Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1958
(1958)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
Verslagen | |
[pagina 111]
| |
Verslag van de jaarvergadering te Leiden 12 juli 1958De beschrijvingsbrief luidde:
Leiden, juni 1958 M.
Het Bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde nodigt U uit tot het bijwonen van de jaarvergadering op
zaterdag de 12de juli 1958 te Leiden in het Academiegebouw, Zaal XI, Rapenburg 73. Aanvang 10.30 uur
De orde der werkzaamheden is als volgt: I. Opening van de vergadering door de voorzitter, de heer Dr A.C. Bouman. II. Verslag van de staat der Maatschappij en van haar belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het jaar 1957/1958. III. Verslag van de staat der Afdeling voor de drie Noordelijke Provinciën gedurende hetzelfde tijdsverloop. IV. Verslag van de staat der Afdeling voor de Zuid-Oostelijke Provinciën gedurende hetzelfde tijdsverloop. V. Verslag van de staat der bibliotheek gedurende hetzelfde tijdsverloop. VI. Verslag omtrent de rekening en verantwoording van de penningmeester. VII. Overzicht van de verslagen der vaste commissies. VIII. Bekendmaking van de uitslag der stemming over de te benoemen leden (zie bijlagen). Ieder gewoon lid is gerechtigd, zijn stem uit te brengen omtrent de vraag welke leden worden benoemd. Zij die van dat recht gebruik maken, zorgen dat het hun nevens de candidatenlijst toegezonden stembiljet, duidelijk ingevuld en met hun naam ondertekend, uiterlijk 24 uur voor de aanvang der jaarvergadering is ingekomen bij de secretaris op straffe van nietigheid van het betreffende stembiljet. Een in de voorafgaande maandvergadering te benoemen commissie van leden maakt de uitslag der stemming de avond tevoren op, en deelt die aan de vergadering mede (art. 9 der Wet). IX. Stemming over de toekenning van de prijs van aanmoediging, genaamd Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs, voor de periode 1957/58 (zie bijlage). Noenmaal in Café-Restaurant ‘De Doelen’, Rapenburg 2. X. Voordracht door Guillaume van der Graft over:
DICHTERSCHAP IN SPREEKTAAL
XI. Vaststelling van de jaarlijkse bijdrage (art. 13 der Wet). Het Bestuur stelt voor deze te handhaven op ƒ 12.50. XII. Verkiezing van drie bestuursleden (art. 24 der Wet; zie het bijgevoegde stembiljet). | |
[pagina 112]
| |
XIII. Verkiezing van leden in vaste commissies (art. 53 der Wet; zie het bijgevoegde stembiljet). XIV. Voorstel van het bestuur tot dispensatie van art. 60/3 der Wet (zie onderGa naar voetnoot1). XV. Verkiezing van een voorzitter. XVI. Rondvraag. Aanwezig zijn 76 leden.
Na de gebruikelijke kop koffie opent de voorzitter Dr A.C. Bouman te 10.50 uur de vergadering. Hij heet de aanwezigen, inz. Mej. Dr A. de Villiers uit Stellenborch, hartelijk welkom en herdenkt vervolgens de 26 leden, die in het afgelopen verenigingsjaar zijn overleden, t.w. Dr C.M.v.d. Heever, Dr A. Welcker, Mevr. M.C.v. Zeggelen, Dr C.J. Guibal, Dr K.L. Bellon, Mevr. J.M. Selleger-Elout, Dr. H.J. Smit, Sir William A. Craigie, Mevr. M. Scharten-Antink, Dr. J. de Zwaan, Dr. H.E. Greve, Dr. C.H. Lambermond O.P., Jkhr. Mr. Dr. A.B.G.M. van Rijckevorsel, R.W. Lee, Dr. J. Lindeboom, R.A. Kern, Dr. L.W.A.M. Lasonder, W.G.v.d. Tak, Dr. G.G. Cillié, Mr. A. Kluyskens, O.L. Helfrich, A.C.J. Commissaris, Dr. J. van Mierlo S.J., Dr. K. Jaberg, A. Herckenrath, H. Mayer. Daarop brengt hij dank aan de Curatoren der Leidse Universiteit voor de geboden gastvrijheid, aan zijn medebestuursleden, de leden der vaste commissies, die der speciale ‘vernieuwingscommissie’, de sprekers der maandvergaderingen en hun toehoorders. Voor de vernieuwingsgedachten, die in het afgelopen jaar bij het bestuur zijn gerezen, verwijst de voorzitter naar het verslag van de secretaris. Alleen wenst hij nog eens opzettelijk de aandacht te vestigen op de moeilijkheden, die daarbij worden ondervonden voortspruitende uit de weinig rooskleurige financiële toestand van de Maatschappij. Hij meent, dat de culturele taak, die de Maatschappij verricht, haar recht geeft op een meer dan stiefmoederlijke bedeling van de zijde der officiële instanties. De vrees, dat zij anders een oude mythe zal worden, geeft hem aanleiding over te gaan tot zijn voordracht
Literatuur en mythe (zie blz. 3). |
|