de Merwede, F. Focquenbroch, J.A. van der Goes, Jan Vos, R. Feitama, L. Rotgans, P. Langendijk, Justus van Effen, H.K. Poot, enz.
b. uitgaven van het werk van neolatinisten: Janus Dousa, Daniel Heinsius, Johan van Broekhuizen, enz.
c. uitgave van werken van Aagje Wolff en Betje Deken, Jacob Geel, C. Busken Huet, A.L.G. Bosboom Toussaint, Frank van der Goes, Allard Pierson, Willem Kloos, Lodewijk van Deyssel, Jacobus van Looy, Albert Verwey, Frans Coenen, Frans Erens, enz.
d. bibliografieën van Bredero, Vondel, Cats enz. op basis van de zgn. New Bibliography.
Voor de uitwerking van dit programma binnen een termijn van enkele decennia zal zich een groot aantal beoefenaren van de neerlandistiek moeten inzetten. Tot de taak van het bureau zal dan ook tevens moeten behoren het stimuleren en coördineren van alle vergelijkbare initiatieven.
Dit bureau zal, naar ons oordeel, uiteindelijk dienen te bestaan uit vijf wetenschappelijke medewerkers, twee of drie, vooral op bibliografisch gebied geschoolde, middelbare krachten en 1 of 2 typekrachten. Om met de uitvoering van het hierboven genoemde programma in 1971 op een behoorlijke wijze te kunnen beginnen is het wenselijk dat in dit jaar reeds worden aangesteld:
a. een wetenschappelijk medewerker voor de ordening en inventarisering van de handschriftencollecties van onze Maatschappij en voor het bijwerken van het apparaat van de reeds genoemde Bibliotheca Neerlandica Manuscripta.
b. twee wetenschappelijke medewerkers en een bibliografisch geschoolde middelbare kracht voor de verzorging van wetenschappelijke tekstuitgaven.
De medewerkers van het bureau zullen kunnen worden gehuisvest in de Universiteitsbibliotheek te Leiden, waar zich het archief van de Maatschappij alsmede de reeds eerder genoemde Bibliotheca Neerlandica Manuscripta bevinden. Bovendien kan daar rechtstreeks over een belangrijke collectie wetenschappelijke literatuur worden beschikt.
Wij zijn van oordeel dat de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde als oudste en centrale instelling op het gebied van de Nederlandse letterkunde de aangewezen instelling is om een dergelijk bureau te beheren. (Vanzelfsprekend zal daarbij nauw samengewerkt moeten worden met andere instellingen die op dit gebied werkzaam zijn, zoals o.a. de Stichting ‘Onze Oude Letteren’ en het ‘Letterkundig Museum en Documentatiecentrum’). In het vertrouwen dat U overtuigd bent van de noodzakelijkheid van een dergelijk bureau en dat U onze opvatting over het beheer er van kunt delen, verzoeken wij U ons in staat te stellen een dergelijk wetenschappelijk bureau in te richten en ons de middelen te willen verschaffen, die nodig zijn om de voor 1971 genoemde krachten te kunnen aanstellen. Dat wij te allen tijde bereid zijn dit verzoek mondeling toe te lichten behoeft geen betoog.
Met de meeste hoogachting, namens het bestuur, (w.g.) H.A. Gomperts, voorzitter Dirk de Jong, secretaris