Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1971
(1971)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 196]
| |
56 in Zuid-Afrika, terwijl de overigen verblijf hielden in andere landen van Europa of in andere werelddelen. Door overlijden ontvielen ons dit jaar 29 leden. Voor het lidmaatschap bedankten 20 leden. De door de jaarvergadering gekozen leden aanvaardden hun benoeming, uitgezonderd mevr. F. ten Harmsen van der Beek. Door het bestuur werden in de loop van het jaar tot lid benoemd: mevr. Anna Wagner en de heren J. Boets, C. Boschma, Patrick Conrad, E. Eylenbosch, J.W. Groesbeek, B. Kok, C.C. Krijgelmans, L. Peeters, D. Robberechts, J.H. Scheffer, W. Vaerewyck en L. Veydt. Behalve de heren Conrad, Krijgelmans, Robberechts en Veydt stemden zij daarmee in. De door de jaarvergadering-1970 gekozen nieuwe leden in het bestuur en in de vaste commissies verklaarden zich bereid de opengevallen plaatsen in te nemen. Het bestuur vergaderde zesmaal onder voorzitterschap van de heer H.A. Gomperts. De heren dr. A.F. Mellink en J. de Roek, respectievelijk vertegenwoordiger van de Noordelijke Afdeling en van de Contactcommissie van België, woonden alle vergaderingen bij, op twee na. Op deze wijze is een bijzonder nuttig en prettig contact ontstaan. Wij zijn beiden dan ook bijzonder erkentelijk voor hun medewerking. Dat geldt evenzeer voor onze vertegenwoordiger in Zuid-Afrika, de heer dr. Jan Ploeger, wie geen moeite te veel is als het om de belangen van de Maatschappij gaat. De pogingen de Zuidoostelijke Afdeling uit haar slaap te doen ontwaken bleven helaas nog zonder resultaat. Met betrekking tot een op te richten Zuidwestelijke Afdeling kan vermeld worden dat de heer M.P. de Bruin (Middelburg) zich bereid verklaarde zich hiervoor in te spannen. Over de toestand van de financiën kan met een gerust hart gezegd worden dat die goed is. Uitdrukkelijk willen wij uiting geven aan onze erkentelijkheid voor het begrip en de steun die wij ondervinden van de desbetreffende afdeling van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en van het College van Curatoren der Rijksuniversiteit van Leiden. Artikel 51, lid 4 van de herziene Wet vermeldt: ‘Er bestaat eveneens een commissie van advies aangaande de financiën der Maatschappij.’ Het verheugde ons de heren M.D. Frank, Th. H. Lunsingh Scheurleer en mr. G.C. van der Willigen bereid te vinden deel uit te maken van deze nieuw-ingestelde commissie. De door het bestuur benoemde jury voor de Prijs voor de Literaire Kritiek, bestaande uit de heer C.J.E. Dinaux (voorzitter), mevr. dr. M.H. Schen- | |
[pagina 197]
| |
keveld en de heer Ludo Simons, adviseerde de prijs ditmaal toe te kennen aan de heer P.S. de Wispelaere (zie bijlage i). Het bestuur volgde dit advies gaarne op zodat in samenwerking met de Commissie voor de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek de prijs door onze ondervoorzitter, de heer G. Borgers, op 2 april in het Muiderslot kon worden uitgereikt. De Commissie voor de Publicaties is nog steeds bezig de achterstand in de verschijning van het jaarboek in te lopen. Door een cumulatie van werkzaamheden en vertrek uit Leiden zag de voorzitter van deze commissie, de heer dr. P.A.M. Geurts, zich genoodzaakt als voorzitter af te treden. Door het bestuur werd de heer mr. J.R. de Groot als zijn opvolger aangewezen, terwijl de heer E. Braches tot secretaris werd benoemd. Omdat de uitgever van de reeksen Klassieken uit de Nederlandse Letterkunde en de Zwolse Drukken en Herdrukken, W.E.J. Tjeenk Willink nv, thans deel uitmaakt van de Kluwergroep, moest de oorspronkelijke regeling met de eerstgenoemde uitgever (20 procent korting voor onze leden) herzien worden. Wij zijn dankbaar dat ook de Kluwergroep onze leden een korting van 20 procent wil toestaan op bestellingen van delen uit genoemde reeksen. Er is echter één nieuwigheid: de boeken moeten besteld worden bij en betaald worden aan het secretariaat van de Maatschappij. Een steeds terugkerend punt op de agenda der bestuursvergaderingen was het Wetenschappelijk Bureau. Dat er een grote kans bestaat dat wij in staat gesteld zullen worden dit bureau op te richten is mede een gevolg van de steun die wij ondervonden van het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, de Academische Raad en de Afdeling Bevordering Wetenschapsbeoefening van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Wij zijn allen oprecht dankbaar voor hun medewerking. De ledenvergaderingen werden dit jaar gehouden op 16 oktober 1970, 11 december 1970, 15 januari 1971, 18 februari 1971, 19 maart 1971 en 27 april 1971. De eerste vergadering was gewijd aan de vraag, behandeld door de heer dr. I. Schöffer: ‘Waren de mensen vroeger wezenlijk anders door andere sociale en sexuele opvoeding en moraal?’ In de tweede vergadering maakte de heer dr. J.A. Emmens ons deelgenoot van zijn ‘Gedachten over het ontstaan van het genrestuk’, terwijl de heer dr. S.C. Dik in januari sprak over ‘Beginnen: semantische en syntactische eigenschappen.’ De reeks ‘normale’ ledenvergaderingen werd onderbroken door een forum in | |
[pagina 198]
| |
Holiday Inn te Leiden over ‘De methode van geschiedschrijving in dr. L. de Jongs boek: Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog.’ Het forum werd gevormd door de heren dr. I. Schöffer (voorzitter), dr. M.C. Brands, H. van Galen Last, dr. L. de Jong en dr. A.F. Manning. Daarop volgde een openbare vergadering waarbij de heren Ivo Michiels en Jacq Firmin Vogelaar met elkaar en de aanwezigen van gedachten wisselden over ‘De taal van de moderne literatuur en de politieke verantwoordelijkheid van de auteur.’ De reeks werd ten slotte afgerond met een lezing van de heer E. Braches over ‘R.N. Roland Holst en de waterlelies.’ De vergaderingen werden bezocht door achtereenvolgens 40, 45, 60, 175, 125 en 20 leden en gasten. |
|