Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1962
(1962)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 199]
| |
II. Verslag van de secretarisaant.Het aantal gewone leden bedroeg op 1 juni 1962 1018, waarvan 254 buitenlandse. Sedert de vorige jaarvergadering ontvielen ons door de dood 23 leden, terwijl 7 leden in de loop van het jaar hebben bedankt, t.w. F. van den Borne O.F.M., J. Th. Mol, M. Roelants, P.J. Schoeman, A.J. Scholte, R.E.J. Weber en W.F. Wertheim. De heren P. Geyl en H.F.W. Jeltes, die resp. in 1958 en 1960 hadden bedankt, gaven de wens te kennen weer als lid toe te treden. De 22 nieuwe leden door de jaarvergadering van 14 juli 1961 gekozen hebben allen hun benoeming aanvaard. Krachtens art. 15 der Wet heeft het bestuur in het afgelopen verenigingsjaar 14 leden benoemd, t.w. Mevr. Post-Beukens en de heren Van den Driessche, Gezelle Meerburg, Hart, Hummelen, Jacobsen, Van Leeuwen, Le Grand, Niehoff, Prinz, Van Ravesteyn, Reerink, Riewald en De Smet. De heer Van den Driessche heeft gemeend in verband met zijn gezondheidstoestand deze benoeming niet te moeten aanvaarden. Volgens het besluit van de jaarvergadering van 14 juli hebben de heren De Groot en Zaalberg de plaats ingenomen van de aftredende bestuursleden Bomhoff en Kamphuis. De heer F.K.H. Kossmann werd door de jaarvergadering tot voorzitter gekozen, de heer Van Wessem nam het vice-voorzitterschap op zich. Het bestuur benoemde de heer De Groot tot bibliothecaris, de heer Boeren tot plaatsvervangend bibliothecaris en de heer Ploeger tot vertegenwoordiger van de Maatschappij in Zuid-Afrika. Met het oog op een eventuele herziening van de beleggings-politiek der Maatschappij, waarvoor de wijziging van art. 73/1 der Wet door de jaarvergadering van 14 juli aanvaard, ruimte heeft geschapen, werd door het bestuur een adviescommissie voor kapitaalbelegging ingesteld. De heren Brevet en Huffnagel werden bereid gevonden daarin met de penningmeester zitting te nemen. Tot opvolger van de heer Minderaa als vertegenwoordiger van de Maatschappij in het bestuur van de Stichting ter bevordering van de vertaling van Nederlands letterkundig werk benoemde het bestuur de heer Brandt Corstius. Dank zij het door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen verleende subsidie van ƒ 15000.- konden verscheiden begrotingsposten, inz. die voor de bibliotheek, worden verhoogd en op advies van de Commissie voor de Uitgave van Geschriften steun worden verleend aan de firma Brill voor de uitgave van Dr. Boeren's studie over ‘Hade- | |
[pagina 200]
| |
wijch en Heer Hendrik van Breda’ en de voorgenomen uitgave te bezorgen door Prof. Heeroma van enkele fragmenten van een onbekende middelnederlandse roman ‘Florigout’ en aan de firma Tjeenk Willink te Zwolle ten behoeve van de reeds in het vorige jaarverslag aangekondigde Cats-bundel. De toen eveneens vermelde uitgaven van ‘De Staat van Londen’ en ‘Partinoples’ zagen inmiddels reeds het licht. De maandelijkse vergaderingen werden ook dit jaar weer alle in het Snouck Hurgronjehuis gehouden. De januarivergadering kon wegens plotselinge verhindering van de spreker geen doorgang vinden. Afgezien van de aprilvergadering, die in verband met de Goede Vrijdag werd geplaatst op de voorafgaande donderdag, vonden alle vergaderingen plaats op de derde vrijdag van de maand. Vijf vergaderingen werden door de voorzitter, twee door de vice-voorzitter geleid. Het aantal bezoekers varieerde van 14 tot 24 met een gemiddelde van 19. Sprekers waren C. Rijnsdorp over ‘Een schilderij, een muziekfragment en een gedichtje als uitgangspunt voor een beschouwing over kunst’, Jan Walravens over ‘De jongste Vlaamse literatuur’, Dr. N. van der Zijpp over ‘Betrekkingen tussen de Nederlandse en de Zwitserse Doopsgezinden in de 17e en 18e eeuw’, Dr. F. Noske over ‘Vondel in de muziek van zijn tijd’, Prof. Dr. A.A. Weijnen over ‘De ontronding’, Mevr. Dr. J.M. Willeumier-Schalij over ‘Bronnen voor de kennis van het middeleeuwse gezinsleven en hun problematische waarde’ en Dr. G.W. Huygens over ‘Een onbekend hoofdstuk uit het leven van Tollens’. Van de activiteiten der Maatschappij naar buiten in het afgelopen verenigingsjaar verdient opzettelijke vermelding de toekenning, thans voor de tweede maal, van de Prijs der Kritiek, in samenwerking met de Commissie voor de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek, aan Kees Fens in de Ridderzaal van het Muiderslot op woensdag 4 april 1962. Het rapport van de jury, bestaande uit drie door het bestuur aangewezen leden, t.w. Dr. W.J.C. Buitendijk, H.A. Gomperts en Gabriël Smit, is als bijlage bij de beschrijvingsbrief afgedrukt. De traditie getrouw nam de voorzitter weer zitting in het Comité ter voorbereiding van de Boekenweek. Voorzitter en secretaris vertegenwoordigden de Maatschappij op het 35ste Nederlandse Congres te Vlaardingen op 30 september 1961. In dezelfde kwaliteit was de voorzitter aanwezig bij de opening van de Slauerhoff-tentoonstelling te Haarlem op 5 oktober 1961 en bij de uitreiking van de prijzen van de | |
[pagina 201]
| |
Jan Campert-stichting te 's-Gravenhage op 8 december 1961. De secretaris vertegenwoordigde de Maatschappij bij de herdenking van het tienjarig bestaan van de Nederlandse Televisiestichting te Hilversum op 2 oktober, van het 40-jarig bestaan van de Internationale P.E.N. te Amsterdam op 14 oktober (tezamen met de voorzitter), het 15-jarig bestaan van de Nederlandse Federatie van Beroepsverenigingen van Kunstenaars te Amsterdam op 21 oktober en de Marnix-herdenking te 's-Gravenhage op 29 december 1961. De heer Moormann was aanwezig bij de opening van de Pierre-Kemptentoonstelling te Maastricht op 1 december 1961. Secretaris en bibliothecaris vertegenwoordigden de Maatschappij bij de uitreiking van de P.C. Hooftprijs aan ons medelid Mr. Keuls in de ridderzaal van het Muiderslot op 21 mei 1962. Het contact met de Noordelijke en de Zuidoostelijke afdeling was dit jaar evenals het vorige door de regelmatige aanwezigheid van de vertegenwoordigers van deze afdelingen op de bestuursvergaderingen zeer levendig. Wat onze betrekkingen met Zuid-Afrika aangaat, de vrees waaraan in het vorige jaarverslag reeds uiting was gegeven, is helaas niet ongegrond gebleken. Na zeer vele jaren van actief lidmaatschap, is onze door de jaarvergadering van 1954 tot erelid benoemde vertegenwoordiger Fr. Oudschans Dentz in juli van het vorige jaar overleden. Zijn warme belangstelling voor de Maatschappij tot de laatste dag van zijn leven, zijn onvermoeibare activiteit in zaken, die aan zijn zorgen waren toevertrouwd, zullen bij het bestuur in dankbare herinnering voortleven. Intussen is de samenwerking met zijn opvolger, Dr. Jan Ploeger, sinds hij door het bestuur de gewenste volmacht had gekregen om in alle rechten van zijn voorganger te treden, reeds niet minder intens en hartelijk geweest. Met de beste verwachtingen voor de toekomst kan de Maatschappij bij de handhaving van haar tradities, waar de dragers daarvan wisselen, zoals het afgelopen jaar met zijn vele mutaties heeft bewezen, het nieuwe verenigingsjaar ingaan. |
|