissie voor de publikaties er in slaagde de achterstand in de verschijning van het Jaarboek in te lopen. Een woord van dank aan de leden van de Commissie, en in het bijzonder aan haar secretaris, is hier zeker op zijn plaats.
Helaas is er geen nieuws te melden over het Wetenschappelijk Bureau. De instanties die hierbij zijn betrokken blijven beslist welwillend tegenover onze plannen staan, maar het zal, gezien de huidige conjunctuur en