Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1972
(1972)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 292]
| |
Th. F.J.A. Dolk, H.J.M. Ebeling, Jan Emmens, Jan Engelman, J.J. de Gelder, F.W. Grosheide, T.J. Haarhoff, E.J. Haslinghuis, J.M. Jalink, C.J. van der Klaauw, Jef Last, Bertus van Lier, J.C.H. de Pater, Tony de Ridder, Jan de Roek, Felix Rutten, G. Schönle, Peter van Steen, Dirk Verèl, H. van de Waal en H. van Waeyenbergh. De onder punt 2-8 in de beschrijvingsbrief genoemde verslagen werden, na beantwoording van enkele vragen, onveranderd goedgekeurd. De passage over het Wetenschappelijk Bureau in het verslag van de secretaris werd door de voorzitter onderstreept met de mededeling dat hij niet kon nalaten de vergadering deelgenoot te maken van zijn teleurstelling dat nog steeds geen antwoord was ontvangen op ons verzoek van 8 januari 1970. Hij had gehoopt dat dit Bureau tijdens zijn voorzitterschap zijn beslag zou hebben gekregen, maar er bleef hem nu niets anders over dan het vertrouwen dat zijn opvolger het verwachte antwoord zou ontvangen. De heer G. Kamphuis had in Spektator, Tijdschrift voor Neerlandistiek gelezen dat, naar het oordeel van de heer Bob van de Velde, de plannen voor ons Wetenschappelijk Bureau getuigden van een ‘onmiskenbaar gebrek aan planning’, dat we van een planningsloze chaos in een chaotische planning terecht waren gekomen, enz. Hij had, buiten de kring van de Maatschappij, al gehoord dat dit onjuist was, maar hij vroeg zich af of het Maatschappijbestuur daarop moest reageren. Op verzoek van de voorzitter antwoordde de heer dr. G. Borgers dat Van der Velde geen enkele poging heeft gedaan zich te oriënteren over de zaken die hij behandelt. Er is wel degelijk sprake van planning en samenwerking via de Werkgroep voor de Documentatie en de Sectie Nederlands van de Academische Raad. De Raad wil dan ook wel met de heer Van der Velde over deze aangelegenheid praten, maar dan zal laatstgenoemde eerst met behoorlijke argumenten over de brug moeten komen. |
|